PDA

Bekijk de volledige versie : De diepgang ontbreekt


Barst
20th June 2005, 17:48
De diepgang ontbreekt


Waar moet het naartoe met het onderwijs in Nederland? Voor- en tegenstanders van ’het nieuwe leren’ buitelen over elkaar heen. In een korte serie scheppen vier deskundigen helderheid. Vandaag deel 1, hoogleraar Maassen van den Brink. ,,Er gaan veel te weinig twaalfjarigen naar havo en vwo.’’


Middelmatig. Het niveau van het Nederlandse onderwijs, zegt Henriëtte Maassen van den Brink (52, een dochter en een zoon), is middelmatig. ,,Middelmatig heeft een negatievere lading dan gemiddeld ja. Ik ben ook niet zo positief.’’

Maassen van den Brink is hoogleraar onderwijs, arbeidsmarkt en economische ontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is ook lid van de Onderwijsraad, die onlangs in een rapport het niveau van het Nederlandse onderwijs gemiddeld noemde. Waarom dan nu dat woord middelmatig?

Omdat, argumenteert Maassen van den Brink, Nederland geen topuniversiteiten heeft. De Nederlandse universiteiten selecteren niet op de kwaliteit van hun studenten; studenten op hun beurt kiezen niet voor de beste universiteit.

De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is hoog. Dat heeft als voordeel dat ook ’late talenten’ zich kunnen ontplooien, maar als nadeel dat de kwaliteit van het onderwijs achteruit gaat. ,,Als je steeds meer studenten toelaat, moet je het niveau aanpassen. Omdat universiteiten geen bijzondere toelatingseisen stellen, krijg je een grote grijze brij.’’

Gelukkig, constateert Maassen van den Brink, zijn er nu enkele universiteiten die wel de beste studenten willen selecteren. Dat is goed, want ’selectie en kwaliteit liggen heel dicht bij elkaar’. ,,Nederlandse universiteiten en hogescholen krijgen meer geld als er meer studenten afstuderen. Dat is geen prikkel voor een betere kwaliteit.’’

Ook voor studenten, treurt Maassen van den Brink, is kwaliteit geen criterium. ,,Nabijheid is voor de Nederlandse student nog steeds bepalend: welke instelling ligt het dichtste bij mijn ouderlijk huis? Ze kijken niet naar de instelling die het beste bij hen past.’’

Een student die zich wil onderscheiden, heeft in zo’n stelsel niet veel mogelijkheden. Hij kan een extra masterstudie doen, een vak of stage in het buitenland, of ervaring opdoen in een bestuur. Universiteiten die willen opvallen, reiken een prijs uit - een wat simpele manier om je te moeten onderscheiden, vindt de hoogleraar.

Henriëtte Maassen van den Brink lanceert dan ook graag een oplossing die in haar ogen het niveau van het hoger onderwijs kan opkrikken: een centraal examen, bijvoorbeeld aan het eind van de bachelor- of mastersstudie. ,,Daarmee kun je het niveau controleren én handhaven.’’

Ook het niveau van het basis- en voortgezet onderwijs moet volgens de hoogleraar omhoog. Nederlandse middelbare scholieren doen het weliswaar in internationale vergelijkingen redelijk tot goed, maar dat zegt helaas weinig.

,,Nederlandse kinderen moeten al vroeg, op 12-jarige leeftijd, voor een vervolgopleiding kiezen. Kinderen die het minder goed doen, worden al vroeg ’uitgeselecteerd’ en gaan naar het speciaal onderwijs of de onderkant van het vmbo. Deze scholieren doen niet mee aan de internationale toetsen, zodat je hogere resultaten kunt bereiken.’’

Het percentage scholieren dat naar het vmbo gaat, zo’n zestig procent, noemt de hoogleraar ’erg hoog’. Waarom, vraagt zij zich af, lukt het maar niet om meer leerlingen op havo en vwo te krijgen?

Omdat, antwoordt zij zelf, de kwaliteit van de docenten tekortschiet en de kwaliteit van de pabo’s onvoldoende is. Het taal- en rekenonderwijs op de pabo’s is vaak slecht, blijkt uit verscheidene onderzoeken. Een schande, vindt Maassen van den Brink.

,,Docenten staan toch aan de basis van de ontwikkeling van kinderen? Dát is je menselijk kapitaal; als overheid is dát je investering in de Nederlandse economie. Beter een goede leraar dan een goede dokter, denk ik altijd.’’

Anders dan minister Van der Hoeven, vindt de hoogleraar dat elke pabo-student op de middelbare school in wiskunde eindexamen moet hebben gedaan. Ook vindt zij het jammer dat de pabo veel studenten telt die via het vmbo en mbo instromen. ,,Hun niveau van taal en rekenen is vaak bedroevend. En die mensen moeten dan voor de klas staan.’’

Docenten moeten volgens Maassen van den Brink kunnen inspireren en motiveren. ,,Het moeten mensen zijn met idealen. Die drijvende, innerlijke kracht mis ik vaak bij mensen die nu op de pabo zitten.’’

Het docentenberoep heeft geen aanzien meer, vindt Maassen van den Brink. Vroeger was je iemand als je naar de kweekschool ging, nu ben je een loser. Toen zij zelf op de middelbare school zat, kreeg zij nog wel eens les van een doctorandus of doctor. Dat komt bijna niet meer voor.

Een belangrijke reden hiervoor, denkt Maassen van den Brink, is het salaris. Beginnende docenten verdienen niet zo slecht, maar de salarisschalen in het onderwijs kennen weinig differentiatie. Bovendien is er nauwelijks tijd voor iets extra’s. ,,Vroeger konden onderwijzers nog wel eens een boek schrijven of zo, die tijd is er nu echt niet.’’

Ze ziet het bij de school van haar eigen zoon, die in 5 vwo zit. Het wiskunde-onderwijs in de onderbouw is vaak van lage kwaliteit, veel leerlingen krijgen in de bovenbouw bijles. De examenscores zijn laag. Ook zoeken opvallend veel ouders hun heil bij een - peperdure - particuliere school.

Ze betreurt ook de trend dat kennis op veel van deze ’gewone’ scholen, in het basis- en voortgezet onderwijs, steeds minder belangrijk is. Veel scholen kiezen, in welke vorm dan ook, voor competentiegericht onderwijs, waarin het aanleren van vaardigheden belangrijker is dan de overdracht van kennis. De leerlingen worden in deze visie verantwoordelijk voor wat ze leren, de docent is begeleider, tutor of coach.

’Modieus geneuzel’, typeert Maassen van den Brink. ,,De autoritaire onderwijzer van vroeger hoeft ook niet, maar om nou te zeggen dat kinderen alleen nog maar hoeven weten hoe ze iets op internet kunnen opzoeken.. weet je hoeveel rotzooi er op internet staat?’’

Ter illustratie vertelt ze over sommige scripties van studenten. Vaak staan daar verwijzingen in naar een mevrouw Smit of meneer Jansen, mensen die kennelijk ooit iets over een onderwerp hebben geschreven. Verstandige wetenschappelijke taal is het zelden.

,,Het is allemaal zo oppervlakkig en snel’’, constateert Maassen van den Brink. ,,De diepgang ontbreekt. Ik denk dat de mens van nature lui is, dan kom je er niet met een visie die zegt dat alles uit de leerling zelf moet komen.’’

De ervaringen met probleemgestuurd onderwijs, groepjes studenten die zelf aan opdrachten moeten werken, tonen volgens Maassen van den Brink aan dat niet iedere leerling geschikt is voor de nieuwe trend. ,,Die groepjes drijven vaak op twee of drie mensen. De rest drijft mee. Ook daaruit blijkt dat de mens van nature lui is.’’

Als (economisch) onderwijs-onderzoeker zou Maassen van den Brink graag zien dat onderwijsbeleid vaker wordt geëvalueerd. ,,Nu zie je vaak beleid op beleid, zonder evaluatie. Er wordt eindeloos geëxperimenteerd, zonder evaluatie. Kosten-effectiviteitsonderzoek ontbreekt.’’

Onderzoeks-onderwerpen genoeg, zegt Maassen van den Brink. Wat zijn de échte effecten van voorschoolse educatie? Van onderwijsachterstandenbeleid? ,,Ik zou wel eens goed willen uitzoeken of voorschoolse educatie werkt, of wat het resultaat is van de invoering van leerrechten in het hoger onderwijs. In Nederland vindt men snel dat zoiets ethisch onverantwoord zou zijn. En dat terwijl in de gezondheidszorg met levensverlengende geneesmiddelen wordt geëxperimenteerd.’’

,,Ik hoop niet dat ik nu zo’n vroeger-is-alles-beter type lijk’’, zegt de hoogleraar na anderhalf uur praten. Zo neemt ze afstand van de veelgehoorde mening dat de huidige generatie leerlingen/studenten vluchtiger, oppervlakkiger of minder gemotiveerd zou zijn dan vroeger.

,,Niet de leerlingen maar de ouders zijn veranderd’’, zegt ze. ,,De gemiddelde ouder is hoger opgeleid en heeft vaak maar een of twee kinderen, de prinsjes en prinsesjes. Voor die kinderen willen ze het beste. Deze ouders zoeken naar kwaliteit en hebben daar meer een oordeel over dan die van vroeger.’’

Kijk naar de voorlichtingsdagen van universiteiten, illustreert de hoogleraar. Vroeger kwamen de aankomende studenten daar alleen, nu zit de zaal vol ouders. Daar is niks mis mee, maar ook deze trend moet niet doorslaan. ,,Een collega moest laatst met een studente haar bachelors-scriptie bespreken. De studente kwam met haar moeder.’’


Wat is een goede docent?
Volgens Maassen van den Brink:

- inspireert leerlingen om kennis te verwerven
- is gedreven door idealen
- is sterk in taal en rekenen
- draagt liefde over voor kunst en cultuur
- kan meer gaan verdienen.


Trouw, 20-06-2005