Inloggen

Bekijk de volledige versie : Eervolle aftocht


Barst
15th November 2007, 21:21
Eervolle aftocht


Vorige week was ik in Vietnam om over de vrijheid van godsdienst na te denken. Dat lukt goed wanneer het zonnig is en 23 graden. Er overviel mij een schaamteloze lichtheid die ik niet met november associeer. Lichtheid is ondraaglijk, hoor ik Vlaamse moralisten die nooit een boek van Milan Kundera hebben gelezen, al knorren. Dat is juist. Je kunt natuurlijk ook naar Vietnam reizen om er oorlog te voeren. Dat deden de Amerikanen, ten tijde van John Kennedy, naar wie in ons land tunnels, lanen en flatgebouwen zijn genoemd. Achteraf bekeken was die oorlog geen goed idee. Vele soldaten gingen dood. Waarom was niet helder. Stel: je bent een houtvester uit Ely, Minnesota en je sneuvelt in de modder nabij Da Nang. Hoe leg je dat uit als je in het hiernamaals arriveert?


Een oorlog beginnen is niet moeilijk. Je wordt kwaad, en je begint te schieten. Maar hoe hou je ermee op? De vraag is niet hoe je met goed fatsoen een oorlog begint, maar hoe je hem met goed fatsoen beëindigt. Er waren in Vietnam al veel mensen gestorven toen Richard Nixon eindelijk meende het antwoord te kennen. Daarna was het hek van de dam. De communisten triomfeerden. De Russen deden hun intrede. Die zijn alweer weg. Je ziet ze niet meer in Hanoi. De Amerikanen wel. De verliezers veroverden de stad. En de Vietnamese communisten blijken kapitalisten te zijn geworden. Eén zekerheid toch: die jongen uit Ely, Minnesota is nog altijd dood.

De beste manier om een oorlog te beëindigen is hem nooit te beginnen. Dat is moeilijk. Want er zijn honderden goede redenen om een oorlog te ontketenen. En er zijn er nauwelijks te vinden om hem te beëindigen. Neem nu een zeer specifieke vorm van oorlog: de familieruzie. Hoe ontstaat die? Iemand die heel erg op je lijkt doet iets wat je net zo goed zelf gedaan zou kunnen hebben. Precies dat is onvergeeflijk, want je herkent jezelf in het delict. Ten strijde! 'Ik laat me niet doen', 'ik ben nog iemand met principes', 'ze moeten niet denken dat ze met mij alles kunnen doen'. Dus praat je niet meer tegen elkaar. Je zwijgt. Of je zegt niets wanneer je spreekt, wat hetzelfde is. Zo ontstaat er een probleem: je kunt alleen maar ophouden met zwijgen door te praten. Dat stemt onrustig.

Ik wil niet moraliseren. Want ik ben tegen ethiek. Dat is een schoolvak voor mensen zonder enig moreel besef.

Toch heb ik in mijn schamel bestaan geleerd dat stoere uitspraken nergens toe leiden, en dat de wereld aan de watjes is. Of aan mensen die daarop lijken, zonder het werkelijk te zijn. Reageren op een boze brief is altijd fout. Soms bereiken mij tijdingen van zeer lieve mensen, waarvoor hartelijk dank. Maar ik ontvang ook fanmail in de aard van: 'U bent een onnozelaar. Uw gedrag is onwaardig. Met achting.' Twee dagen later komt een tweede mail: 'Gelieve te antwoorden a.u.b.' Antwoorden waarop? De eerste mail bevatte immers geen enkele vraag, maar twee feilloze vaststellingen die onweerlegbaar zijn. Vele conflicten ontstaan omdat een provocatie ten onrechte als een vraag wordt gezien, waarop een antwoord dient te volgen. Dat is een vergissing. Na een provocatie past enkel lankmoedigheid. Wat ben ik blij dat ik de moeite heb gedaan om vele mails niet te beantwoorden. Deed ik het toch, dan had ik er altijd spijt van.

De kunst van het gesprek bestaat er niet in om vlammend ten strijde te trekken, maar om eervol de aftocht te blazen, en aan je tegenstander dezelfde kans te bieden. Wie anderen vernedert, verliest zelf. Daaraan dacht ik vaak tijdens de politieke crisis van de jongste maanden. Ik beschuldig niemand. Ik stel alleen vast dat het niet meer mogelijk is om in een sfeer van grandeur de aftocht te blazen. Dat is nochtans wat het leven ons biedt: afscheid, aftocht, aftakeling. Maar dan con brio.

In mijn aardse bestaan heb ik ook conflicten gehad. Ik ben geen bijzonder goed mens. Bovendien is het leven mij te dierbaar om het in onvrijheid te slijten. Dus heb ik vijanden. Hoe minder hoe liever, maar helemaal zonder red ik het niet. Soms lachen die vijanden mij vriendelijk toe, en valt er met hen zelfs aardig te praten. Op een receptie lijkt vijandschap vriendschap. Daarom zijn er zoveel recepties.

Toch heb ik een vijand waar ik op een vreemde wijze medelijden mee heb. Hij praat niet meer met mij sinds 2003, en ofschoon ik alles behalve een heilige ben, gaat het in dit geval om een conflict dat hijzelf heeft uitgelokt. Soms zie ik hem op straat. Dan buigt hij zijn hoofd, vermijdt mijn blik, en scheert met fikse pas rakelings langs een muur. Of kijkt plotseling in de vitrine van bijvoorbeeld een ijzerwinkel, waar hij zeer aandachtig schroevendraaiers waarneemt. Nu eens wendt hij een hoestbui voor, dan weer poetst hij wasem van zijn bril. Het ontspoorde gesprek. Wie zich ingraaft, ontneemt zichzelf het recht om te zien wat hij ziet.

Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht aan de KULeuven.


DS, 15-11-2007

wim leenaerts
16th November 2007, 10:17
Waarlijk een wijze column van een - bij tijd en wijle - wijs man.

elienvanlimbergen
16th November 2007, 20:44
Even terzijde, de ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera is een superboek.