Barst
21st December 2007, 19:40
Mensenstreken
Frans De Waal, De aap en de filosoof. Hoe de moraal is ontstaan, Amsterdam: Contact, 228 blz.
De Nederlandse bioloog Frans De Waal maakte furore met zijn onderzoek naar 'menselijk' gedrag bij dieren. In De aap en de filosoof treedt hij in discussie met zijn critici.
Sinds zijn boek Chimpansee-politiek: macht en seks bij mensapen (1982) is de naar Amerika uitgeweken Nederlandse bioloog Frans de Waal (1948) ijverig bezig om de biologische en evolutionaire grondslagen van ons gedrag nader te ontleden. Hij doet dat op basis van zorgvuldig apenonderzoek in dierentuinen en researchcentra. De boeken die De Waal over zijn ontdekkingen en vernieuwende inzichten schreef, bezorgden hem zo'n reputatie dat het magazine Time hem in 2007 tot de honderd invloedrijkste mensen van de wereld rekende.
De Waal ziet geen heil in een scherpe scheidslijn tussen dier en mens. Het is een tweedeling die hij, net als Desmond Morris, de grond wil inboren. In een van zijn belangrijkste werken, Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren (1996), hanteerde hij de sloophamer: 'Wij gaan er niet alleen prat op dat we mens zijn, maar ook dat we menselijk zijn. Wat een briljante vondst om de moraliteit aan te wijzen als het waarmerk van de menselijke aard door onze soortnaam ook te gebruiken voor barmhartige neigingen!'
Volgens De Waal is het misplaatst om van een gewelddadig persoon te zeggen dat hij zich 'als een beest gedroeg'. Door apen te bestuderen zag hij dat ook bij andere soorten 'menselijke neigingen' als medeleven, verzoening en gemeenschapszin aanwezig waren. Moraal kon daarom geen uniek menselijk kenmerk zijn en had bijna zeker een brede biologische oorsprong. Zo is vergevingsgezindheid volgens De Waal tientallen miljoenen jaren oud, wat hem doet stellen dat de bouwstenen van de moraal niet ondubbelzinnig en exclusief tot het patent van onze soort behoren.
Vernislaag
In zijn nieuwste boek De aap en de filosoof. Hoe de moraal is ontstaan treedt De Waal in het strijdperk met vier critici van zijn werk. De aanleiding was een reeks lezingen over menselijke waarden die hij hield in 2003. De bundel spitst zich toe op de oorsprong en de reikwijdte van de menselijke goedheid. De Waal kant zich fel tegen de 'vernistheorie', zoals hij die noemt. Die stelt dat de mens in wezen een meedogenloos zelfzuchtige inborst heeft die enkel door een dun deklaagje cultuurvernis in toom wordt gehouden.
Niks van, zegt De Waal, die zelfs denkt dat empathie 'de oorspronkelijke, aan taal voorafgaande vorm van verbondenheid tussen individuen is, die pas in tweede instantie onder invloed van taal en cultuur is komen te staan'. 'Ik weet niet of mensen diep vanbinnen goed of slecht zijn, maar geloven dat alles wat we doen voortkomt uit eigenbelang en voor anderen (en vaak voor onszelf) verborgen wordt gehouden, lijkt me een grove overschatting van het intellectuele vermogen van de mens, laat staan van dat van andere dieren.' Hij legt helder uit dat niet zozeer rationele dan wel emotionele processen de drijvende krachten zijn achter morele oordelen en verklaart hoe dat evolutionair ontstaan kan zijn.
Dat de moraliteit een recente culturele vondst van de menselijke soort is, wijst De Waal van de hand. Hij situeert de kiem van onze moraal bij de sociale instincten, ons 'biologisch erfgoed', dat we ook bij (mens)apen, dolfijnen of olifanten herkennen.
De Waal besteedt voorts aandacht aan vermenselijkende taal bij het verwoorden van dierengedragingen ('Het is de zelfkennis van de mens toepassen op diergedrag. Wat kan daar nu verkeerd aan zijn?'), de vraag of mensapen over inlevingsvermogen beschikken (volgens De Waal kunnen zij zich in elkaars gevoelens verplaatsen) en het betoog rond dierenrechten. De Waal is het rechtenconcept van de dierenemancipatiebeweging weinig genegen - 'Ik heb liever een discussie in termen van de verplichting die mensen jegens dieren hebben' - en vindt de 'schreeuwerige en absolute uitspraken' van dierenactivisten 'volkomen nutteloos'.
Vitten
Vanaf bladzijde 100 krijgen respectievelijk Robert Wright (publicist), Christine M. Korsgaard (filosoof), Philip Kitcher (filosoof) en Peter Singer (filosoof, grondlegger van de 'dierenrechten') de gelegenheid om in korte essays met De Waal van mening te verschillen. Daaruit kun je als buitenstaander concluderen dat de meningsverschillen zelden onoverbrugbaar zijn. Bij momenten doet het heen en weer gevit zelfs denken aan een discussie over het geslacht van de engelen. Omtrent Singer geeft De Waal toe 'dat de conclusies waar we op uitkomen uiteindelijk helemaal niet zoveel van elkaar hoeven te verschillen'. Singer acht het van belang 'op te merken dat we het vaker met elkaar eens dan oneens zijn'.
Bij Christine M. Korsgaard komt De Waals vernistheorie 'nogal onnozel' over. Zij is meer verguld door zijn centrale interesse: 'De kwestie of de wortels van de moraal in onze geëvolueerde aard liggen, waar ze zich bevinden en hoe diep ze reiken.' Ze benadrukt dat mensen door hun 'veelomvattende cultuur' een 'aparte categorie' vormen, iets waarvan De Waal - beducht om de mens als kroon van de 'schepping' in de etalage te zetten - het snel op de heupen krijgt.
Toch is deze discussiebundel geen slag in het water, al had een bijkomend essay van Richard Dawkins - De Waal gruwt van zijn stelling over 'zelfzuchtige genen' - voor extra vuurwerk kunnen zorgen. Het geleverde denkwerk en de nuanceringen bij deze of gene zienswijze zijn nuttig en verhelderend.
De aap en de filosoof is natuurlijk geen ontspanningslectuur. De betogen over de precieze definitie van antropomorfisme, empathie, altruïsme, moraliteit en gedachten rond 'emotionele aanstekelijkheid', 'antropo-ontkenning' ('opzettelijke blindheid voor mensachtige eigenschappen van dieren', dixit De Waal) of intersubjectiviteit vergen al je aandacht.
Toren
Aan het eind van het boek dient De Waal zijn 'gerespecteerde collega's' van antwoord. Volgens hem leggen zij de nadruk 'op wat primaten niet hebben in plaats van wat ze wel hebben' terwijl hijzelf vooral de 'gedeelde eigenschappen' van de mens met apen en andere dieren in de verf zet. De Waal maakt dit duidelijk met een prachtbeeld: de moraliteitstoren. Zo'n toren heeft natuurlijk een spits (de mens als moreel wezen) maar kan niet worden gezien zonder alle verdiepingen (met de primaten en de brede evolutionaire oorsprong van de menselijke moraliteit) daaronder.
Tot slot een woordje over de coverfoto van het boek: een dromerige chimpansee met zijn hand onder zijn kin. Het beeld brengt spontaan De denker van Rodin in gedachten. De Waal gebruikte het portret eerder in zijn educatieve fotoboek Mijn familiealbum (2004) waarin hij een selectie van zijn 50.000 apenopnames van commentaar voorzag. Chimp Kevin op de foto lijkt in een bespiegelende stemming, maar de Waal biechtte er eerlijk bij op dat 'de werkelijkheid wat banaler' was. De aap keek naar het toeristische kabelbaantje boven zijn leefterrein in de zoo van San Diego hopende dat iemand een snoepje zou laten vallen. De Waal gaf de foto als titel 'De schijn van denken' mee. Dit was volgens hem géén 'denkende mensaap' maar 'een mensaap die op manna uit de hemel' zat te wachten. Maar wie op een snoepje rekent en voltijds overzwevende mensen gadeslaat, doet toch permanent aan (beredeneerde) kansberekening?
Wat er ook van zij, omtrent het dierlijke in de mens en het 'menselijke' in andere levende wezens verkeert de wetenschap in volle pionierstijd. Frans De Waal is en blijft een voornaam ontdekkingsreiziger.
DSL, 21-12-2007 (Jan Desmet)
Frans De Waal, De aap en de filosoof. Hoe de moraal is ontstaan, Amsterdam: Contact, 228 blz.
De Nederlandse bioloog Frans De Waal maakte furore met zijn onderzoek naar 'menselijk' gedrag bij dieren. In De aap en de filosoof treedt hij in discussie met zijn critici.
Sinds zijn boek Chimpansee-politiek: macht en seks bij mensapen (1982) is de naar Amerika uitgeweken Nederlandse bioloog Frans de Waal (1948) ijverig bezig om de biologische en evolutionaire grondslagen van ons gedrag nader te ontleden. Hij doet dat op basis van zorgvuldig apenonderzoek in dierentuinen en researchcentra. De boeken die De Waal over zijn ontdekkingen en vernieuwende inzichten schreef, bezorgden hem zo'n reputatie dat het magazine Time hem in 2007 tot de honderd invloedrijkste mensen van de wereld rekende.
De Waal ziet geen heil in een scherpe scheidslijn tussen dier en mens. Het is een tweedeling die hij, net als Desmond Morris, de grond wil inboren. In een van zijn belangrijkste werken, Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren (1996), hanteerde hij de sloophamer: 'Wij gaan er niet alleen prat op dat we mens zijn, maar ook dat we menselijk zijn. Wat een briljante vondst om de moraliteit aan te wijzen als het waarmerk van de menselijke aard door onze soortnaam ook te gebruiken voor barmhartige neigingen!'
Volgens De Waal is het misplaatst om van een gewelddadig persoon te zeggen dat hij zich 'als een beest gedroeg'. Door apen te bestuderen zag hij dat ook bij andere soorten 'menselijke neigingen' als medeleven, verzoening en gemeenschapszin aanwezig waren. Moraal kon daarom geen uniek menselijk kenmerk zijn en had bijna zeker een brede biologische oorsprong. Zo is vergevingsgezindheid volgens De Waal tientallen miljoenen jaren oud, wat hem doet stellen dat de bouwstenen van de moraal niet ondubbelzinnig en exclusief tot het patent van onze soort behoren.
Vernislaag
In zijn nieuwste boek De aap en de filosoof. Hoe de moraal is ontstaan treedt De Waal in het strijdperk met vier critici van zijn werk. De aanleiding was een reeks lezingen over menselijke waarden die hij hield in 2003. De bundel spitst zich toe op de oorsprong en de reikwijdte van de menselijke goedheid. De Waal kant zich fel tegen de 'vernistheorie', zoals hij die noemt. Die stelt dat de mens in wezen een meedogenloos zelfzuchtige inborst heeft die enkel door een dun deklaagje cultuurvernis in toom wordt gehouden.
Niks van, zegt De Waal, die zelfs denkt dat empathie 'de oorspronkelijke, aan taal voorafgaande vorm van verbondenheid tussen individuen is, die pas in tweede instantie onder invloed van taal en cultuur is komen te staan'. 'Ik weet niet of mensen diep vanbinnen goed of slecht zijn, maar geloven dat alles wat we doen voortkomt uit eigenbelang en voor anderen (en vaak voor onszelf) verborgen wordt gehouden, lijkt me een grove overschatting van het intellectuele vermogen van de mens, laat staan van dat van andere dieren.' Hij legt helder uit dat niet zozeer rationele dan wel emotionele processen de drijvende krachten zijn achter morele oordelen en verklaart hoe dat evolutionair ontstaan kan zijn.
Dat de moraliteit een recente culturele vondst van de menselijke soort is, wijst De Waal van de hand. Hij situeert de kiem van onze moraal bij de sociale instincten, ons 'biologisch erfgoed', dat we ook bij (mens)apen, dolfijnen of olifanten herkennen.
De Waal besteedt voorts aandacht aan vermenselijkende taal bij het verwoorden van dierengedragingen ('Het is de zelfkennis van de mens toepassen op diergedrag. Wat kan daar nu verkeerd aan zijn?'), de vraag of mensapen over inlevingsvermogen beschikken (volgens De Waal kunnen zij zich in elkaars gevoelens verplaatsen) en het betoog rond dierenrechten. De Waal is het rechtenconcept van de dierenemancipatiebeweging weinig genegen - 'Ik heb liever een discussie in termen van de verplichting die mensen jegens dieren hebben' - en vindt de 'schreeuwerige en absolute uitspraken' van dierenactivisten 'volkomen nutteloos'.
Vitten
Vanaf bladzijde 100 krijgen respectievelijk Robert Wright (publicist), Christine M. Korsgaard (filosoof), Philip Kitcher (filosoof) en Peter Singer (filosoof, grondlegger van de 'dierenrechten') de gelegenheid om in korte essays met De Waal van mening te verschillen. Daaruit kun je als buitenstaander concluderen dat de meningsverschillen zelden onoverbrugbaar zijn. Bij momenten doet het heen en weer gevit zelfs denken aan een discussie over het geslacht van de engelen. Omtrent Singer geeft De Waal toe 'dat de conclusies waar we op uitkomen uiteindelijk helemaal niet zoveel van elkaar hoeven te verschillen'. Singer acht het van belang 'op te merken dat we het vaker met elkaar eens dan oneens zijn'.
Bij Christine M. Korsgaard komt De Waals vernistheorie 'nogal onnozel' over. Zij is meer verguld door zijn centrale interesse: 'De kwestie of de wortels van de moraal in onze geëvolueerde aard liggen, waar ze zich bevinden en hoe diep ze reiken.' Ze benadrukt dat mensen door hun 'veelomvattende cultuur' een 'aparte categorie' vormen, iets waarvan De Waal - beducht om de mens als kroon van de 'schepping' in de etalage te zetten - het snel op de heupen krijgt.
Toch is deze discussiebundel geen slag in het water, al had een bijkomend essay van Richard Dawkins - De Waal gruwt van zijn stelling over 'zelfzuchtige genen' - voor extra vuurwerk kunnen zorgen. Het geleverde denkwerk en de nuanceringen bij deze of gene zienswijze zijn nuttig en verhelderend.
De aap en de filosoof is natuurlijk geen ontspanningslectuur. De betogen over de precieze definitie van antropomorfisme, empathie, altruïsme, moraliteit en gedachten rond 'emotionele aanstekelijkheid', 'antropo-ontkenning' ('opzettelijke blindheid voor mensachtige eigenschappen van dieren', dixit De Waal) of intersubjectiviteit vergen al je aandacht.
Toren
Aan het eind van het boek dient De Waal zijn 'gerespecteerde collega's' van antwoord. Volgens hem leggen zij de nadruk 'op wat primaten niet hebben in plaats van wat ze wel hebben' terwijl hijzelf vooral de 'gedeelde eigenschappen' van de mens met apen en andere dieren in de verf zet. De Waal maakt dit duidelijk met een prachtbeeld: de moraliteitstoren. Zo'n toren heeft natuurlijk een spits (de mens als moreel wezen) maar kan niet worden gezien zonder alle verdiepingen (met de primaten en de brede evolutionaire oorsprong van de menselijke moraliteit) daaronder.
Tot slot een woordje over de coverfoto van het boek: een dromerige chimpansee met zijn hand onder zijn kin. Het beeld brengt spontaan De denker van Rodin in gedachten. De Waal gebruikte het portret eerder in zijn educatieve fotoboek Mijn familiealbum (2004) waarin hij een selectie van zijn 50.000 apenopnames van commentaar voorzag. Chimp Kevin op de foto lijkt in een bespiegelende stemming, maar de Waal biechtte er eerlijk bij op dat 'de werkelijkheid wat banaler' was. De aap keek naar het toeristische kabelbaantje boven zijn leefterrein in de zoo van San Diego hopende dat iemand een snoepje zou laten vallen. De Waal gaf de foto als titel 'De schijn van denken' mee. Dit was volgens hem géén 'denkende mensaap' maar 'een mensaap die op manna uit de hemel' zat te wachten. Maar wie op een snoepje rekent en voltijds overzwevende mensen gadeslaat, doet toch permanent aan (beredeneerde) kansberekening?
Wat er ook van zij, omtrent het dierlijke in de mens en het 'menselijke' in andere levende wezens verkeert de wetenschap in volle pionierstijd. Frans De Waal is en blijft een voornaam ontdekkingsreiziger.
DSL, 21-12-2007 (Jan Desmet)