PDA

Bekijk de volledige versie : Eén kind op drie krijgt bijles


Barst
1st September 2008, 01:04
Eén kind op drie krijgt bijles


BRUSSEL - Opvallend is dat bijna evenveel kinderen buiten als binnen de school bijles krijgen. Dure bijleskantoren en logopedisten profiteren daarvan. Zij springen steeds vaker bij 'daar waar de scholen handen te kort komen'.


Meer dan één op de drie leerlingen tussen 10 en 15 jaar heeft al bijles gekregen. Een wezenlijk verschil tussen kinderen in het lager en het secundair onderwijs is er niet. Maar binnen het secundair onderwijs zijn er wel grote verschillen. Zo krijgen leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs veel meer bijles dan leerlingen uit het ASO. Ook leerlingen die al eens een jaar zijn blijven zitten, krijgen dubbel zo vaak bijles.

Dat blijkt allemaal uit een enquête van TNS Media in opdracht van De Standaard bij een 1.000-tal gezinnen in Vlaanderen.

Opvallend is dat bijna evenveel leerlingen buiten de school (17 procent) als binnen de school (19 procent) bijles volgen. Dat komt omdat de leerkracht die over de middag of na schooltijd nog tijd vrijmaakt om zijn leerlingen extra les te geven, een uitstervend ras is. Vooral de jonge generatie van leerkrachten wil daarvoor geen tijd meer opofferen.

Dat is althans wat de private bijleskantoren zeggen. Die schieten in Vlaanderen als paddenstoelen uit de grond. Zij deinzen er ook niet voor terug om hun diensten in de scholen aan de man te proberen brengen. 'Wij zijn geen concurrentie, maar zijn complementair. We springen de scholen en de leerkrachten bij daar waar zij steeds vaker handen te kort komen', zeggen de bedrijven.

Die complementariteit heeft wel haar prijs. Bovendien geven de bedrijven niet alleen enkele uren bijles - vaak een basispakket van 20 of 30 uur - maar geven ze ook steeds vaker huiswerkbegeleiding het hele jaar door.

'Steeds meer gezinnen, vooral kapitaalkrachtige tweeverdieners, verlangen dat er om 17 uur iemand aan de deur staat om hun zoon of dochter op te vangen en bij het huiswerk te begeleiden.'

Nog een 'boomende' markt is die van de logopedisten, die de kinderen niet alleen voor dyslexie (lezen), dyscalculie (rekenen) of dysorthografie (schrijven) behandelen, maar ook 'andere taken' uitvoeren. Dat bevestigt Pol De Meyere, de voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Logopedisten (VVL). 'Maar dat is niet de bedoeling', zegt hij. 'Wij roepen onze leden op om binnen de grenzen te blijven van de terugbetaalde behandelingen.'

Dat kinderen steeds vaker continu huiswerkbegeleiding krijgen, komt onder meer omdat ouders veel belang hechten aan huiswerk. Zo zijn negen op de tien ondervraagde ouders ervan overtuigd dat hun kind huiswerk moet krijgen, al hoeft dat niet elke dag te zijn. Slechts 7 procent wil huiswerk afschaffen.

De helft van de ouders vindt nog dat zijn kind meer moet werken dan zijzelf vroeger. Vier op de tien ouders vinden ook dat hun zoon of dochter té hard moet werken voor school, al denkt nog altijd een meerderheid van niet.

Kortom: het is maar logisch dat onze kinderen meer werken, anders komen ze er niet, lijken de meeste ouders te denken.


Blog DS, 01-09-2008 (Yves Delepeleire)

Barst
1st September 2008, 13:02
Zorgzame samenleving?


DE HAAN - Dat één op de vier leerlingen te kampen heeft met leerstoornissen, zou kunnen wijzen op een zorgzame samenleving, waarin problemen veel beter dan vroeger worden opgespoord en aangepakt. Maar het tegenovergestelde lijkt me waarschijnlijker: het labellen werkt de onverschilligheid in de hand. Kleef ieder 'probleemgeval' een etiket op het voorhoofd en je kunt opgelucht ademhalen: het ligt niet aan ons, het 'geval' wordt bepaald door erfelijkheid of door de biochemie van het menselijk lichaam en dan moet het worden opgelost met medicatie.


Dat psychologiseren en medicaliseren is typisch voor deze tijd. De zorg verschuift van de evidente, spontane zorgverleners (ouders, de 'peer group') naar de specialisten. Natuurlijke processen worden geprofessionaliseerd. En voor iedere kwaal bestaat er een ander pilletje of poedertje, geen wonder dat wij Belgen koplopers zijn inzake medicijnenverbruik. Maar de medicalisering helpt niet altijd, denk maar aan het aantal pogingen tot zelfdoding bij jongeren, waar België ook koploper in is.

Het zou de taak van de opvoeders al wat verlichten als enigszins afwijkende gedragsvormen niet meteen als hinderlijk of ziekelijk werden gekwalificeerd. Een kind dat zich wat zonderling gedraagt, is daarom nog niet geestesziek of gestoord. De norm van normaliteit is vaak willekeurig, en afwijkend gedrag kan juist borg staan voor veelkleurigheid, voor rijkdom door verscheidenheid. Geef jongeren de kans om zichzelf te zijn of om naar zichzelf op zoek te gaan: een etiket is vaak louter stigmatisering, een pedagogische variant op de Jodenster.

Als een kwart van de klas aandachtstoornissen heeft, dan schort er wellicht iets met de lessen of met het leefpatroon van de leerlingen: oververmoeide, gestresseerde kinderen kunnen nu eenmaal niet aandachtig zijn op school. De oorzaken liggen in dat geval buiten de schoolmuren, zoals heel wat gezinsconflicten hun oorsprong buiten het gezin vinden.

Geborgenheid kan niet zonder aanwezigheid, niet alleen fysieke maar ook mentale nabijheid. Een zorgzame samenleving is een tragere samenleving: wie gehaast is, kan geen echte aandacht schenken. Kinderen hebben geen vluchtige aanraking nodig, maar een stevige knuffel of een langdurige blik op hun werk of spel.

Elke samenleving heeft de kinderen die ze verdient, iedere generatie is de maker van de volgende: kinderen apen na of doen uit protest het tegenovergestelde van hun ouders.

Dat is het avontuurlijke van elke opvoeding: een kind is geen voorspelbaar af te stellen machine, maar een avonturenboek waaraan je dagelijks moet schrijven. Zonder tijd en aandacht doe je dit boeiende boek niet eens open, laat staan dat je naleest wat je er eerder in hebt geschreven.


Lezersbrief Staf De Wilde, De Haan, DS, 01-09-2008