Barst
7th June 2008, 15:05
Die kameraadschap voel je nergens anders
'Het mooiste wat me ooit is overkomen.' Zo noemt vrijwilliger Marc Vandersande zijn engagement in het brandweerkorps van Hasselt.
'In 1983 ben ik begonnen bij de brandweer. Via een collega wist ik dat er een examen was. De eerste keer dat ik deelnam, was ik niet geslaagd. Pas na de tweede poging kon ik als vrijwillig brandweerman beginnen. Op dat moment is een wereld voor me opengegaan. De kameraadschap die je hier voelt, dat voel je nergens anders. Ik weet dat ik blindelings op de honderd twintig collega's hier kan rekenen. Er is ook helemaal geen spanning tussen de beroepsbrandweermannen en de vrijwilligers. Wij krijgen voldoende appreciatie en worden bij de nieuwigheden betrokken.'
'Eén keer heb ik de kans gehad om beroeps te worden, maar ik durfde de stap niet te zetten. Ik werk bij de signalisatiedienst van de stad Hasselt. Voor mijn werk moet ik veel buiten zijn, en daar geniet ik van. Toen ik over een mogelijke overstap moest beslissen, was ik bang dat ik te veel binnen zou zitten. Tijdens de wachten moet je voortdurend binnen blijven. Ik vrees dat me dat op den duur zou verstikken.'
'Het is goed zoals het nu is. Ik geniet ervan mensen te kunnen helpen. Die drang heb ik altijd gehad. Ik help graag mensen, en hier kan ik dat outen.'
'Eén keer heb ik overwogen om te stoppen. Dat was in 1994. We kregen een oproep voor een auto-ongeluk in de buurt. “Een accidentje, zeiden ze, ga eens kijken. Ik had niks ergs verwacht, maar toen ik aankwam, lagen daar drie lichamen op straat. Eén lichaam lag op de buik. Toen ik het omdraaide, bleek de man van boven tot onder in tweeën gereten. Hij was uit de auto geslingerd, tegen een paal terechtgekomen en langs de bouten die uit de paal staken, omlaag gegleden.'
'Ik heb er drie maanden nauwelijks van kunnen slapen. Als ik 's nachts mijn ogen dichtdeed, zag ik dat beeld weer voor me.'
'Het probleem was niet de gruwel op zich, maar vooral dat ik er op dat moment niet was op voorbereid. Ik heb wel al het een en ander meegemaakt, en normaal gezien kan ik dat wel van me afzetten. Maar dit kwam zo onverwacht dat het me niet lukte.'
'Toen heb ik overwogen om definitief met de brandweer te kappen, het ging niet meer. Tot op een avond, toen ik naar een toneelstuk ging kijken. Vlak voor de voorstelling kreeg een vrouw een beroerte, en ik heb haar kunnen reanimeren. Als ik er niet geweest was, dan had ze het waarschijnlijk niet gehaald - de eerste drie minuten zijn cruciaal. Achteraf is die vrouw me met een ruiker komen bedanken. Op die dag ben ik er weer ingevlogen.'
'Het lot van een vrijwillige brandweerman is dat je moeilijke momenten niet met de collega's kunt delen. Na een zware interventie kunnen zij in de kazerne napraten, maar wij gaan terug naar huis, alleen. En mijn vrouw wil ik daar niet te veel mee lastigvallen, ik wil haar niet onnodig ongerust maken.'
'Ze steunt me enorm, mijn vrouw. (emotioneel) Zij geeft me de kans om dit te doen. Ze weet ook hoeveel de brandweer voor me betekent. Zo waren we eens op tien kilometer van huis, op een terrasje tijdens een fietstocht, aan het genieten van de zon. Mijn pieper ging af, en ik wilde de sfeer voor mijn vrouw eigenlijk niet verpesten, ik wou blijven. Maar zij spoorde me aan om te vertrekken: “Ik ken je toch, als je hier blijft, zul je toch niet meer op je gemak zijn. Ga maar, geen probleem., Onbeschrijfelijk vind ik dat, die steun.'
DS, 07-06-2008
'Het mooiste wat me ooit is overkomen.' Zo noemt vrijwilliger Marc Vandersande zijn engagement in het brandweerkorps van Hasselt.
'In 1983 ben ik begonnen bij de brandweer. Via een collega wist ik dat er een examen was. De eerste keer dat ik deelnam, was ik niet geslaagd. Pas na de tweede poging kon ik als vrijwillig brandweerman beginnen. Op dat moment is een wereld voor me opengegaan. De kameraadschap die je hier voelt, dat voel je nergens anders. Ik weet dat ik blindelings op de honderd twintig collega's hier kan rekenen. Er is ook helemaal geen spanning tussen de beroepsbrandweermannen en de vrijwilligers. Wij krijgen voldoende appreciatie en worden bij de nieuwigheden betrokken.'
'Eén keer heb ik de kans gehad om beroeps te worden, maar ik durfde de stap niet te zetten. Ik werk bij de signalisatiedienst van de stad Hasselt. Voor mijn werk moet ik veel buiten zijn, en daar geniet ik van. Toen ik over een mogelijke overstap moest beslissen, was ik bang dat ik te veel binnen zou zitten. Tijdens de wachten moet je voortdurend binnen blijven. Ik vrees dat me dat op den duur zou verstikken.'
'Het is goed zoals het nu is. Ik geniet ervan mensen te kunnen helpen. Die drang heb ik altijd gehad. Ik help graag mensen, en hier kan ik dat outen.'
'Eén keer heb ik overwogen om te stoppen. Dat was in 1994. We kregen een oproep voor een auto-ongeluk in de buurt. “Een accidentje, zeiden ze, ga eens kijken. Ik had niks ergs verwacht, maar toen ik aankwam, lagen daar drie lichamen op straat. Eén lichaam lag op de buik. Toen ik het omdraaide, bleek de man van boven tot onder in tweeën gereten. Hij was uit de auto geslingerd, tegen een paal terechtgekomen en langs de bouten die uit de paal staken, omlaag gegleden.'
'Ik heb er drie maanden nauwelijks van kunnen slapen. Als ik 's nachts mijn ogen dichtdeed, zag ik dat beeld weer voor me.'
'Het probleem was niet de gruwel op zich, maar vooral dat ik er op dat moment niet was op voorbereid. Ik heb wel al het een en ander meegemaakt, en normaal gezien kan ik dat wel van me afzetten. Maar dit kwam zo onverwacht dat het me niet lukte.'
'Toen heb ik overwogen om definitief met de brandweer te kappen, het ging niet meer. Tot op een avond, toen ik naar een toneelstuk ging kijken. Vlak voor de voorstelling kreeg een vrouw een beroerte, en ik heb haar kunnen reanimeren. Als ik er niet geweest was, dan had ze het waarschijnlijk niet gehaald - de eerste drie minuten zijn cruciaal. Achteraf is die vrouw me met een ruiker komen bedanken. Op die dag ben ik er weer ingevlogen.'
'Het lot van een vrijwillige brandweerman is dat je moeilijke momenten niet met de collega's kunt delen. Na een zware interventie kunnen zij in de kazerne napraten, maar wij gaan terug naar huis, alleen. En mijn vrouw wil ik daar niet te veel mee lastigvallen, ik wil haar niet onnodig ongerust maken.'
'Ze steunt me enorm, mijn vrouw. (emotioneel) Zij geeft me de kans om dit te doen. Ze weet ook hoeveel de brandweer voor me betekent. Zo waren we eens op tien kilometer van huis, op een terrasje tijdens een fietstocht, aan het genieten van de zon. Mijn pieper ging af, en ik wilde de sfeer voor mijn vrouw eigenlijk niet verpesten, ik wou blijven. Maar zij spoorde me aan om te vertrekken: “Ik ken je toch, als je hier blijft, zul je toch niet meer op je gemak zijn. Ga maar, geen probleem., Onbeschrijfelijk vind ik dat, die steun.'
DS, 07-06-2008