PDA

Bekijk de volledige versie : God in de mond


Barst
11th October 2008, 02:55
God in de mond


Twee van de interessantste recente boeken over religie zijn geschreven door een ongelovige en door een atheïst.


Er wordt een hoop onzin verteld over religie. Dat het geloof opnieuw in de lift zit, bijvoorbeeld. Of dat religies levensgevaarlijk zijn en best zoveel mogelijk bestreden worden. Vooral in de Angelsaksische wereld schieten belangrijke denkers geregeld met scherp.

Ook Guus Kuijer, veelbekroond Nederlands jeugdschrijver, spaart zijn kritiek op de grote godsdiensten niet, maar voor een radicale afrekening moet je bij hem niet zijn. Eerder schreef hij al Hoe een klein rotgodje God vermoordde, waarin hij religieuze onverdraagzaamheid hekelde, en Het doden van een mens, waarin hij uitlegde waarom traditionele kerken niet langer aanslaan in het Westen.

Nu is er Waarom kinderen wel cowboytje, maar nooit jezusje of mohammedje spelen. Achter deze intrigerende vraag schuilt een nauwelijks 37 pagina's tellend pamflet waarin hij de achterhaalde ethiek aan de kaak stelt van het christendom en de islam (want er is nauwelijks verschil tussen die twee, of het moest het verbod op het drinken van alcohol zijn).

Kuijer schetst haarscherp het gevoel dat zowat elk kind heeft dat christelijk is opgevoed: de kerk is doodvervelend, maar de verhalen uit de Bijbel zijn best spannend. Tenminste tot Jezus ten tonele verschijnt. Wat een saaie piet is dat. 'Zo'n man die alles altijd beter weet dan anderen, die geen vrienden heeft, maar leerlingen, zo'n keurige man die nooit eens iets stouts doet.' En dan zijn dood. Waarom was hij niet gevlucht? 'De mogelijkheid om te vluchten was er, maar nee, hij gaat bidden, zelfs zo langdurig dat zijn leerlingen erbij in slaap vallen. Dat is toch een ondraaglijk verhaal.'


Barmhartigheid

Tot zover Kuijers tongue in cheek-kritiek. Maar Kuijer gaat verder, want hij heeft fundamentele bezwaren bij het kernverhaal van het christendom. Centraal in het verhaal over de kruisdood van Jezus staat immers de gedachte dat het de wil van God was dat Jezus de marteldood moest sterven. 'Zijn wil geschiede.' Dat maakt het verhaal zo gevaarlijk, vindt Kuijer. 'God de Vader heeft het recht niet zijn zoon te geven, net zomin als meneer Jansen dat mag. Het is een gevaarlijke opvatting die we moeten bestrijden.'

Maar Jezus' dood was voor het goede doel, zegt de kerk. Immers, daardoor zijn wij, onschuldige mensen, verlost van de erfzonde. De gedachte is dus: de een zijn marteldood, is de ander zijn brood. De ethiek die in die gedachte ligt, is volkomen gedateerd, vindt Kuijer. 'Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die mij op bevredigende wijze heeft kunnen uitleggen waarom een almachtige God niet in staat is tot vergeving zonder eerst een gruweldaad te ensceneren.'

Kuijer is er ook van overtuigd dat de geloofsafval alleen maar zal toenemen. De zogenaamde heropleving van religies, vindt hij schijn. 'Het is een opleving van het politieke misbruik van religies.'

Toch stemt dat de ongelovige Kuijer niet hoopvol. Want zowel de Bijbel als de Koran is ook het resultaat van het verlangen naar een rechtvaardige wereld. Kuijer weigert uitsluitend negatief te zijn over het geloof. 'Ik ben niet geïnteresseerd in God, maar in mensen. Sommige mensen geloven, en dus ben ik ook geïnteresseerd in gelovige mensen. Mijn vraag is niet of God al dan niet bestaat, mijn vraag is wat gelovige mensen bedoelen als zij het woord God in de mond nemen.'

Hij erkent: 'Ik denk dat aardige mensen door de eeuwen heen met het woord God hun verlangen naar een betere wereld hebben bedoeld'. De speciale bijdrage van het christendom, het jodendom en de islam in die zoektocht is de introductie van het begrip barmhartigheid. 'Deze drie godsdiensten kwamen tot het inzicht dat de wet zonder barmhartigheid geen recht oplevert. Voor dit belangrijke inzicht moeten we de grote religieuze denkers dankbaar zijn'. Helaas, voegt hij eraan toe, zijn niet alle gelovigen aardige mensen. Het versteende, dogmatische geloof bestaat ook. 'Alleen mogen aardige mensen, of ze nu gelovig zijn of niet, zich niet laten scheiden door deze dogmatische muren en moeten ze samen over God blijven praten.'


Noch nul

Diezelfde ideeën - de kern van een religie zoals het christendom is waardevol; gelovigen en ongelovigen hebben meer gemeen dan ze soms denken - is ook terug te vinden bij André Comte-Sponville, bekend Frans filosoof en consequent atheïst. In zijn boek De geest van het atheïsme werpt Comte-Sponville drie kleppers van vragen op. Kunnen we het zonder religie stellen? Bestaat God? En: welke spiritualiteit voor atheïsten?

Op de eerste vraag is het antwoord duidelijk: 'Er zijn mensen - ik ben er een van - die heel goed zonder kunnen.' Hij voegt er meteen aan toe: dat betekent niet dat iedereen het kan of moet. Atheïsme is immers geen plicht of een noodzakelijkheid. Net zomin als religie dat is.

Het boek van Comte-Sponville past in de rij van recente en belangrijke atheïstische boeken (Dawkins, Dennett, Harris, Hitchins) en tegelijk is het een totaal ander boek. De Angelsaksische schrijvers hangen in hoge mate een negatief beeld op van elke vorm van religie. Bij Comte-Sponville is dat niet het geval.

Integendeel zelfs. Voor hem zijn er niet zoveel verschillen tussen een gelovige en een atheïst. 'Ik ben in de belangrijkste jaren van mijn leven - de kindertijd en de adolescentie - gelovig geweest. Ik heb achteraf het verschil kunnen afmeten. Het is noch totaal, noch nul.' Comte-Sponville maakt ook komaf met de mythe dat er grote verschillen zijn in de moraal tussen gelovigen en niet-gelovigen. 'Omdat je je geloof hebt verloren, ga je niet opeens je vrienden verraden, stelen en verkrachten, vermoorden en martelen.' Hij gelooft dan ook helemaal niets van het beroemde zinnetje van Dostojevski: 'Als God niet bestaat, is alles toegelaten.' 'Welnee, ik veroorloof me immers niet alles. De moraal is autonoom, of hij is niet.'


Zweven

Wat dan met die verschillende meningen over abortus, voorbehoedmiddelen en homoseksualiteit? Dat zijn in de ogen van Comte-Sponville geen morele problemen, maar theologische. Zo belangrijk zijn die vraagstukken nu ook weer niet. 'Ten aanzien van alle belangrijke morele vraagstukken verandert, behalve voor integristen, wel of niet geloven in God niets essentieel. Of je nu wel of niet een religie hebt, het ontslaat je niet van de verplichting de ander, diens leven en vrijheid te eerbiedigen.' Op dat vlak is Comte-Sponville veel coulanter dan Kuijer, die de kerk haar negatieve houding tegenover homoseksualiteit veel kwalijker neemt.

Comte-Sponville voelt zich nog altijd sterk verwant met het christendom. 'Ik voel me slechts door drie dagen van jullie christenen gescheiden - de drie dagen die, volgens de overlevering, van Goede Vrijdag tot Pasen lopen. Voor de trouwe atheïst die ik probeer te zijn, is een groot deel van het evangelie nog steeds waardevol. Alleen ben ik geen fan van de wonderen.' Hij geeft toe dat die drie dagen redelijk essentieel zijn voor de gelovigen. Maar, vraagt hij zich af: 'Zou het redelijk zijn meer belang te hechten aan die drie dagen die ons van elkaar scheiden, dan aan de voorafgaande 33 jaar die ons, althans wat de menselijke inhoud betreft, met elkaar verenigen?'

In het laatste deel van het boek gaat Comte-Sponville op zoek naar een spiritualiteit voor de bewuste atheïst. Want men kan het als atheïst wel stellen zonder religie, maar niet zonder samenhorigheid, trouw, liefde en spiritualiteit. Waarom die dan nodig is? 'Dat ik atheïst ben, wil niet zeggen dat ik de ziel uit mezelf kan wegsnijden.' Bovendien is de geest (de spiritualiteit) te belangrijk om aan priesters, mollahs en spiritualisten over te laten. Welk soort spiritualiteit is dat dan? Een spiritualiteit die eerder op trouw dan op geloof berust, op handelen eerder dan op hoop en meer op liefde dan op vrees en onderwerping.

Als hij die spiritualiteit verder wil duiden, komen begrippen naar voren als 'volheid', 'eenvoud', 'sereniteit', 'aanvaarding'... en wordt zijn betoog redelijk zweverig. Maar dat neemt niet weg dat zijn scherpe analyse over hoe klein het verschil tussen gelovigen en ongelovigen in wezen is, overeind blijft.

GUUS KUIJER
Waarom kinderen wel cowboytje maar nooit jezusje of mohammedje spelen.
Querido, 37 blz.
ANDRE COMTE-SPONVILLE
De geest van het atheïsme.
Atlas, 189 blz.


DSL, 10-10-2008 (Dominique Minten)