PDA

Bekijk de volledige versie : Bom(m)(p)a heeft het te druk met oppassen...


Barst
30th July 2005, 02:25
Grootouders / Oma heeft het te druk om op te passen


De babyboomers worden grootouders. Zijn het andere opa’s en oma’s dan hun ouders? Trouw besteedt de komende weken aandacht aan de nieuwe generatie grootouders. Aflevering 1: interview met auteur van ’Het opa en omaboek’ én zelf oma, Anjo Geluk-Bleumink. ,,Van het lege-nest-syndroom heeft de nieuwe generatie grootmoeders geen last meer.”


’Ik noem ze wel sandwichvrouwen”, zegt sociologe Anjo Geluk-Bleumink. Vrouwen die oma worden en van wie een of beide ouders nog in leven zijn. Zowel hun ouder(s) als hun kleinkind hebben extra zorg nodig. „En vaak hebben deze babyboomgrootouders van rond de zestig jaar oud, zelf nog een druk actief leven ook.”

De positie van mensen die nu opa of oma worden is anders dan die van de voorgaande generatie, maakt ze met het voorbeeld duidelijk. „Anders, maar zeker niet slechter.”

Zelf heeft de 60-jarige Geluk uit Emmen vijf kinderen en drie kleinkinderen. Ze ziet ze graag, maar ze wonen ver weg, in Leeuwarden en Amersfoort. „Als de kinderen mij nu zouden vragen om drie dagen op te passen, zou ik dat niet kunnen. Ik heb daar geen tijd voor, want ik werk bijna fulltime.”

Zij is onder meer medeschrijfster van ’Het opa en omaboek’ en ’Ik ben senior’. Voor beide boeken vol tips voor grootouders en kleinkinderen, interviewde de sociologe honderden grootouders. Ze weet wat er leeft.

„Wat mij nog het meest opvalt, is de enorme diversiteit tussen opa’s en oma’s in hun relatie met kinderen en kleinkinderen. Er is ook niet één norm, niet één manier waarop wij in onze cultuur tegenwoordig vinden dat een grootouder zich moet gedragen. Iedereen vult het in zoals hij of zij zelf wil.”

Wel zijn er maatschappelijke en demografische ontwikkelingen die hun invloed hebben op de positie van grootouders. Zo krijgen vrouwen steeds later kinderen en worden mensen dus ook later opa en oma. Maar dat blijven ze dan ook langer: want ze worden gemiddeld steeds ouder.

De ouders van de babyboomers die nog leven, nu 80 plus, bevolken verpleeg- en verzorgingshuizen. ,,Daar is nog rivaliteit onderling: hoe vaak komen jouw kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen langs?”, zegt Geluk. „De huidige babyboom-oma’s zien dat anders. Zij hebben vaker een baan of een baan gehad dan de generatie moeders voor hen. Ze zijn daardoor minder op de familie en kleinkinderen gericht, ze zijn niet meer de hele week bezig met de gedachte: dit weekeinde komen de kleinkinderen. Ze reizen meer en ze hebben een drukke agenda.”

Het zogenoemde ’lege-nestsyndroom’, de leegte die voor moeders achterblijft als de kinderen het huis uit gaan, geldt voor hen helemaal niet, merkte Geluk. „Babyboom-oma’s hebben al hun eigen leven en vinden het best lekker dit nog eens extra goed op te pikken als er geen kinderen meer thuis zijn. Ze vinden het meestal enig als er kleinkinderen komen, maar moeten er wel plaats voor inruimen in hun agenda.

Maar er zijn meer nieuwe ontwikkelingen, zegt Geluk. De dochters van de babyboomers zetten de trend op de arbeidsmarkt door: zij werken op hun beurt weer vaker dan hun moeders deden. „Onze dochters zijn bovendien vaak hoger opgeleid en dan is de regel toch meer: je hebt een mooie opleiding gehad, dus doe er dan ook wat mee. Ook als er kinderen komen. De babyboom-oma staat daardoor wel meer onder druk te helpen wanneer hun dochters of zonen het als tweeverdieners met kleine kinderen zwaar hebben”.

Werkende ouders en de opkomst van het kinderdagverblijf zijn ontwikkelingen die de rol van grootouders hebben veranderd, denkt zij. Oppassen deden de ouders van de nieuwe grootouders ook, ’maar dat gebeurde vrijblijvender dan nu vaak het geval is’. Omdat vroeger moeder vaker thuis zat en voor de kinderen zorgde. De kleinkinderen kwamen bij opa en oma, als er even ingesprongen moest worden. „Als je kind werkt en je hebt toegezegd op te passen, kan je niet gemakkelijk afzeggen. Die verplichting is nieuw.”

De meeste grootouders, zo blijkt uit onderzoek van het Nidi (zie box), willen na hun werkzame leven vooral genieten van hun oude dag. Toch past ruim de helft van alle grootouders, ook Geluk, regelmatig op de kleinkinderen. Oppassen en genieten valt soms samen. „Wat mij opvalt is dat opa’s het vaak geweldig vinden om op een kleinkind te passen: inhaalopa’s. Ze waren er vaak niet toen hun eigen kinderen klein waren en halen dat in bij hun kleinkinderen.”

Sommige grootouders willen best inspringen, maar niet als vaste oppas. Vaak vinden ze de verantwoordelijkheid te zwaar en de fysieke inspanning te groot. „Het is gek, ik vind het zelf ook een grote verantwoording om op mijn kleinkinderen te passen. Vroeger ging ik bij mijn eigen kinderen bijna nooit kijken als ze sliepen. Nu ga ik wel een paar keer naar boven om te zien of het wel goed met mijn kleinkind gaat.”

Anderen willen juist wel vaste afspraken, maar dat willen hun kinderen niet. Soms leidt dat tot spanningen, merkte Geluk bij haar gesprekken. Sommige grootouders zijn beledigd als de ouders voor een kinderdagverblijf kiezen. Vaak zijn de grootouders dan een soort vaste achterwacht: oma komt als het kind ziek is en niet naar de crèche kan of als de ouders tot laat moeten werken.

Geluk: „Dan haalt zo’n oma het kind uit de crèche en maakt ze een kritische opmerking als: ’alle kinderen hebben er een snotneus’. Ik vind dat grootouders zich moeten aanpassen aan de wensen van hun kinderen. Als zij het leuker vinden dat hun kinderen met andere kinderen in een kinderdagverblijf zitten, steun hen dan. Maar ik heb wel gemerkt dat vooral veel oma’s dat niet gemakkelijk vinden. Er zijn veel bazige grootmoeders.”

Er zijn ook opa’s en oma’s die wel in een vast oppasrooster meedraaien. Dat heeft weer andere gevolgen. „Dan heb je behalve de rol van gezellige opa of oma, ook die van opvoeder. Daar moet je goede afspraken over maken. Krijgen opa en oma een vergoeding? Mijn advies is: liever meteen regelen dan blijven zitten met onuitgesproken verwachtingen.”

In deze opzet kunnen gemakkelijk spanningen over de opvoeding ontstaan, weet zij. „Dan vindt oma dat het onzin is dat het kleinkind om 12 uur zijn slaapje doet en houdt het wakker, of oma vindt niet dat het kind maar vier keer een fles per dag moet, maar vaker, enzovoorts.”

Ook in dit opzicht pleit Geluk voor begrip voor het standpunt van de ouders. „Als zij zeggen vier keer per dag een fles, doe je dat. En om 12 uur een slaapje? Regel je dat ook. Al heb je zelf het idee dat het anders moet.”

Het is belangrijk dat de ouders zich van tevoren afvragen: zijn opa en oma mijn eerste keus als oppas, vindt Geluk. „Als dit niet zo is, begin er dan niet aan. Doe het niet alleen omdat het gemakkelijk is of gratis. En spreek ook een proefperiode af en evalueer daarna. Loopt het niet goed, stop er dan ook mee.” Maar ja, erkent zij, in familiekring liggen zulke besluiten vaak gevoelig.

„Ik heb grootouders gehoord die beledigd waren als kinderen ermee wilden ophouden. En er zijn teleurgestelde ouders als opa en oma niet willen oppassen, omdat ze tijd voor zichzelf willen. En als er één punt is waarop grootouders en kinderen elkaar verdriet kunnen doen, is het wel op dat van de kleinkinderen.”

Er zijn nog andere maatschappelijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de positie van grootouders. Zo wonen vooral hogeropgeleiden veel verder weg van hun ouders dan bij de voorgaande generatie het geval was.

„Het komt nog altijd voor dat kinderen hun ouders weer in huis nemen, maar dat is zeldzamer dan vroeger. Dat betekent dat de meeste families afspraken moeten maken om elkaar te zien, het contact is minder spontaan. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, kleinkinderen kunnen nog altijd geregeld gaan logeren bij opa en oma, op de verjaardagen elkaar zien, samen uitstapjes maken in de vakantie.” Uit onderzoek blijkt dat nog altijd bij meer dan de helft van alle ouder-kindrelaties wekelijks sprake is van bezoekjes over en weer.

„En er zijn nieuwe manieren van contact bijgekomen: bijvoorbeeld e-mail. Trouwens, ik reis veel met de trein: honderden grootouders gaan met hun kleinkinderen met de trein op stap.”

Familierelaties zijn complexer geworden en het aantal echtscheidingen is gegroeid. Ook dat heeft zijn weerslag op de rol van de grootouders. Soms kunnen grootouders na een scheiding hun kleinkinderen niet meer zien. ,,Zij hebben geen enkel recht op een omgangsregeling, dat kan heel verdrietig zijn.”

Maar echtscheiding geeft niet altijd problemen. „Sommige kinderen hebben acht grootouders. Dat kan wel eens ingewikkeld zijn, maar als de ouderen er goed mee om kunnen gaan, dan passen de kinderen zich ook aan. Kleinkinderen zijn heel flexibel, als de nieuwe opa of oma maar een aardig iemand is, vinden ze het vaak allang best.”

Grootouders zijn onverminderd belangrijk in het leven van hun kleinkinderen, concludeert Geluk. Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen vragen van opa’s en oma’s een flexibele opstelling, is de rode draad in haar boeken. „Ook al zie je ze nooit, toch zal het punt komen dat een kind vragen gaat stellen over opa en oma. En als je over je eigen jeugd vertelt als ouder, zijn

zij ook aanwezig in je verhalen.

Dus ook al is het soms nog zo moeilijk: probeer de relaties goed te houden, in het belang van je kleinkinderen.”

Bent u ook een drukke grootouder? Hoe gaat u met uw kleinkinderen om? Reageer via lezers@trouw.nl of postbus 859, 1000 AW Amsterdam o.v.v. Grootouders.




Familieverbanden worden steeds complexer

In Nederland is 14 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. In 1900 was dat nog vijf procent. Het zijn vooral de babyboomers en de dalende kindertallen vanaf het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw die de huidige grijze golf veroorzaken.

Vanaf 2010, als de naoorlogse geboortegolf 65 jaar wordt, zal het percentage 65-plussers extra toenemen, blijkt uit cijfers van het Nidi, het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut.

Rond 2038 is bijna een kwart van de bevolking 65 jaar of ouder. Nederland is op dit moment na Ierland overigens het minst vergrijsde land binnen de Europese Unie. In onder andere Italië, Griekenland en Duitsland maken de 65-plussers nu al een vijfde van de bevolking uit.

Ontwikkelingen als vergrijzing, toenemend aantal scheidingen en toegenomen mobiliteit, hebben voor veranderingen in de familiestructuur gezorgd, blijkt uit een onderzoek naar familieverbanden dat eind vorig jaar verscheen. Toch zijn die veranderingen minder sterk dan vaak wordt aangenomen, schrijft het Nidi, dat het onderzoek publiceerde.

Ruim 60 procent van de 18 tot 80-jarigen maakt deel uit van een familie die uit drie generaties bestaat. Een kwart van de families kent twee generaties, tien procent vier en slechts één procent zelfs vijf generaties. De afstand tussen generaties is in Nederland relatief hoog, doordat vrouwen hier op een steeds latere leeftijd kinderen krijgen.

De samenstelling van families is de laatste decennia complexer geworden doordat er meer wordt gescheiden, meer mensen voor de tweede of derde keer trouwen en meer mensen ongehuwd samenwonen. Ook krijgen homoseksuele stellen vaker kinderen.

Van alle 18- tot 80-jarigen blijkt 12 procent ooit een officiële scheiding en 11 procent een niet-officiële scheiding (na samenwonen uit elkaar) meegemaakt te hebben.

Stiefrelaties, waarbij de nieuwe partner al kinderen heeft, komen steeds meer voor. Circa 11 procent van de 18-80-jarigen heeft een stiefouder en zeven procent een of meer halfbroers of-zussen.

Ouders, kinderen, broers en zussen, en schoonouders die buiten het eigen huishouden wonen, blijken gemiddeld 30 tot 40 kilometer van elkaar te wonen.

Ouders wonen minder vaak in dezelfde woonplaats als hun kinderen in vergelijking met enkele decennia terug. Hoogopgeleiden wonen driemaal zover van hun ouders als laagopgeleiden.


Trouw, 30-07-2005