PDA

Bekijk de volledige versie : Regels tegen de eenzaamheid


Barst
11th July 2008, 19:55
Regels tegen de eenzaamheid

Koen Raes, Het moeilijke ontmoeten. Verhalen van alledaagse zedelijkheid, Brussel: VUB-Press, 1997.


We leven, zegt UG-hoogleraar Koen Raes, in een naakte samenleving, waarin niks nog moet, waarin leef- en andere regels worden verworpen of geridiculiseerd en waarin uiteindelijke droeve, ontregelde, lompe mensen ronddolen. Met een moeilijk maar moedig boek roeit hij tegen twee stromingen tegelijk is: tegen de laat-maar-waaiencultuur maar ook tegen de nieuwe geheven vingertjes.


Wat is het probleem? Kunnen we niet gewoon stellen dat er een economische crisis is en dat de mensen daarom ongelukkig zijn?

“Ik wil niemand beledigen, maar dat is niet de realiteit. We hebben het materieel relatief goed, ondanks de economische crisis. Tegelijk merken we - de statistieken zijn onbetwistbaar - een gigantisch ongenoegen in de samenleving, een onbeholpenheid vaak. Er is vereenzaming, anonimisering, desintegratie.
We komen uit een ongelooflijk optimistische periode, de jaren zestig. Het toekomstbeeld verschilde - toenemende welvaart of de Rode Dageraad - maar iedereen was stuwend enthousiast. Dat optimisme ligt nu al minstens een kwart eeuw jaar achter ons, maar veel mensen hebben hun denken niet aangepast.”


De mentaliteit van: schaf alles af, het kan alleen maar beter worden.

“Ja, schaf af, bevrijd de mens, niets moet, alles mag, en naderhand zal de spontane, authentieke mens opstaan. We blonken uit in het verwerpen van tradities. Maar het vrijgekomen terrein is niet ingevuld door een authentieke ethiek. Misschien hebben we de tijd niet gehad, want midden jaren zeventig was de periode van optimisme voorbij. Of we hebben alternatieven geponeerd die een enorm zware druk met zich meebrachten. Gelijke omstandigheden voor man en vrouw binnen het gezin bijvoorbeeld. Goed en wel, maar hoe leef je concreet met die gelijkheid? Stress, echtscheidingen, gebroken levens: hadden we dat allemaal op het oog?
Ik was erg onder de indruk van de studie van Mark Elchardus waaruit blijkt dat er verhoudingsgewijs meer vrijzinnigen op het Vlaams Belang stemmen dan gelovigen. We gingen ervan uit dat vrijzinnigheid een stap in de goede richting was, maar nu blijkt dat vele vrijzinnigen zich niet meer storen aan welke ethiek dan ook.
De bevrijding die we met het afschaffen van de regels wilden bereiken, leidt in vele gevallen tot onverschilligheid. En tegenover onverschillige superindividualisten kun je niks meer verdedigen, zelfs tolerantie niet. Onverschilligen zijn vaak heel onverdraagzaam. Ze denken: ik moet mijn goesting kunnen doen, en wie mij in de weg staat, sla ik op zijn muil: vreemdelingen, werklozen, het doet er niet toe.”


In hun superindividualisme schrijft u, verwachten mensen paradoxaal genoeg heel veel van de staat.

“Ze vinden het vanzelfsprekend dat de staat hen helpt. Wie met een snelheid van 180 per uur over de snelweg raast, gaat ervan uit dat het wegdek in goede staat verkeert. De individualist die vindt dat hij zijn ouders niet nodig heeft, gaat er wel van uit dat die ouders indien nodig in bejaardeninstellingen opgenomen kunnen worden. Het individualisme heeft ook de straat ingenomen. Dat is bijna ontroerend. Mensen lopen op straat alsof ze autootje zijn. Ze vermijden fysiek contact. Je mag niet botsen.
Wij hebben onze openbare ruimte volledig laten wegkapen. De angst van oudere mensen voor de openbare weg wordt niet veroorzaakt door toenemende straatcriminaliteit - die criminaliteit wordt veroorzaakt door het gelegaliseerde geweld van de auto en door het verdwijnen van de codes. Ik ben zeker dat die twee elementen zwaarder wegen dan de criminaliteit. De criminaliteit parasiteert op het feit dat mensen in de openbare ruimte niet langer hun verantwoordelijkheid nemen.
Als je in het zuiden bent, dan zie je dat mensen elkaar begroeten, zelfs in een grootstad. Wij daarentegen zijn vreemden voor elkaar en, wat erger is, potentiële aanranders. Onze Minister van Binnenlandse Zaken moest een tijd geleden voor onderzoek naar Nederland. Hij kwam aan in het station van Amsterdam, liet zijn bagage achter en ging telefoneren. Toen hij terugkwam, was er tumult ontstaan. De politie had de zone rond zijn bagage afgezet. Want achtergelaten koffers betekenen bomgevaar.
Als je tegenwoordig op iemand toestapt, is de kans groot dat hij wegloopt. De tekens die we op de openbare weg gebruiken, stralen vijandigheid uit. En dat heeft op zich niets te maken met misdadigheid, die vroeger ook bestond en er toen niet toe leidde dat mensen van straat wegvluchtten. Het gevoel van onveiligheid wordt veroorzaakt door een gebrek aan codes, regels.”


Welke codes?

“Etiquetteregels. Hoe steek je de straat over? Hoe bekijk je elkaar? Wie wordt geholpen? Hoe spreek je met elkaar? Zulke codes hebben een enorm belang.
Ik verwijs graag naar het voorbeeld van de dans. We vonden dat destijds maar niets, de tango en zo, de man die leidde en de vrouw die geleid werd, dat soort rolpatronen moest verdwijnen. In 1961 is de eerste solodans in onze cultuur geïntroduceerd, de twist. Je moest niemand meer aanraken, je moest jezelf uiten. Maar die oude dansen hadden een veel complexere functie dan we toen dachten. Je kon op de dansvloer mensen ontmoeten, ze aanraken zonder dat het geneerde, je kon ten dans vragen en afgewezen worden, een oorvijg krijgen…
Wij stelden daar tegenover: zelfexpressie. Maar niks is zo vervelend als je voortdurend te moeten uiten. En in plaats van spontane individuen onstonden er bangeriken, mensen die niet meer wisten hoe zich te gedragen, lomperds.”


Zijn er geen nieuwe codes geïntroduceerd?

“Dat zou onderzocht moeten worden. Op house-parties wordt collectief gedanst, dat is zeker een nieuwe code. Maar er wordt nog altijd niet met elkaar gedanst.
Een voorbeeld uit een andere sector. Voor mijn studenten straalt het woordje ‘prof’ te veel gezag uit. ‘Mijnheer’ is dan weer te gewoon. En dus zeggen ze niets meer. Ze steken mijn deur open en gaan dan van ‘Euh… ’t is om te zeggen dat…’. De ‘prof’ is ‘euh’ geworden. Dat is toch een teken van onbeholpenheid, van dieper liggende onzekerheid?”


Alle moraal is gebaseerd op beleefdheid, argumenteert de Franse filosoof Comte-Sponville.

"Dat klopt. En beleefdheidsvormen zijn ook cultureel, in Afrika is beleefdheid anders dan bij ons. De intentie - respect uitdrukken - is dezelfde maar de vorm verschilt. Wij hebben zowel de intentie als de vorm overboord gegooid. En daardoor hebben we de ontmoeting tussen mensen - in allerlei contexten - bemoeilijkt.”


De regels zijn op zich niet te verantwoorden, schrijft u.

“Zodra je ze verantwoordt, zijn ze naar de knoppen. Neem de zondagrust. Heeft die zin? Pfff, bah nee. Jawel, argumenteren sommigen, je moet uitrusten van de werkweek, de zin van de zondagrust is: rust. Maar dan is er altijd wel iemand die zegt: waarom zou ik niet op maandag uitrusten?
Wat is de zin van een feest? Waarom niet alle dagen feest? Waarom niet op mijn eentje feesten? Dat is toch zielig. Zelfs na de teloorgang van de religieuze betekenis blijven feesten zinvol voor een samenleving. Maar leg die zin niet uit, want dan is er altijd iemand die vraagt: waarom moet ik dit of dat?


In Bosnië zat ik toevallig eens op een bus met sluitschutters, vrolijk op weg naar Sarajevo om daar liefst kinderen neer te knallen. Die stonden keurig hun plaats af aan bejaarde passagiers. Was niet een van de argumenten tegen regels dat ze vaak hypocriet zijn?

“Je moet correct schrijven, maar je kunt dan ook zonder fouten een scheldbrief schrijven. Dat is evident. Maar het fundamenteel punt is: zonder de codes kun je zelfs niet beginnen te praten over een andere moraliteit. De codes zijn vooraf noodzakelijk. Procedures zijn belangrijk. Je moet beleefd zijn tegen verkrachters. Wat niet mag beletten dat je verkrachting ernstig aanpakt. Het alternatief in de regelloze wereld is de spontane, goede, authentieke mens. Maar dat is een waanzinnige utopie. Waarom zou een mens goed zijn?”


Als de regels niet te verantwoorden zijn, hoe kun je ze dan doen aanvaarden?

“Zolang de regels bestaan, speelt de traditie. Je volgt ze omdat iedereen ze volgt. Veel regels liggen nu op de ruïnes van de moderniteit. En het is niet makkelijk om nieuwe codes te ontwikkelen. Toch heb ik de indruk dat er spontaan iets groeit. Als ik lezingen over seksuele ethiek geef, zijn er steeds meer jongeren die pleiten voor een beetje schroom. Vanuit het idee: dat is toch leuk. Men wil niet terug naar het conservatisme, maar men zoekt wel opnieuw het spelelement. Men begint het jammer te vinden dat seks op dezelfde manier wordt benaderd als roomijs.”


Die regels verwacht u niet van de ouders of van het onderwijs?

“Dat is een verloren zaak. De jongeren moeten er zelf op komen. We moeten de jongeren de kans geven om meer bij elkaar te zijn zodat ze er zelf op kunnen komen.
Ik ben altijd een criticus van de scoutsbeweging geweest. Die was, vond ik, militair en verwerpelijk. Toch blijven jongeren naar de scouts gaan. Waarom? Daar vinden ze hun enige mogelijkheid om verantwoordelijkheid voor elkaar op te nemen. Hun gezin is zo klein dat ze zich er dood vervelen. De school heeft andere prioriteiten. Bovendien zijn de scouts een en al ritueel en regel. Dat is ook een aantrekkingspool. En jongeren kunnen elkaar er ontmoeten zonder gecontroleerd te worden. Ik ben tegenwoordig, eerlijk waar, gelukkig dat er in Vlaanderen een actieve scoutsbeweging bestaat.
Ik geloof niet dat we opnieuw naar een streng geregelde samenleving gaan. Ik denk dat er meer sociale controle zal komen, in de positieve betekenis van die term. In allerlei beroepsgroepen ontstaan tegenwoordig discussies over beroepsethiek. Ingenieurs, journalisten, managers zijn daarmee bezig. Ze discussiëren over woorden die wij filosofen nauwelijks nog durven uit te spreken: eergevoel, verdienste, deugdzaamheid. Ze praten daar niet over om zich te verdedigen tegen machten van buiten uit. Ze zoeken regels die beschermen, zoals de verkeersregels weggebruikers beschermen. Als ik voor regels pleit, gaat het om dit soort regels.”


Een leven volgens regels heeft voor vele mensen een negatieve, passieloze bijklank.

“Dat is onzin. Men moet mij niet komen vertellen dat de regels van het tafelen de maaltijd slechter doen smaken. Integendeel, ze maken de maaltijd lekkerder. Het alternatief heet McDonald’s. De regels van het verleiden maken deel uit van de passie. Verleiding zonder regels bestaat niet. Regels maken humor mogelijk. Niet toevallig is de meest geritualiseerde samenleving, die van Groot-Brittannië, ook die waar de beste humor ontstaat. Als je de regels niet meer kent, zijn overtredingen ook niet langer grappig.”


Het gezin is essentieel, schrijft u, wat in ’68 evenmin evident was. Maar wordt er niet impliciet uitgegaan van het traditionele gezin?

“Mensen hebben behoefte aan een intieme samenlevingsvorm. Alles wijst erop dat kinderen die deze samenlevingsvorm ontberen, daar hinder van ondervinden. Maar ik ben tegen elke discriminatie van gezinsvormen. Van de andere kant is het toch wellicht geen toeval dat één-éénrelaties over heel de wereld domineren.”


Behalve in Afrika.

“Zelfs in het moderne Afrika worden ze steeds meer de norm. In de huidige discussie rond samenlevingscontracten heb ik niemand voor polygamie horen pleiten. Dat is toch intrigerend. Misschien is de één-éénrelatie optimaal. Al houden dergelijke relaties het gevaar van cocooning in. De gezinsbeweging zou er goed aan doen duidelijk te maken dat er ook geluk is buiten het gezin.”


Om het cru te stellen: is Dutroux een product van de naakte, ontregelde samenleving?

“Dutroux zelf niet. Dutroux is van alle tijden. Maar de klanten van Dutroux zijn wel producten van deze tijd: alles moet kunnen, en wat kan is te koop.
Het feit dat Dutroux zo lang heeft kunnen opereren, is ook een gevolg van deze tijd. De verdwijningen gebeurden op plaatsen waar andere mensen, toeschouwers, aanwezig waren. Te midden van de onverschilligheid kunnen figuren als Dutroux makkelijk hun slag slaan. Makkelijker dan in een dorp waar iedereen vanachter de gordijntjes toekijkt. Daar zou hij meteen opgepakt zijn.”

(Bron: onbekend, vermoedelijk Knack, 1997).