PDA

Bekijk de volledige versie : De wereld van morgen (2)


Barst
26th December 2007, 15:23
De wereld van morgen (2)


Bijna een jaar lang keek België in de eerste plaats naar zijn politieke navel. De wereld leek verder weg dan ooit. Toch draait de internationale politiek op volle toeren. 'Zien de grote mogendheden elkaar als concurrenten of als partners met legitieme belangen?' Dat blijft volgens RIK COOLSAET dé hamvraag voor de stabiliteit van de wereldpolitiek vandaag en morgen.


Ondanks de vele gelijkenissen tussen de wereldpolitiek vandaag en vroeger, zijn er toch enkele opvallende verschillen. Europa is er een van.

De originaliteit van dat bizarre mengsel dat de Europese Unie heet, zit in de unieke manier waarop landen die er deel van uitmaken, aan elkaar gebonden worden. De Europese Unie heeft het ondenkbare mogelijk gemaakt: oorlog onder Europese staten voorgoed uitbannen. Een aantal Europese staten heeft in de jaren vijftig de optie genomen om zich aan elkaar te binden in een spinnenweb van afspraken, verdragen, mechanismen en instellingen die het hen onmogelijk maken om nog oorlog met elkaar te voeren.

Dat spinnenweb heeft ook nog een tweede, onverwacht, voordeel opgeleverd voor de kleinere lidstaten. Door lid te worden van de EU en almaar meer verbintenissen aan te gaan, staan lidstaten daarbij ook vrijwillig een stuk van hun soevereiniteit en hun macht af. In absolute termen geven grote mogendheden daarbij meer macht op dan kleine mogendheden. Naarmate Europa verdiept, nemen dus de mogelijke pressiemogelijkheden van grote op kleine lidstaten af. Niet dat de kleintjes even machtig worden als de groten, maar het machtsonevenwicht wordt wat bijgevijld. De inkapseling van de grote lidstaten in het Europese systeem verandert ingrijpend de machtsverhouding tussen groot en klein. 'Wij hebben meer greep gekregen op hen en zij minder op ons - Clausewitz revisited', verklaarde de Belgische diplomaat en huidig ambassadeur bij de Navo, Frans Van Daele, in 2002.

Voor de kleine staten verhindert de Europese Unie dat lidstaten terugkeren naar de klassieke brutale machtspolitiek van weleer. En dat is nu net wat de EU ook op wereldschaal gerealiseerd wil zien. De EU is de kampioen geworden van het multilateralisme, een stelsel van regels dat voor alle staten hetzelfde is, of ze nu groot of klein, rijk of arm zijn.

Maar tussen wens en werkelijkheid staat politieke wil. De Europese Unie verwaarloost dikwijls de wereldpolitiek, omdat zij opgeslorpt wordt door de gevolgen van de vele toetredingen van de afgelopen jaren. Dat betekent niet dat de EU geen effect heeft op de wereldpolitiek. De opening van gesprekken met Teheran over het Iraanse kernprogramma was een Europees idee, waar Washington zich node achter ging scharen. In deze kwestie is de EU er ook in geslaagd China en Rusland aan boord te krijgen. Het internationale Midden-Oostenplan, het zogeheten 'stappenplan', is gebaseerd op Europese ideeën. Zonder Europese troepen hadden de Verenigde Staten Afghanistan al lang opnieuw moeten overlaten aan de Taliban. De VN-operatie in Libanon na de oorlog van 2006 zou er niet gekomen zijn zonder directe Europese betrokkenheid, want Washington alleen had het wankele Libanese evenwicht nooit kunnen herstellen.

Maar de EU mist desalniettemin de interne eensgezindheid om voluit een eigen koers te varen. Opeenvolgende uitbreidingsgolven hebben haar vermogen om beslissingen te nemen, zwaar op de proef gesteld. Institutionele hervormingen hebben bovendien de macht van de Commissie aangetast. Deze was steeds de hoeder van het algemene belang. De lidstaten zijn van de weeromstuit opnieuw meer op de voorgrond getreden. Het resultaat is dat de Europese Unie vaak verzaakt aan haar verantwoordelijkheid om 'samenwerking' tot het sleutelwoord voor de 21ste eeuw te maken.

Het woord 'verantwoordelijkheid' is hier met opzet gekozen. Als de EU het multilateralisme niet actief uitdraagt, dan zal niemand dat in haar plaats doen. De andere grote mogendheden - en ook de groeilanden - zijn immers sowieso veel minder enthousiast over deze vorm van internationale samenwerking, die gebouwd is rond sterke instellingen en duidelijke regels. De drie overige grote mogendheden zijn alle in min of meerdere mate nog klassieke grote mogendheden met nationale belangen die via een mix van militaire, economische en politiek macht worden nagestreefd.

De VS hebben in Afghanistan, Irak, Iran en andere hotspots geconstateerd dat hun eigen macht te beperkt is om hun doelstellingen te bereiken en hebben zich daarom opnieuw gericht op internationale samenwerking. In tegenstelling tot de Europese Unie echter denken zij daarbij niet aan samenwerking via geïnstitutionaliseerde regelingen, sterke instellingen en vaste regels, maar geven ze de voorkeur aan ad-hocoplossingen, dossier per dossier, gericht op de korte termijn en zo weinig mogelijk geïnstitutionaliseerd.

Rusland wil de macht van de VS aan banden leggen door een mix van eigen assertiviteit en frontvorming met anderen, maar staat huiverig tegenover verbintenissen die zijn bewegingsvrijheid aan banden zouden leggen. Het gedraagt zich als de meest klassieke onder de grote mogendheden, jaloers wakend over zijn nationale soevereiniteit.

China is dan weer een geval apart. Aan de ene kant staat het ook op zijn soevereiniteit en zijn bewegingsvrijheid, maar terzelfder tijd heeft het geopteerd voor een beleid op lange termijn van internationale samenwerking, zelfs met militaire contingenten in VN-operaties in Libanon, Liberia, Congo, Sudan en Oost-Timor. Voor 2003 was dit ondenkbaar.

De terugkeer naar het oude patroon van internationale competitie tussen assertieve staten gaat dan ook vergezeld van een andere vorm van competitie: namelijk die tussen de beste manier om die te beheren, multilateralisme of machtspolitiek.

Multilateralisme vijlt de scherpste kantjes van de machtsstrijd af, door de bewegingsvrijheid van staten in te perken. Maar het multilateralisme is slechts zo sterk als de bereidheid van de lidstaten om de gemaakte afspraken te blijven volgen. De keuze die zich voortdurend zal stellen in de komende decennia, is in wezen dezelfde als in vroeger tijden. Zullen de grote mogendheden ervoor opteren regionale brandhaarden en conflicten in hun eigen voordeel te exploiteren - of kiezen ze daarentegen voor een gezamenlijk beheer ervan? Hoe groot zal de compromisbereidheid zijn om het eigen belang te combineren met het belang van de andere mogendheden? Hoever zal men gaan in de erkenning dat ook de andere grootmachten legitieme belangen en soms andere meningen hebben, waarmee rekening dient te worden gehouden? Dat laatste is echt de hamvraag voor de stabiliteit van de wereldpolitiek vandaag en morgen: zien de grote mogendheden elkaar als concurrenten of als partners met legitieme belangen, ook al is men het met elkaar niet altijd eens?

Neem het voorbeeld van de energiebevoorrading. Het lijkt een uitgemaakte zaak te zijn dat de komende decennia de kloof tussen vraag en aanbod zal toenemen. De vraag naar energie zal stijgen, vooral van de kant van de groeilanden, en het aanbod zal slechts in beperkte mate uitbreiden. Dit zal spoedig uitgroeien tot een ernstig mondiaal probleem. Twee mogelijke wegen liggen open. De eerste is internationale samenwerking op het vlak van productie, transport en consumptie, om te komen tot afspraken waarbij iedereen toegang krijgt tot dit kostbare goed. De tweede weg gaat uit van een ingrijpende overheidscontrole op de energiesector, waarna zich tussen staten dan een geopolitiek machtsspel zal afspelen met als inzet de controle over voorraden en toevoerroutes.

De klimaatopwarming is een ander voorbeeld. De snelle economische groei van China en India en de Amerikaanse terughoudenheid om - als grootste vervuiler - limieten te aanvaarden die de economische groei in gevaar zouden brengen, leiden tot een steeds sterker broeikaseffect waarvan iedereen de gevolgen zal dragen. Opnieuw twee wegen: of er komt in 2012 een post-Kyoto regime waar al deze staten bij betrokken worden of ze blijven allemaal voor een politiek van ongebonden handen kiezen. In het eerste geval is het mogelijk om het broeikaseffect op termijn onder controle te brengen, zoals het geval was met de cfk's en de ozonlaag. Het succes van het protocol van Montreal dat in 1987 cfk's verbood omdat ze de ozonlaag rond de aarde aantastten, bewijst dat internationale samenwerking het ecologisch evenwicht kan herstellen. In het tweede geval echter zal op een gegeven moment een punt of no return worden bereikt, met potentieel nefaste gevolgen voor iedereen - en op de eerste plaats de armsten der armen.

Van zulke keuzes, die alle in de komende jaren gemaakt zullen moeten worden, zal het afhangen of we een patroon van toenemende destabilisering in de wereldpolitiek zullen meemaken of een nieuwe periode van stabiliteit en voorspelbare machtsrelaties tegemoet gaan.

Maar bovendien, multilateralisme alleen zal niet in staat zijn om de 21ste-eeuwse wereldorde stabiel en legitiem te maken. Daarvoor is meer nodig. Elke stabiele wereldorde uit het verleden had ook een gedeelde doelstelling, een sociaal contract. Zonder zo'n gedeeld perspectief zal de multipolaire wereldorde op haar best een volatiele en anarchistische arena van wisselende bondgenootschappen worden, het resultaat van het geïnstitutionaliseerde wantrouwen tussen de grootmachten.

Rik Coolsaet doceert internationale politiek aan de universiteit van Gent


DS, 26-12-2007