PDA

Bekijk de volledige versie : Tips voor trips


Barst
2nd August 2005, 12:22
Voormalig oord van afschrikking


Duitsland en België kennen tal van musea die een dagtocht waard zijn. Een kijkje over de grens.


Het is in het midden van ’nergens’, een vergeten deel van het Duitse Noordrijn-Westfalen, een plek waar in de Koude Oorlog de raketten constant op het Oosten gericht stonden. Hier kwam je niet, in deze streek van prikkeldraad en koele wachttorens, van bunkers, opslagplaatsen en verbodsborden, niet ver van Neuss. De basis stond zelfs niet op de kaarten aangegeven, je moet immers de vijand het niet al te makkelijk maken. Raketenstation Hombroich en Insel Hombroich, waren oorlogsterrein of vergeten landbouwgebied; nu zijn het opzienbarende bezienswaardigheden met bouwkundige hoogstandjes, prachtige kunstuitingen en uitzonderlijke natuur.

Aan het parkeerterrein en het toegangsgebouwtje van Museumeiland Hombroich is niet te zien wat de bezoeker te wachten staat; de werkelijke toegang, een smalle ijzeren trap naar beneden biedt het eerste zicht op het ruige natuurgebied gelegen in een vallei. Hier en daar steken vierkante en rechthoekige roodstenen gebouwen uit tussen het groen.

We dalen af in het museumpark van zo’n 20 hectare, een smal wandelpad leidt naar het eerste van de elf paviljoens van de hand van beeldhouwer Edwin Heerich: de ’Toren’, leeg, volstrekt leeg met witte hoge muren, een witmarmeren vloer, waarin niets terug te vinden is van de fameuze kunstverzameling van Karl-Heinrich Müller uit Düsseldorf. Slechts het uitzicht via de hoge ramen naar buiten maakt duidelijk waar het hier in Insel Hombroich in feite om gaat: de natuur, waaraan de kunst zich ondergeschikt dient te maken.

Heerich gaf zijn gebouwen namen als de ’Lange Galerij’, de ’Slak’ of het ’Labyrinth’. Nergens wordt gebruik gemaakt van kunstlicht, de stand van de zon bepaalt de mate van de lichtinval.

Het pad leidt naar het volgende door beukenhagen omringde gebouw met vele ingangen, het ’Labyrinth’. Inderdaad een doolhof van zalen, waar het richtingsgevoel verdwijnt en waar de wind via de vele toegangsdeuren vrij spel lijkt te hebben. En waar werken van modernen als Kurt Schwitters, traditionele Khmerbeelden (9e tot 12e eeuw) en Chinese figuren uit de Han-periode anoniem lijken te zijn. Namen staan er niet bij, oud en nieuw door elkaar, de toeschouwer wordt aan zijn lot overgelaten.

De vraag dringt zich op: Is al dit moois wel bestand tegen die weersinvloeden, het vocht uit de moerassige vallei dat hier vrij spel lijkt te hebben?

De bezoeker moet zelf beslissen of hij hier de architectuur, de kunstwerken of de wisseling van de jaargetijden voorrang geeft, meldt de folder. ’Hier helpen geen audiogeluid aan het oor en bordjes bij de schilderijen. Heb de moed de ogen te gebruiken’. Oprichter Müllers uitgangspunt bij de opening in 1987 was dat de bezoeker op zoek gaat naar nieuwe ervaringen.

Het pad voert langs waterpartijen, een snel stromend riviertje, wilgenbomen, een atelier waar beeldhouwer Anatol Herzfeld in de buitenlucht bezig is een kolossale steen uit te slijpen. ’Kunst is Seelsorge’ staat er bij zijn atelier geschreven en ’Die Natur macht keine Fehler’. Anatols ridders van metaal, zijn stenen, zijn namaakbomen lijken onderdeel van die natuur die geen fouten maakt.

Hier in dit wat woeste park val je van de ene in de andere verbazing. Plotseling word je geconfronteerd met 17 etsen van Rembrandt, een stoel van Rietveld, een Giacometti, een Matisse. Zelfs het cafetaria is niet alledaags. Oerdegelijk Duits brood, geen cola of bier, wel reuzel, een gekookte aardappel, een ei, spaghetti, biologisch verantwoorde appels, koffie, thee of water. En kassa’s om al dat eten af te rekenen zijn er niet, de voeding hoort bij de toegangsprijs.

Eenmaal buiten gekomen rest een wandeling door de velden, of een autotocht via allerlei omwegen, naar de andere bezienswaardigheid, het Raketenstation, de raketbasis, waar de Pershing II’s en de kruisraketten klaar stonden om met hun atoomkoppen de vijand aan de andere kant van het IJzeren Gordijn te treffen. Een tegenpool van het natuurgebied, zo lijkt het. Bunkerachtige heuvels, een wachttoren die bij de grens van de DDR niet zou misstaan. Wat heeft kunst hier te zoeken in dit voormalige oord van onmenselijkheid, van prikkeldraad en afschrikking.

Het was diezelfde Karl-Heinz Müller die na het ontwapeningsverdrag tussen Oost en West in 1992/1993 wel brood zag in deze oude Navo-basis van 13 hectare groot. Diverse kunstenaars vestigden er zich in ateliers. Müller nodigde de Japanse architect Tado Ando uit, vroeg hem een museumgebouw te ontwerpen waar de beroemde Japanse kunstcollectie van Viktor en Marianne Langen niet zou misstaan. Een gebouw dat zou passen in deze bizarre omgeving waar ook andere werken van beide verzamelaars zouden komen te hangen: Magritte, Cézanne, Légèr, Dali, Braque en vele anderen.

Ando was enthousiast en bouwde er zijn vierde bouwwerk voor Europa. (Van zijn hand is onder andere het Vitra-museum in Weil-am-Rhein en het Armani-theater in Milaan) Sinds eind vorig jaar is het gebouw van de Langen Foundation open voor publiek. Een lange cirkelvormige betonnen muur verbergt het. Strak grijs, ten dele onder de grond, langgerekt boven de grond, met uitzicht op de bewolkte lucht en met veel ruimte voor de kunstwerken.

Niet de natuur heeft het hier voor het zeggen, maar de ruimte, het vergezicht, de lucht, de wolken. Zoals het gebouw één lijkt met die glooiende omgeving, herinnert het met zijn structuur aan de voorbije Koude Oorlog. Hier onder de grond waan je je veilig achter die dikke muren van beton. Buiten staande heeft het gebouw van Tado Ando nog veel weg van die bunker verborgen achter een dijk van gras, niet al te opvallend in het Duitse oorlogslandschap, slechts weerspiegeld in het water van de vijver.


Hoe er te komen?

Stichting Insel Hombroich is per auto bereikbaar via Venlo en Mönchengladbach of via Arnhem-Düsseldorf. Neem op de A57 de afslag Neuss-Reuschenberg en volg de borden Museum Insel Hombroich of Raketenstation Hombroich of op de A46 van Aken naar Neuss afslag Grevenboich/Kapellen. Vanuit Neuss te bereiken met bus 869 en 877. Openingstijden 10 tot 19 uur.

Informatie

www.inselhombroich.de
www.crossart-route-moderne-kunst.com.


Trouw, 02-08-2005

Barst
9th August 2005, 15:50
In Gent krijgt de eigentijdse kunst alle aandacht en niet het mooie gebouw.


Op de dakrand van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent balanceert een man met een meetlat. Op de bovenste trede van een wankel trapje strekt hij zich gevaarlijk uit om iets onzichtbaars boven zijn hoofd te meten. Het is ’De man die de wolken meet’, een bronzen beeld van Jan Fabre dat het beeldmerk is geworden van het SMAK, zoals het museum kortweg wordt genoemd. Een wolkenmeter: een mooier beeld kon Jan Hoet, wiens naam onverbrekelijk is verbonden met het SMAK, zich niet voorstellen voor ’zijn’ museum. ,,Ook wanneer we denken dat we iets bereikt hebben, moet onze geest het onbereikbare durven meten, altijd weer, zeker in de kunst”, zei Hoet in 1999 bij de opening van het SMAK.


Dat je nooit je dromen, hoe onbereikbaar ze ook lijken, moet opgeven, daarover weet Jan Hoet als geen ander mee te praten. Bijna 25 jaar duurde zijn gevecht om in Gent een museum voor hedendaagse kunst van de grond te krijgen. Jarenlang was hij directeur van een museum mét een collectie maar zonder een eigen gebouw.

De geschiedenis van het SMAK begint eigenlijk al in 1957 als de kunstverzamelaar Karel Geirlandt de ’Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst’ opricht met als belangrijkste doel: de realisering van een onderkomen voor eigentijdse kunst. Geirlandt vond dat moderne kunst te weinig aan bod kwam in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.

Voor hedendaagse kunst waren er nooit budgetten. De vereniging organiseerde debatten en tentoonstellingen in de St. Pietersabdij en bouwde een collectie op. Dat leverde zoveel respons op dat het stadsbestuur in 1975 besloot toch maar een museum voor hedendaagse kunst op te richten, weliswaar binnen de muren van het Museum voor Schone Kunsten, maar het was wel het eerste Belgische museum voor eigentijdse kunst.

De voormalig kunstenaar en ex-bokser Jan Hoet kreeg de leiding, eerst als conservator, later als directeur. Al snel begon hij een lobby voor een eigen museum voor de collectie, die zo hard groeide dat belangrijke aanwinsten vaak niet eens getoond konden worden. Het ruimtegebrek inspireerde Hoet in 1986 tot Chambres d’Amis, waarbij vijftig kunstenaars exposeerden in Gentse woningen, vaak met werk dat ze ter plekke hadden gemaakt. Kunst bij de mensen thuis: dat was nog nooit vertoond. Hoet werd er in één klap bekend door in de internationale kunstwereld.

In 1992 mocht hij de Documenta van Kassel samenstellen. De populariteit van de charmante welbespraakte Vlaming nam haast mythische vormen aan. Om Jan Hoet kon je niet heen, daar waren ze in Gent inmiddels ook wel achter. Ook in 1992 kwam voor het eerst ter sprake om het Casinogebouw in het Citadelpark, tegenover het Museum voor Schone Kunsten, te verbouwen tot een museum voor actuele kunst. Het uit 1949 daterende Casino was oorspronkelijk bedoeld voor feesten en partijen van le tout Gand, van politici tot studentenorganisaties. Achter het gebouw ligt een 170 meter lange en 60 meter brede hal, die in 1913 voor de wereldtentoonstelling werd gebouwd als ’feestpaleis’, naar het voorbeeld van het Palais des machines in Parijs. Het feestpaleis werd na dit evenement een ’floraliënpaleis’, waar elke vijf jaar een bloemen- en plantenshow werd gehouden. In de jaren ’20 werd er nog een overdekte wielerpiste bij gebouwd: het ’Kuipke’ dat nu nog steeds in gebruik is. De bloemenhal staat al jaren leeg.

Hoet had de immense hal graag als beeldentuin bij het museum getrokken, maar daar was geen geld voor. Ook het Casino was niet zijn gedroomde museum. Het liefst had hij een nieuw gebouw gezien op die plek in het Citadelpark. Maar hij realiseerde zich ook dat het nu of nooit was voor het museum. Om de bestuurders tot een besluit te forceren, besloot Hoet in 1994 mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hij werd gekozen als lid van de CVP, en vrijwel meteen gaf de burgemeester toestemming voor de verbouwing van het Casino tot museum. Jan Hoet zegde daarop zijn raadslidmaatschap weer op.

De grillige en eigenzinnige Hoet zag eindelijk zijn droom werkelijkheid worden. Onder leiding van stadsarchitect Koen van Nieuwenhuyse verrees uit het skelet van het Casino een ingetogen en sober museum met hoge zalen met een geraffineerde combinatie van dag- en kunstlicht. Geen toeters en bellen die de aandacht afleiden van de kunst.

Het was precies wat hij wilde, zei Hoet bij de opening, in 1999. ,,Ik wil geen kunst voor de architectuur. Ik wil architectuur voor de kunst.” Misschien had hij diep in zijn hart wel een spraakmakender gebouw gewenst, zoals het Guggenheim Museum waarmee architect Frank Gehry Bilbao in een klap op de kaart had gezet. Maar daar stond tegenover dat in Gent de kunst alle aandacht zou krijgen, en niet het gebouw.

De kritiek dat Van Nieuwenhuyse als stadsarchitect zijn oren te veel had laten hangen naar het stadsbestuur, wimpelde Hoet af. Op dat soort kritiek past volgens hem wat wijlen François Mitterand zei, toen een journalist hem ooit vroeg of het waar was dat hij een kind had bij een minnares. ’Et alors?’ zei de president en de zaak was gesloten. Overigens had Hoet de architect wel enkele ideeën aan de hand gedaan, vertelde hij er nog bij. ,,Je kunt dus rustig stellen dat het SMAK door twee ambtenaren is gemaakt. Et alors?”

In Gent zien ze Hoet nog regelmatig binnenwandelen in ’zijn’ museum, ook al heeft hij een nieuwe uitdaging gevonden in het Duitse Herford, waar hij directeur is van het vorig jaar geopende Museum für Art und Ambiente (MARTa), een spectaculair ontwerp van architect Frank Gehry. Hij heeft een aanstelling voor vier jaar, tot zijn 72ste. Ook in Duitsland moest hij al zijn charmes en listen aanwenden om zijn (politieke) tegenstanders te overtuigen van de noodzaak van het nieuwe museum. Nooit opgeven en altijd blijven dromen, is zijn devies. Net als in Gent blijft Jan Hoet ook in Herford de wolken meten.


Trouw, 09-08-2005