PDA

Bekijk de volledige versie : Klimaatbeleid VS mist gevoel voor urgentie


Barst
20th December 2007, 01:14
Klimaatbeleid VS mist gevoel voor urgentie


De wereld wacht op Amerikaans leiderschap in de internationale klimaat- onderhandelingen. Komt dat er wel als Bush begin 2009 het Witte Huis uit trekt? De lopende campagnes voor de presidentsverkiezingen bieden enige hoop. Ook het Congres en delen van het bedrijfsleven lijken langzaam in beweging te komen.


Na alle succes en publiciteit rond de documentaire An Inconvenient Truth van Al Gore, diens Oscar en toen nog de Nobelprijs voor de Vrede, dachten Amerikaanse milieuactivisten dat hun moment gekomen was. De klimaatproblematiek zou nu toch wel hoog op de politieke agenda komen?

Dus organiseerden ze vorige maand het allereerste debat uit de geschiedenis tussen de presidentskandidaten over het onderwerp. Ze nodigden de zeventien meest kansrijke kandidaten van beide partijen uit. Het werd een sof. Slechts drie kandidaten namen de uitnodiging aan. Drie Democraten: Hillary Clinton, John Edwards en Dennis Kucinich.

Maar er leek een herkansing aan te komen. De afgelopen weken werd bekend dat Gore samen met Arnold Schwarzenegger achter de schermen aan een nieuw debat werkte. Dat moest alle kandidaten bijeenbrengen in New Hampshire, de staat die op 8 februari als tweede stemt.

Maar ook de Democratische oud-vice-president met al zijn eerbewijzen en de Republikeinse gouverneur van Californië met al zijn starpower kregen het niet voor elkaar. Deze week maakte de woordvoerder van Schwarzenegger bekend dat het debat niet doorgaat. „We blijven bezig om zoiets te organiseren”, zei hij, maar noemde geen nieuwe datum.

Het is niet verwonderlijk dat de Republikeinen niet te porren waren voor zo’n debat. John McCain, senator van Arizona, is de enige Republikein die campagne voert rond het onderwerp. De rest mijdt het, om de conservatieven in de partij niet voor het hoofd te stoten. Die noemen het broeikaseffect nog altijd een verzinsel. Als het al echt is, dan heeft de mens er geen schuld aan.

Oud-gouverneur Mitt Romney omzeilde bijvoorbeeld tot voor kort vragen of het broeikaseffect bestond en of de mens er debet aan is. Rudy Giuliani noemde het eerder „geen hysterische noodsituatie die aangepakt moet worden”. Hij verweet Gore „mensen bang te maken” met zijn film. Ex-senator Fred Thompson maakte het thema zelfs belachelijk. Mars en Jupiter worden ook warmer, zonder het Kyoto-klimaatverdrag te tekenen, schamperde hij.

Veel positiever voor Europa is de situatie aan Democratische zijde. Daar ijveren bijna alle kandidaten voor een reductie in de uitstoot van tachtig procent tegen 2050 en voor een handel in emissierechten, zoals de Europese Unie dat kent. Kandidaten zoals oud-gouverneur Bill Richardson spreken van de noodzaak van een energierevolutie.

Bemoedigend is helemaal dat af en toe een Democratische kandidaat durft te waarschuwen dat het afkicken van Amerika’s olieverslaving geld gaat kosten. „In elk geval zullen er in het begin kosten zijn. We kunnen niet doen alsof het voor niets zal gaan”, vertelde Barack Obama onlangs kiezers in Iowa.

Toch zien ook Democratische kiezers klimaatbeleid niet als een topprioriteit, waarschuwde senator Clinton vorige maand de milieuorganisaties die het forum in Californië hadden opgezet: „Als ik voor een zaal praat over de noodzaak voor Amerika om op energiegebied zelfvoorzienend te worden, dan juicht iedereen. Maar als ik over het klimaat praat, dan luisteren de mensen stil. Veel mensen zijn nog altijd niet overtuigd dat het een serieus probleem is.”

Dat hoeft geen beletsel te zijn, denkt David Orr, hoofd milieustudies aan de Oberlin Universiteit in de staat Ohio. De president moet klimaatbeleid geen milieukwestie noemen, maar verkopen als een zaak van nationale veiligheid. Amerika moet af van zijn gevaarlijke verslaving van olie en van zijn afhankelijkheid van het Midden-Oosten.

Ook moet de nieuwe man of vrouw klimaatbeleid tot een morele kwestie maken, iets waar Amerikanen in het algemeen gevoelig voor zijn. Hoe kunnen we de aarde bewoonbaar aan onze kinderen overdragen. Zo geformuleerd, denkt Orr, wordt klimaatbeleid een zaak waar Republikeinen, inclusief de christelijk rechtse en conservatieve vleugel, en de Democraten een ’nationale kruistocht’ van kunnen maken.

Dat overigens, los van het campagnepad, ook aan Republikeinse kant het debat opschuift, bleek vorige week in Washington. Daar keurde een senaatscommissie, met steun van Republikeinse leden, voor het eerst een wetsvoorstel goed dat Amerika aan een plafond in de uitstoot zou binden en handel in emissierechten opzet. Of het voorstel volgend jaar door de hele Senaat wordt goedgekeurd, is de vraag. Maar het geeft enige hoop dat een klimaatverdrag in 2009 niet kansloos is.

Binnen de staten blijft het klimaatbeleid ook volop in beweging. In navolging van Arnold Schwarzenegger maakte de Republikeinse gouverneur van Florida Charlie Crist eerder dit jaar klimaatbeleid tot een van zijn prioriteit. Per decreet legde hij, in etappes, plafonds voor de uitstoot van CO2 op.

De macht van de olie- en kolenlobby blijft intussen niet te onderschatten. Die liet eerder deze maand zijn tanden zien in Washington door met steun van Republikeinse senatoren een energiewetsvoorstel af te zwakken. Het haalde de plicht voor energiebedrijven om op termijn vijftien procent van de stroom uit hernieuwbare energiebronnen zoals wind, van tafel. Deze lobby zal vast alles uit de kast halen om eventuele strenge klimaatafspraken tegen te houden.

Maar er groeit ook een tegenlobby vanuit het bedrijfsleven. Eerder dit jaar sloten grote bedrijven als Chysler, General Electric en Dow Chemical het US Partnerschap voor KlimaatActie. Zij redeneren dat de VS veel geld kunnen verdienen aan een handelstelsel in emissierechten en aan technologische vernieuwing. Big oil mag het Witte Huis niet langer in zijn greep hebben, stellen zij.

Als de Amerikaanse kiezers tegen 2009 nog geen streng klimaatbeleid eisen, dan zou een nieuwe president nog altijd naar die multinationals kunnen luisteren.


Trouw, 20-12-2007