PDA

Bekijk de volledige versie : Niemand achterlaten voor populisten (4)


Barst
28th December 2007, 22:40
Niemand achterlaten voor populisten (4)


In het vierde deel van zijn kerstessay probeert RIK COOLSAET een modern sociaal contract te formuleren. 'De middenklasse heeft het terechte gevoel dat zij zich niet kan indekken tegen een hoop risico's omdat die haar krachten te boven gaan.'


Het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau had in 2004 gedetecteerd dat de doorsnee-Nederlander opnieuw behoefte voelde aan een inspirerend perspectief, een sociaal contract.Laten we even trachten een proeve van een modern sociaal contract te formuleren. Het zal zowel perspectieven moeten bieden aan de minderheid die aan de onderkant van de samenleving leeft, als de bezorgdheid opvangen over wat morgen brengen kan voor de grote middenklasse en, ten derde, steeds weer opnieuw geduldig de problemen uitleggen en aanpakken die gepaard gaan met de multiculturele samenleving, zodat mensen er minder bang voor worden en daardoor ook minder gevoelig voor de sirenenzang van politieke formaties die daar garen bij spinnen en de samenleving ontwrichten.

Het eerste onderdeel, namelijk nieuwe perspectieven openen voor hen die aan de onderkant van de samenleving leven, betekent dat niemand het gevoel mag hebben dat hij of zij definitief afgeschreven is of voor altijd aan de onderkant van de samenleving gedumpt is. Sociaal zwakkeren moeten hun zelfrespect terugvinden. 'Ook een arme duts moet menswaardig kunnen sterven', verklaarde Manu Chiguero in De Morgen in een reportage over mensen die geen geld hadden om hun overleden partner te begraven.

Als vijftien à zeventien procent van de Belgische bevolking in armoede leeft - niet alleen qua inkomen, maar evengoed qua mogelijkheden om keuzes te maken - dan ligt dat aan het feit dat in België sinds het midden van de jaren negentig de bodem van de welvaartsstaat langzaam maar zeker is weggegleden, aldus Bea Cantillon. Armoede wordt structureel als ze van generatie op generatie wordt doorgegeven. En dat is vandaag in België het geval, zo blijkt uit een studie van het Belgische ministerie van economie, verschenen in oktober 2007 naar aanleiding van de 'Werelddag van verzet tegen armoede'. Deze choquerende vaststelling leidde niet tot veel ophef in media of politiek - alsof het de doodnormaalste zaak van de wereld is dat armen arm zijn en blijven.

Door op de middenklasse te focussen, hebben alle politieke families de armsten en de kwetsbaarsten over het hoofd gezien. De Indische Nobelprijswinnaar voor economie Amartya Sen schreef ooit dat de waarde van een samenleving zich laat beoordelen door de mate waarin zij voor de armsten onder haar leden zorgt. Ongelijkheid is vandaag dan ook de grootste uitdaging, aldus Sen, want het vormt de grootste provocatie.

Een sociaal contract zal heden ten dage dus een extra inspanning moeten bevatten om de kloof tussen de armsten en de rijksten niet te laten doorgroeien tot een punt waarop de afstand sociaal ondraaglijk zal zijn.

Wijlen John Kenneth Galbraith schreef in 1992 hoezeer het hem verbaasde dat de onvrede over de achteruitstelling van de onderklasse en de meer gewelddadige en agressieve vormen om daaraan uiting te geven, zo beperkt bleven. De inkt van zijn boekje was nauwelijks droog of in Los Angeles en elders braken rellen uit. De pers omschreef die als rassenrellen. In werkelijkheid was het een spontane uitbarsting van woede over de aanhoudende ongelijkheid en onbillijkheid in de Amerikaanse binnensteden. Net zoals de rellen in de Franse banlieues in de winter van 2005.

Hoop op maatschappelijke vooruitgang bieden aan deze groep mensen kan het eerste onderdeel zijn van een nieuw sociaal contract.

(Echt) arm en (heel) rijk vormen een minderheid in de hedendaagse '20:70:10'-staten. Zo omschreef Jacques Delors onze huidige samenleving: 'Kan onze samenleving twintig procent uitgestotenen, een middenklasse van zeventig procent en tien procent geprivilegieerden accepteren?' Tussen arm en rijk zit een diffuse middenklasse, die erg gelaagd is en onduidelijke contouren heeft. Wat haar verenigt, is dat ze het materieel min of meer goed heeft. Maar vooral de onderste segmenten permanent in angst dat ze zullen afglijden naar de onderkant en alle segmenten hebben het gevoel almaar meer onder druk te staan. Door de stroomversnelling die de wereld sinds de jaren zeventig kent, is bezorgdheid, en angst, voor de toekomst het overheersende kenmerk van de middenklasse - en die vertaalt zich in het pessimisme dat spreekt uit de internationale opiniepeilingen. De middenklasse heeft het - terechte - gevoel dat zij zich niet kan indekken tegen een hoop risico's omdat die haar krachten te boven gaan. Daarom vraagt deze groep om rugdekking. En haar eisen zullen wellicht steeds luider klinken. Bescherming bieden tegen risico's waartegen zij zichzelf niet kunnen wapenen, is bijgevolg de mogelijke tweede pijler van een eigentijds sociaal contract.

Het is gemakkelijk om dit als een egoïstische reflex af te schilderen. Dat is het ook voor sommigen, zeker in de hoogste segmenten van de middenklasse. Maar voor de meesten onder hen komt het neer op de oerinstinctieve bezorgdheid om hun kinderen - of anders geformuleerd, ze hopen dat hun kinderen het beter zullen hebben dan zijzelf en een gelukkiger leven zullen leiden en dat zijzelf van een onbekommerde oude dag kunnen genieten.

Tegemoetkomen aan die vage, maar hardnekkige ongerustheid - en het groeiende ongenoegen - betekent dat de laagste pensioenen moeten worden opgetrokken en welvaartsvast gemaakt, dat een eigen huis opnieuw betaalbaar wordt (zeker voor jongeren), dat er een vaste verdeelsleutel uitgedokterd wordt tussen arbeid en kapitaal, dat werkzekerheid opnieuw gegarandeerd kan worden door nieuwe vormen van overheidsbegeleiding, dat de consumentenbescherming opgevoerd wordt en dat de stijging van de levensduurte onder controle wordt gebracht. Die aanpak is dus verschillend van die voor de onderklasse die, letterlijk, uit het zwarte gat van de uitzichtloosheid getrokken moet worden. Als men een sociaal contract wil, dan zullen beide recepten gecombineerd moeten worden, als een spagaat. De scherpzinnigste onder de columnisten van de Washington Post, E.J. Dionne, schreef hierover nog niet zo lang geleden: 'Is tegemoetkomen aan het eigenbelang van de middenklasse een obstakel om terzelfder tijd een beroep te doen op haar geweten?'

In de jaren dertig gelukte Franklin Roosevelts sociaal contract - de New Deal - omdat de onderkant en het midden van de samenleving aan dezelfde zijde stonden. De achtergestelden en de sociaal geëngageerden uit de middenklasse vormden samen een electorale meerderheid, waardoor de eerste fundamenten van de Amerikaanse verzorgingsstaat gelegd konden worden.

Het derde facet van ons modern sociaal contract, met name de multiculturele samenleving uitleggen en steeds opnieuw uitleggen, is een inspanning die ook, maar zeker niet alleen, op de schouders van de overheid rust. Als mensen correct worden voorgelicht, kunnen ze veel verdragen, zei de Leuvense burgervader Louis Tobback ooit.

Ruud Lubbers, zo zagen we gisteren, betoogde dat participatie en niet integratie de centrale opgave is. Die stelling beantwoordt aan de resultaten van heel wat wetenschappelijk onderzoek, in België en in Nederland. Participatie in het maatschappelijke leven speelt een veel belangrijkere rol bij inburgering dan eender welke inburgeringswet. Participatie heeft een aanzienlijk effect op het sociale en politieke gedrag van alle betrokkenen: mensen worden weerbaarder en democratischer, minder gevoelig voor politieke manipulatie. Participatie dempt ongenoegen en radicalisering.

Om culturele tegenstellingen te overbruggen, zijn drie principes cruciaal: respect voor diversiteit, erkenning dat iemands identiteit vele facetten kan hebben, net zoals een diamant, en de wil om gemeenschappelijke banden te smeden die diverse groepen tot een (lokale) gemeenschap maken. Dat is geen onmogelijke opdracht, zo blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Hasselt in oktober 2007 bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen in Belgisch Limburg. Beide gemeenschappen blijken zich uitgesproken Limburger te voelen, veeleer dan Belg of Vlaming. De Limburgse identiteit verschaft hen een wij-gevoel - die het niet nodig heeft om een karikatuur te maken van wie niet tot die groep behoort, de zij. De auteurs van de studie opperen de hypothese dat deze Limburgse identiteit des te aantrekkelijker is omdat ze geen symbool is van een politieke strijd, zoals de Vlaamse en de Belgische identiteit - je zou geneigd zijn te zeggen: dus een gevoel van geborgenheid biedt.

Het verlangen naar een warme en meer solidaire samenleving dat spreekt uit het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2004, mag niet worden overgelaten aan populisten en extreemrechts. Hun recept sluit mensen uit en splijt de samenleving. Een sociaal contract daarentegen sluit niemand uit en laat niemand achter. De tijd is wellicht rijp voor inspirerend leiderschap dat elementaire gemeenschapszin helpt herstellen. Zoniet zullen populisten het ongenoegen kapen.

Rik Coolsaet doceert internationale politiek aan de universiteit van Gent


DS, 28-12-2007