Barst
16th November 2007, 23:30
Over koopjesgeluk en wijsheid
Ann Meskens, Eindelijk buiten. Filosofische stadswandelingen, Rotterdam: Lemniscaat, 190 blz., 17,95.
Filosofen moeten zich misschien eens oefenen in het schrijven over koopjesgeluk, schrijft Ann Meskens in Eindelijk buiten. De filosofie-als-praktische-gids is populair. Maar hoe bruikbaar is de filosofie in het alledaagse leven? Een gesprek met Ann Meskens.
We zouden het gesprek buiten doen, al wandelend. We zouden door Mechelen stappen in de lichtvoetige traditie van de filosofische dialoog, waarbij vrienden door de stad kuieren en elkaar intussen bestoken met argumenten en tegenargumenten. De klassieke en renaissancefilosofen debatteerden over mondaine kwesties, maar kwamen steevast uit bij de Grote Onderwerpen - Goedheid, Vriendschap, Vrijheid. Maar hadden ze toen in winkelketens geshopt en koopjesperiodes gehad, dan hadden ze zich wellicht ook over koopjesgeluk gebogen.
Het is helaas guur novemberweer, en dan zit de filosofe liever binnen. Trouwens, zegt Meskens rokend en koffie drinkend in de buurt van de kachel, 'dat wandelen heb ik vooral metaforisch bedoeld'. Eindelijk buiten is dus maar bij wijze van spreken. Zo kennen we de filosofie. Ze blijft 'globaal' en 'abstract'. Ook de inwoners van en bezoekers aan de stad die Meskens bewandelt - de jogger, de toerist, het spelende kind - blijven in haar verhalen anonieme wezens zonder eigen persoonlijkheid. Zelfs het Mechelen waar ze door flaneert, en waarvan ze af en toe een straat of plein vernoemt, is inwisselbaar met duizend andere middelkleine steden op aarde. 'Dit boek is geschreven voor de wandelaar in elke stad', zegt Meskens. Alleen een filosofe kan zo algemeen zijn.
Toch wil ze precies daar de brug slaan. Tussen de filosofie en het gewone leven. Tussen een 'academische', 'hermetische' filosofie die doorboomt over logica of metafysica, en een leven met alledaagse noden en besognes. Ze presenteert de laagste instap in de filosofie. 'Ik stel de vragen waarvoor je niet filosofisch geschoold hoeft te zijn om ze te stellen. De filosofe die mijn hoofdpersonage is, laat haar boeken thuis en gaat de stad in. De buitenwereld daagt uit, de thema's en concrete aanleidingen om te denken, komen bij elke straathoek aangewaaid. Je ziet jongeren met hun mobieltjes foto's nemen van zichzelf. Je voelt koopgeluk. Wat betekent dat? Ik bied een opstapje naar grote denkers, ik wijs een richting aan zodat je niet in de leegte zit te denken.'
De vragen over buitenshuis leiden dus weer naar binnenshuis, naar de bibliotheek. 'Ik confronteer graag de uiterlijke en de innerlijke wereld, het concrete en het abstracte, de herinneringen en de straat. Ik pendel tussen die twee. Het is bevrijdend om je niet op te sluiten, noch in het concrete, noch in het abstracte.'
Want in dat bedje is de filosofie volgens Meskens ziek: ze is wereldvreemd geworden. 'Ze heeft alles wat met techniek of het materiële te maken heeft te zeer verwaarloosd. Ze is te ascetisch.' En dan is er nog de onhebbelijkheid van filosofen om systemen te bouwen, 'theorieën die de arrogantie hebben dat ze de hele werkelijkheid kunnen ontsluiten.'
Meskens verkiest niet de systeembouwers, maar de ontregelaars, dat is ze aan deze tijd verplicht, de Friedrich Nietzsches en Jean Baudrillards die gevaarlijk denken omdat ze radicalen zijn. Nog liever organiseert ze een aanzet tot dialoog tussen de twee, tussen een ontregelaar als Baudrillard en een systeembouwer als Kant. Al is dat vrijblijvend, want ze raakt slechts de opperhuid van hun denken aan. Radicaal denken of doordenken is niet haar opzet.
Waar het Meskens om te doen is, zegt ze zonder het woord populariseren in de mond te nemen, is de filosofie te introduceren als een nieuwsgierigheid, een kritische houding, een verlangen naar wijsheid. Zoals de filosofie in oorsprong was. Ze wil de oningewijde lezer een 'filosofische gevoeligheid' aanreiken. 'Wie zeer concreet leeft en opgeslorpt wordt door de drukte, wint erbij wanneer hij zich bewust wordt van een ruimer kader: dat terwijl hij zijn kind voor de schoolpoort gaat afzetten, miljoenen anderen ook op weg zijn. Zijn stad is maar een van de duizenden steden. Dat besef geeft ruimte.'
Die ruimte, zegt Meskens, 'begint bij vragen stellen. Het begint bij hele gewone vragen. Dit is een oefening in het stellen van die vragen. Die vragen hebben een filosofisch gewicht.'
'Filosofie' wordt dankzij de goede vragen een 'verdedigingsstrategie', ze wordt een kritische taal die wapent tegen de pletwals van de moderniteit en van bijvoorbeeld het consumentisme. 'Hoe kan ik tijdens de koopjes winkelen, mijn noden vervullen en zelfs koopplezier beleven en, zonder meteen de toer op te gaan van de ascetische filosoof, toch geen gedachteloze consument worden? Hoe vind je de lenigheid van de kritische tussenpositie die je toestaat om een ethisch waardevol leven te leiden? Of anders gezegd: hoe kan je alle geneugten van een GSM ervaren zonder ten prooi te vallen aan de vele bezwarende valstrikken die bijvoorbeeld de onbegrensde bereikbaarheid met zich meebrengt? Eigenlijk zit er wel een moralist in mij. Maar ik zit niet met een vingertje te zwaaien dat de mensen dringend wat meer filosofie moeten leren en zich moeten onthechten.'
Vragen stellen, en dan vooral Grote Vragen, ligt uitstekend in de markt. Inleidingen tot de filosofie voor een groot publiek zijn een groot succes. Blijkbaar voelen velen de aandrang tot diepte. Dat merkt Meskens ook in haar praktijk als filosofisch consulent, een zeldzame discipline in België. Ze krijgt mensen over de vloer die niet weten waar in het grote bos van de psychologische hulpverlening ze met hun levensvragen terechtkunnen - een psychotherapeut, psycholoog, psychiater, of welke school van de psychoanalyse? Dan leent de filosofe een luisterend oor, ze formuleert bedenkingen, ze zegt dat Freud of Lacan en hun analyses ook maar een van de vele mogelijke beschrijvingen van een probleem geven. Ze houdt er hoopvollere beschrijvingen naast, van oude Griekse filosofen die de geest sterk genoeg achtten om elke impasse te doorbreken en alles te boven te komen. 'Het gaat uiteindelijk om pragmatische vragen die de Grieken al probeerden te beantwoorden: hoe overleef ik mijzelf, mijn tijd en alle eisen die aan mij gesteld worden? Heel concreet: met welke strategieën overleef ik de komende maanden? Daarvoor moet je geen intellectuele hoogstandjes opvoeren. Vaker haal ik de stoïcijnen boven als voorbeeld.'
'Ik zie hier ook mensen die in intellectuele eenzaamheid leven. Die een boek lazen of een voorstelling zagen waarover ze met niemand kunnen praten. Eigenlijk fungeer je dan als een soort pastoor. Je neemt de rol op je van filosofische vriend. In andere therapeutische branches is vriendschap taboe, maar de filosofie heeft de vriendschap altijd hoog geacht. In de vriendschap is er genoeg overeenkomst voor begrip en is er genoeg verbondenheid om zeer kritisch te kunnen zijn.'
Zo komt de filosoof haast vanzelfsprekend terecht bij de grote verlangens, die naar Troost en Geluk. In een filosofische boekenkast zit veel troost en geluk, vindt Meskens. 'Als je ernaar kan grijpen en het werkt, is dat fantastisch. Maar na de dood van een geliefde zou het erg cynisch zijn om te zeggen: daar staat de boekenkast, zoek maar troost.'
'In de filosofie zijn er altijd twee tendensen geweest. Enerzijds de nieuwsgierigheid naar het weten, de belangstelling voor het betoog en de ratio, anderzijds de belangstelling voor het geluk, voor het leven en welzijn, vragen naar deugdzaamheid en engagement. Er zat veel passie in de filosofie, van de Grieken tot Montaigne. Ze was heus niet alleen ratio. Het hart en het gevoel waren nauw bij het denken betrokken. Maar na de moderniteit is vooral die kritische tendens uitgewerkt, de analyse en het betoog. De vraag naar geluk is nochtans een heel terechte vraag. Ik word heel erg boos als academische filosofen dat maar onnozel vinden.'
'Voor geluk is er natuurlijk geen rechtstreeks antwoord. De godsdienst had dat niet, en ook de filosofie heeft er geen. Voor geluk moet ik oude woorden bovenhalen, zoals wijsheid, deugdzaamheid, soevereiniteit. Kiezen voor een wijs leven is niet de makkelijkste keuze. Maar het is de mooiste, de meest menselijke, de waardigste keuze die je kan maken.'
Zover gaat de filosofe die uit haar boekenkamer stapte en de straat opging, de straat die volgens André Breton de enige plek is waar men ervaring kan opdoen die iets waard is. Ze zocht enkele lijfelijke sensaties, bij wijze van voorbeeld, om zich snel weer terug te trekken in de abstractie, waar de filosofie echt thuis is.
DSL, 16-11-2007 (Karel Verhoeven)
Ann Meskens, Eindelijk buiten. Filosofische stadswandelingen, Rotterdam: Lemniscaat, 190 blz., 17,95.
Filosofen moeten zich misschien eens oefenen in het schrijven over koopjesgeluk, schrijft Ann Meskens in Eindelijk buiten. De filosofie-als-praktische-gids is populair. Maar hoe bruikbaar is de filosofie in het alledaagse leven? Een gesprek met Ann Meskens.
We zouden het gesprek buiten doen, al wandelend. We zouden door Mechelen stappen in de lichtvoetige traditie van de filosofische dialoog, waarbij vrienden door de stad kuieren en elkaar intussen bestoken met argumenten en tegenargumenten. De klassieke en renaissancefilosofen debatteerden over mondaine kwesties, maar kwamen steevast uit bij de Grote Onderwerpen - Goedheid, Vriendschap, Vrijheid. Maar hadden ze toen in winkelketens geshopt en koopjesperiodes gehad, dan hadden ze zich wellicht ook over koopjesgeluk gebogen.
Het is helaas guur novemberweer, en dan zit de filosofe liever binnen. Trouwens, zegt Meskens rokend en koffie drinkend in de buurt van de kachel, 'dat wandelen heb ik vooral metaforisch bedoeld'. Eindelijk buiten is dus maar bij wijze van spreken. Zo kennen we de filosofie. Ze blijft 'globaal' en 'abstract'. Ook de inwoners van en bezoekers aan de stad die Meskens bewandelt - de jogger, de toerist, het spelende kind - blijven in haar verhalen anonieme wezens zonder eigen persoonlijkheid. Zelfs het Mechelen waar ze door flaneert, en waarvan ze af en toe een straat of plein vernoemt, is inwisselbaar met duizend andere middelkleine steden op aarde. 'Dit boek is geschreven voor de wandelaar in elke stad', zegt Meskens. Alleen een filosofe kan zo algemeen zijn.
Toch wil ze precies daar de brug slaan. Tussen de filosofie en het gewone leven. Tussen een 'academische', 'hermetische' filosofie die doorboomt over logica of metafysica, en een leven met alledaagse noden en besognes. Ze presenteert de laagste instap in de filosofie. 'Ik stel de vragen waarvoor je niet filosofisch geschoold hoeft te zijn om ze te stellen. De filosofe die mijn hoofdpersonage is, laat haar boeken thuis en gaat de stad in. De buitenwereld daagt uit, de thema's en concrete aanleidingen om te denken, komen bij elke straathoek aangewaaid. Je ziet jongeren met hun mobieltjes foto's nemen van zichzelf. Je voelt koopgeluk. Wat betekent dat? Ik bied een opstapje naar grote denkers, ik wijs een richting aan zodat je niet in de leegte zit te denken.'
De vragen over buitenshuis leiden dus weer naar binnenshuis, naar de bibliotheek. 'Ik confronteer graag de uiterlijke en de innerlijke wereld, het concrete en het abstracte, de herinneringen en de straat. Ik pendel tussen die twee. Het is bevrijdend om je niet op te sluiten, noch in het concrete, noch in het abstracte.'
Want in dat bedje is de filosofie volgens Meskens ziek: ze is wereldvreemd geworden. 'Ze heeft alles wat met techniek of het materiële te maken heeft te zeer verwaarloosd. Ze is te ascetisch.' En dan is er nog de onhebbelijkheid van filosofen om systemen te bouwen, 'theorieën die de arrogantie hebben dat ze de hele werkelijkheid kunnen ontsluiten.'
Meskens verkiest niet de systeembouwers, maar de ontregelaars, dat is ze aan deze tijd verplicht, de Friedrich Nietzsches en Jean Baudrillards die gevaarlijk denken omdat ze radicalen zijn. Nog liever organiseert ze een aanzet tot dialoog tussen de twee, tussen een ontregelaar als Baudrillard en een systeembouwer als Kant. Al is dat vrijblijvend, want ze raakt slechts de opperhuid van hun denken aan. Radicaal denken of doordenken is niet haar opzet.
Waar het Meskens om te doen is, zegt ze zonder het woord populariseren in de mond te nemen, is de filosofie te introduceren als een nieuwsgierigheid, een kritische houding, een verlangen naar wijsheid. Zoals de filosofie in oorsprong was. Ze wil de oningewijde lezer een 'filosofische gevoeligheid' aanreiken. 'Wie zeer concreet leeft en opgeslorpt wordt door de drukte, wint erbij wanneer hij zich bewust wordt van een ruimer kader: dat terwijl hij zijn kind voor de schoolpoort gaat afzetten, miljoenen anderen ook op weg zijn. Zijn stad is maar een van de duizenden steden. Dat besef geeft ruimte.'
Die ruimte, zegt Meskens, 'begint bij vragen stellen. Het begint bij hele gewone vragen. Dit is een oefening in het stellen van die vragen. Die vragen hebben een filosofisch gewicht.'
'Filosofie' wordt dankzij de goede vragen een 'verdedigingsstrategie', ze wordt een kritische taal die wapent tegen de pletwals van de moderniteit en van bijvoorbeeld het consumentisme. 'Hoe kan ik tijdens de koopjes winkelen, mijn noden vervullen en zelfs koopplezier beleven en, zonder meteen de toer op te gaan van de ascetische filosoof, toch geen gedachteloze consument worden? Hoe vind je de lenigheid van de kritische tussenpositie die je toestaat om een ethisch waardevol leven te leiden? Of anders gezegd: hoe kan je alle geneugten van een GSM ervaren zonder ten prooi te vallen aan de vele bezwarende valstrikken die bijvoorbeeld de onbegrensde bereikbaarheid met zich meebrengt? Eigenlijk zit er wel een moralist in mij. Maar ik zit niet met een vingertje te zwaaien dat de mensen dringend wat meer filosofie moeten leren en zich moeten onthechten.'
Vragen stellen, en dan vooral Grote Vragen, ligt uitstekend in de markt. Inleidingen tot de filosofie voor een groot publiek zijn een groot succes. Blijkbaar voelen velen de aandrang tot diepte. Dat merkt Meskens ook in haar praktijk als filosofisch consulent, een zeldzame discipline in België. Ze krijgt mensen over de vloer die niet weten waar in het grote bos van de psychologische hulpverlening ze met hun levensvragen terechtkunnen - een psychotherapeut, psycholoog, psychiater, of welke school van de psychoanalyse? Dan leent de filosofe een luisterend oor, ze formuleert bedenkingen, ze zegt dat Freud of Lacan en hun analyses ook maar een van de vele mogelijke beschrijvingen van een probleem geven. Ze houdt er hoopvollere beschrijvingen naast, van oude Griekse filosofen die de geest sterk genoeg achtten om elke impasse te doorbreken en alles te boven te komen. 'Het gaat uiteindelijk om pragmatische vragen die de Grieken al probeerden te beantwoorden: hoe overleef ik mijzelf, mijn tijd en alle eisen die aan mij gesteld worden? Heel concreet: met welke strategieën overleef ik de komende maanden? Daarvoor moet je geen intellectuele hoogstandjes opvoeren. Vaker haal ik de stoïcijnen boven als voorbeeld.'
'Ik zie hier ook mensen die in intellectuele eenzaamheid leven. Die een boek lazen of een voorstelling zagen waarover ze met niemand kunnen praten. Eigenlijk fungeer je dan als een soort pastoor. Je neemt de rol op je van filosofische vriend. In andere therapeutische branches is vriendschap taboe, maar de filosofie heeft de vriendschap altijd hoog geacht. In de vriendschap is er genoeg overeenkomst voor begrip en is er genoeg verbondenheid om zeer kritisch te kunnen zijn.'
Zo komt de filosoof haast vanzelfsprekend terecht bij de grote verlangens, die naar Troost en Geluk. In een filosofische boekenkast zit veel troost en geluk, vindt Meskens. 'Als je ernaar kan grijpen en het werkt, is dat fantastisch. Maar na de dood van een geliefde zou het erg cynisch zijn om te zeggen: daar staat de boekenkast, zoek maar troost.'
'In de filosofie zijn er altijd twee tendensen geweest. Enerzijds de nieuwsgierigheid naar het weten, de belangstelling voor het betoog en de ratio, anderzijds de belangstelling voor het geluk, voor het leven en welzijn, vragen naar deugdzaamheid en engagement. Er zat veel passie in de filosofie, van de Grieken tot Montaigne. Ze was heus niet alleen ratio. Het hart en het gevoel waren nauw bij het denken betrokken. Maar na de moderniteit is vooral die kritische tendens uitgewerkt, de analyse en het betoog. De vraag naar geluk is nochtans een heel terechte vraag. Ik word heel erg boos als academische filosofen dat maar onnozel vinden.'
'Voor geluk is er natuurlijk geen rechtstreeks antwoord. De godsdienst had dat niet, en ook de filosofie heeft er geen. Voor geluk moet ik oude woorden bovenhalen, zoals wijsheid, deugdzaamheid, soevereiniteit. Kiezen voor een wijs leven is niet de makkelijkste keuze. Maar het is de mooiste, de meest menselijke, de waardigste keuze die je kan maken.'
Zover gaat de filosofe die uit haar boekenkamer stapte en de straat opging, de straat die volgens André Breton de enige plek is waar men ervaring kan opdoen die iets waard is. Ze zocht enkele lijfelijke sensaties, bij wijze van voorbeeld, om zich snel weer terug te trekken in de abstractie, waar de filosofie echt thuis is.
DSL, 16-11-2007 (Karel Verhoeven)