PDA

Bekijk de volledige versie : depressie


Dieter1BASO
13th February 2008, 16:00
Resultaten depressieforum:
Resultaten van het Ontmoetingsforum Depressie (nov 2006) waar patiënten en experten de dialoog aangegaan zijn.


Vanaf wanneer kan men zeggen dat het gewaarworden van depressieve gevoelens een ziekte is?

Dat depressie méér is dan een tijdelijke ‘dip’, daarover bestaat geen twijfel. Maar waar zit precies het verschil? Hoe haal je blues en depressie uit elkaar? Het algemeen aanvoelen van patiënten is dat bij een dip ‘iets niet gaat’, terwijl bij depressie ‘niets nog gaat’. Door artsen wordt dit vertaald als ‘een gebrek aan functioneren op alle niveaus van het leven, zowel privé als professioneel, sociaal als individueel’. Waar bij een dip het sombere gevoel nog aan bepaalde gebeurtenissen kan worden gelinkt, staat dit bij een depressie op zich of is het in elk geval niet meer in proportie met mogelijke uitlokkende factoren. ‘De drive’ is weg’, zo vat een huisarts het mooi samen, wat inhoudt dat de patiënt als het ware een verdoofd leven leidt, weinig ontvankelijk is voor prikkels, niet meer in staat is om te genieten en zijn normale levensritme loslaat. Of nog: het raderwerk van denken, voelen en aanvoelen kleurt volledig negatief.
Opvallend is dat vaak de omgeving als eerste alarm slaat: patiënten die bij een hulpverlener terechtkomen, blijken hierdoor vaak aangespoord door een partner, kennis of een andere vertrouwenspersoon. Helaas is er ook nog steeds een grote groep mensen die niet, of niet tijdig, wordt geholpen. Omdat ze de depressie niet bij zichzelf herkennen, uit schaamte of omdat ze niet weten bij wie aankloppen. Een spijtige zaak, want de huisarts bijvoorbeeld is goed geplaatst om op basis van enkele eenvoudige vragen rond leef-, slaap- en voedingsgewoonten een depressie op te sporen. Het is ook aan de arts om de depressie te ontmaskeren die vaak verborgen zit achter een reeks min of meer vage klachten, van hardnekkige hoofdpijn tot rugproblemen.
Veelgehoorde uitspraken als ‘Ik heb recht op een depressie’ of ‘Een depressie is een groeimoment’ worden door het artsenpanel sterk genuanceerd: de eerste bekommernis blijft het voorkomen of op zijn minst tijdig en doeltreffend behandelen van deze ernstige aandoening.


Waarom wordt iemand depressief? Wat zijn de oorzaken van een depressie?
‘Waarom?’ is een vraag die depressieve patiënten, maar méér nog hun omgeving, sterk bezighoudt, en dat is logisch. Dat, zoals vaak gedacht, in het antwoord op deze vraag ook de kiem van de oplossing van het probleem ligt, blijkt evenwel een misvatting. Vaak is het net nodig om die waarom-vraag los te laten, en evenmin liggen oorzaak en behandeling steeds mooi in elkaar verlengde, zo stellen de artsen.
Wanneer dan toch naar de oorzaken wordt gezocht, blijkt 30 tot 40% van de verklaring te liggen in genetische factoren- factoren dus waarop we nauwelijks of geen vat hebben. Jeugdtrauma’s bijvoorbeeld zouden onuitwisbare letsels in de hersenen veroorzaken die iemands kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een depressie sterk verhogen. Of deze depressie ook werkelijk tot uiting komt, zal afhangen van de persoonlijke weerbaarheid en de veerkracht van die persoon, en van de mate waarin externe factoren de emotionele elasticiteit op de proef stellen.
Stellen dat onze moderne maatschappij, waarin prestatiedrang, perfectionisme en competitiviteit de hoofdrol spelen, de oorzaak is van het groeiend aantal depressies, gaat voor de experten een stap te ver . Stress, werkdruk en angst zijn in onze samenleving sterk aanwezig, maar het blijft toch allemaal een kwestie van hoe je hiermee als individu omspringt. Een grote dosis weerbaarheid, een warme, zorgende omgeving en de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon worden in dit verband als belangrijke beschermende factoren aangehaald.
Belangrijk is ook dat de kwetsbaarheid toeneemt met het aantal depressies. Waar bij een eerste depressie meestal een aanwijsbare aanleiding kan worden wordt gevonden –bijvoorbeeld een pijnlijke gebeurtenis in het voorbije half jaar- is dat bij volgende depressieve episodes steeds minder het geval. De uitlokkende factor is met andere woorden steeds minder duidelijk aanwezig. Deze vaststelling is een belangrijk argument voor een snelle en vooral krachtige aanpak van een eerste depressie.

Bron: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=4057


Reactie:
Depressie komt steeds meer en meer voor in onze maatschappij. En dat is niet onlogisch. Nog nooit in heel de geschiedenis heeft de mens met een biologisch tijdschema rondgelopen, waarin alles strikt gepland is.
We zijn haast allemaal autisten, als we het zo bekijken… Wie ons tijdschema / ritme doorbreekt, bezorgt ons stress. Daardoor zien we uiteindelijk het bos door de bomen niet meer en is een logisch gevolg hieruit een depressie.

Hoewel het taboe rond depressie in onze maatschappij stilaan wordt doorbroken, moeten patiënten nog steeds opboksen tegen de negatieve houding en het onbegrip van de omgeving.
‘Liever een gebroken been dan een depressie die niemand ziet, noch begrijpt’, is het algemeen aanvoelen. De oorzaak van het onbegrip ligt, volgens mij, voor een groot deel in het gebrek aan kennis van de maatschappij over de ziekte.

Dooddoeners als ‘Kop op’, ‘Zet je erover’ of ‘trek het je niet aan’ getuigen van dit onbegrip, en patiënten zouden ze dan ook het liefst uit ieders vocabularium verbannen zien.

Zelfs bij artsen en hulpverleners, die geacht worden wél over de nodige kennis te beschikken, vinden patiënten niet altijd het begrip en het respect dat ze verwachten. ‘De arts neemt onvoldoende tijd om écht naar hen te luisteren’ en ‘Het verslag van de arts geeft niet goed weer hoe men zich voelt en wie ze zijn’.
Dit zijn een aantal klachten die meermaals terugkomen in het klachtendossier rond depressie.

Toch denk ik dat depressieve patiënten vaak toch een luisterend oor vinden in hun directe omgeving: de partner, een ouder, kind, broer of zus of een goede kennis. Een goede zaak, maar het neemt niet weg dat er zeker nog nood is aan sensibilisering en informatie van het grote publiek rond de aandoening.