PDA

Bekijk de volledige versie : ’In de cel is boeddhisme heel bruikbaar’


Barst
23rd August 2008, 00:34
’In de cel is boeddhisme heel bruikbaar’


Meditatie blijkt een effectieve manier om je fouten in te zien en je leven te beteren. En dat is wel zo welkom als je voor een delict achter slot en grendel zit, vindt Caroline Hissink, een van de drie boeddhistische geestelijke verzorgers in Nederland. Alleen, de officiële erkenning door Justitie ontbreekt.


Caroline Hissink is altijd blij als ze weer buiten staat, buiten de hekken van de gevangenis. Niet dat ze zich onveilig voelt; voor noodgevallen heeft ze een pieper op zak. Maar het is de benauwdheid binnen die zo beklemmend aanvoelt. Het ruikt er muf, soms naar voedsel, dan weer naar schoonmaakmiddelen of – bij warm weer – naar mannenzweet.

De kleuren zijn sober, het eten is sober. Het is er een doolhof. Gangen zijn vals plat, zodat je je ineens op een andere verdieping kunt bevinden, die er precies hetzelfde uitziet als de vorige. Door die constructie raak je gedesoriënteerd. Het contact met de buitenwereld is minimaal, want de tarieven op de telefoonkaarten zijn hoog en enige privacy bij het bellen is er niet.

Caroline Hissink ervaart de tragiek en de eenzaamheid in gevangenissen dagelijks in haar werk als boeddhistische geestelijke verzorger (gv’er). Zij is een van de drie boeddhistische gv’ers in Nederland. Met zijn drieën bezoeken ze sinds 2004 meer dan dertig gevangenissen in Nederland.

Wat doet het met mensen als ze van het ene moment op het andere achter de hekken zitten? Die vraag fascineert Hissink. „Het is zo schokkend. Eerst staan ze midden in een jachtig leven, waarin ze moeten dealen, geld moeten hebben. De volgende seconde zitten ze voor vijftien jaar binnen en is hun leven geruïneerd. Pats-boem, achter een deur. In hun eentje, zonder prikkels van buiten. Ik geef het je te doen. Daar, achter die deur, worden ze geconfronteerd met het gegeven dat ze te ver zijn gegaan. Ze worden helemaal gek van zichzelf.”

„Vaak dachten deze mensen dat ze wel door konden gaan met hun gedrag”, zegt Hissink. „Dat toch niemand het zag, dat niemand het wist. Je ziet dat bij verkrachters, geweldplegers en pedofielen. Maar je bent nooit in je eentje. Je bent altijd afhankelijk van je omgeving. Alles wat je doet, heeft gevolgen.”

Het teruggeworpen worden op jezelf en de keuze om met jezelf aan de slag te gaan, is volgens Hissink een boeddhistische principe dat in de gevangenis heel bruikbaar kan zijn.

Het boeddhisme is dan wel een jonkie in het Nederlandse gevangeniswerk, maar volgens Hissink biedt het al zichtbaar resultaten. Ze heeft gevangenen zien veranderen door meditatie. Twee gevangenen namen toevlucht, wat te vergelijken is met een protestant die belijdenis doet. Bij toevlucht nemen, beloof je in bijzijn van een boeddhistisch leraar dat je altijd je toevlucht zult nemen tot Boeddha, dharma (leer) en Sangha (gemeenschap). Je spreekt de intentie uit dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden.

Gevangenen die een serieus gesprek met een boeddhistische gv’er aanvragen, zijn meestal niet religieus of gefrustreerd over religie. Ze zoeken vooral naar rust.
Hoe helpt mediteren daarbij? „Ook andere religies werken met de maatstaf: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”, zegt Caroline Hissink.

„Maar bij het boeddhisme krijg je met meditatie een instrument in handen dat evenwicht brengt in lichaam en geest. Iedereen heeft een Boeddhanatuur die van nature goed is, geloven wij. Die natuur is bedekt met ruis. Vergelijk het met wolken voor de zon. Daardoor zien we de wereld versluierd. Meditatie helpt je om je te richten op die zon en je te realiseren dat wolken altijd zullen blijven komen en gaan. Praten over schuld en geweten zoals in het protestantisme doen boeddhisten dus niet.”

Door meditatie, zegt Hissink, worden mensen zich bewust van hun gedrag. „Dan zien ze in dat al dat jagen niets brengt, dat het plegen van die overval geweldig leek, maar onschuldige mensen beschadigde. Door je dat te realiseren vóórdat je iets doet en alternatief gedrag te kiezen, komt er rust en berusting.”

Als gevangenen dat bereiken, is Hissink heel tevreden, maar die succesverhalen zijn nog schaars. En de meeste verzoeken die de geestelijk verzorger krijgt, hebben niets met boeddhisme te maken. Gedetineerden beogen vaak slechts een gezellig gesprekje of ze hopen iets te krijgen, bijvoorbeeld een boeddhabeeldje. Of ze hebben behoefte aan een luisterend oor in die geïsoleerde omgeving waarin alleen de hoogstnoodzakelijke psychische en medische begeleiding aanwezig is.

„Ze zijn vaak zo geobsedeerd door hun situatie dat ik ze eerst laat uitpraten”, zegt Hissink. „Soms heb ik het gevoel dat mensen voor het eerst echt met iemand praten over wat hen bezighoudt. Ze zijn niet gewend om persoonlijke aandacht te krijgen. Soms beginnen ze te giechelen. Een keer had ik een gesprek met een jongen die begon te schokken. Dat was heel zielig. Later zei hij dat hij nog nooit zo met iemand had zitten praten.”

Omgaan met mensen van wie anderen slechts kennis nemen via de media, heeft invloed gehad op Hissinks mensbeeld. „Achter elk mens zitten zoveel verhalen die wij niet kennen. Misbruik, mishandeling. Als je die verhalen hoort maakt dat je voorzichtig in je oordeel over criminaliteit. Als ik je vertel van een gevangene die werd geboren uit twee verslaafde ouders van zestien en zeventien jaar, dan kun je wel raden dat zijn leven niet normaal verlopen is. Ook hij is verslaafd en kreeg jong een kind. Hij weet niet eens waar het is. Dan hoop ik dat ik zo’n persoon even wat vrolijker kan stemmen.”

Het werk in de gevangenis is mooi – ’mensen zijn altijd blij je te zien’- , maar zwaar, is Hissinks ervaring. Het boeddhisme heeft zich volgens haar in het Westen ontwikkeld tot een intellectuele levensvisie. Dat staat vaak in schril contrast met de lage ontwikkeling van gevangenen uit milieus waarin goed omgaan met anderen geen prioriteit was, waar het, zegt Hissink, „normaal is om iemand die op je tenen staat een mep te verkopen.”

Hissink en haar collega’s hebben ’eerlijk gezegd best vaak’ het gevoel dat hun werk paarlen voor de zwijnen werpen is. „Soms denk ik: wéér zo’n getatoeëerde man die iets van me wil en die toch niet wil veranderen. Dan moet je toch doorzetten. Soms komt de intentie toch, soms stopt de begeleiding. Maar ik heb ook een groep tbs’ers die ik al jaren maandelijks zie en boeken mee lees.”

De meerwaarde van boeddhisme in de gevangenis verklaart Hissink vanuit de waarde die het boeddhisme is haar eigen leven had. „Het heeft mij zo’n kracht gegeven.”


Boeddhistische gv’ers zoeken erkenning én een eigen opleiding

Een gevangene die een geestelijke verzorger wil spreken, kan kiezen uit een predikant, priester, rabbijn, imam, humanist of iemand ’anders’. Onder ’anders’ vallen de boeddhisten. Dat moet je als gevangene maar net weten. Langzaamaan worden boeddhistische geestelijk verzorgers (gv’ers) zichtbaarder in de gevangenis en groeit de vraag naar hun spirituele ondersteuning.

Aanbod genoeg. Inmiddels heeft gv’er Caroline Hissink veertig gv-kandidaten op de wachtlijst. Voor ze aan de slag kunnen, moeten ze eerst een universitaire opleiding volgen. Maar die bestaat nog niet voor boeddhisten.
De drie huidige boeddhistische gv’ers in Nederland werken als freelancers vanuit de Dienst Geestelijke Verzorging van het Ministerie van Justitie.

Ze zijn géén vaste justitiemedewerkers vanwege hun opleidingsniveau en omdat de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) nog niet als officiële zendende instantie is erkend door justitie. Het boeddhisme is al wel als officiële geloofsrichting erkend door de overheid, in 2000. De huidige gv’ers zijn opgeleid binnen hun sangha (gemeenschap).

Om tot een erkende masteropleiding te komen, worden op het moment oriënterende gesprekken gevoerd met de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, en de Radboud Universiteit Nijmegen.

Een wetenschappelijk verantwoorde opleiding opzetten, blijkt gecompliceerder dan gedacht, zegt Hissink. Alle drie de hoofdstromingen binnen het boeddhisme moeten tot hun recht komen. „Iedereen vindt zijn eigen stroming natuurlijk het beste.’’

Waarschijnlijk gaat er in 2009 al wel een wetenschappelijke vooropleiding van start. Gv’ers kunnen ook aan de slag in defensie- en zorginstellingen. Om als gv’er voor Justitie te kunnen werken moet je worden voorgedragen door de BUN en door je sangha, waarbij je actief betrokken dient te zijn.

Ook hindoes bezinnen zich volgens Hissink op een eigen masteropleiding en op de erkenning van een zendende instantie. Het protestantisme, katholicisme, jodendom, islam en humanisme zijn al wel volledig erkend door justitie.


Het – onbewezen – effect op recidive is hoog

De recidive onder boeddhistische ex-gedetineerden ligt volgens Bill Karelis onder de vijf procent. Karelis is directeur van de Amerikaanse Shambhala Prison Community, een organisatie die in 1996 is opgericht om aan gedetineerden geestelijke zorg te verlenen op boeddhistische grondslag. Die vijf procent terugval is veel lager dan onder 'gewone' ex-gevangenen het geval is.

In een uitzending van de Boeddhistische Omroep zei Karelis dat de resultaten van de Shambhlala-aanpak weliswaar nooit onderzocht zijn, maar dat hij dagelijks ziet dat meditatie mensen (al dan niet religieus of boeddhist) helpt bij het beheersen van hun woede en het verhogen van hun discipline.

Shambhala Prison Community werkt in 75 Amerikaanse gevangenissen en heeft de Nederlandse gv’ers een keer getraind.


Trouw, 22-08-2008 (Pauline Weseman)