PDA

Bekijk de volledige versie : Westerse islamologen omarmen leugens


Barst
9th November 2007, 02:16
Westerse islamologen omarmen leugens


Dissidente islamologen stellen spectaculaire vragen over de ontstaansgeschiedenis van de islam. In deel 5 van een serie komt moslimafvallige Ibn Warraq aan het woord: „Westerse wetenschappers houden mythes in stand, die de secularisatie van de islam in de weg staan."


’Veel westerse islamologen hebben de islamitische manier van denken overgenomen”, zegt ex-moslim Ibn Warraq. „Ze interpreteren de Koran met behulp van commentaren van Arabische theologen, waardoor ze in hetzelfde cirkeltje blijven ronddraaien: Faisal heeft het van Ali, Ali van Ahmed, Ahmed van Uthman, die het tenslotte van Mohammed heeft.”

Zelf moet Ibn Warraq (een schuilnaam, die hij draagt uit veiligheidsoverwegingen) niets hebben van de manier waarop moslims hun godsdienst benaderen. Hij is een afvallige en schrijft kritische boeken over de ontstaansgeschiedenis van de islam en de interpretatie van de Koran. Onlangs was hij in Nederland op uitnodiging van de LPF, die een congres organiseerde over de islam.

In 1995 publiceerde hij zijn eerste boek ’Why I am not a muslim’, waarin hij talloze orthodoxe mythes doorprikt. De beroemde Engels- Amerikaanse geleerde Bernard Lewis durfde dat controversiële boek, waarover hij zich mondeling vol lof uitliet, niet te recenseren. Er volgden vier gewaagde bloemlezingen, waaronder ’Leaving Islam’ en ’What the Koran really says’.

Vanwege zijn ’godslasterlijke’ oeuvre en zijn afvalligheid, zien veel moslims Ibn Warraq als vijand. De islamitische sjariawet stelt de doodstraf op geloofsafval. Sinds 1995 hanteert hij zijn schuilnaam, waarvan zelfs zijn familieleden geen vermoeden hebben. Die weten dus ook niet welke boeken hij schrijft. In zijn bundels laat hij vooral anderen aan het woord, Ibn Warraq is een aanjager.

Hij is directeur is van het Institute for Secularisation of Islamic Society ( www.secularislam.org ). Met zijn riskante speurtocht hoopt hij een aanzet te geven tot verlicht denken: „Mijn onderzoek zaait twijfel, en voor veel moslims is het uiten van twijfel over hun traditie een zonde. Kwalijk is dat ook westerse wetenschappers mythes in stand houden, die kritisch denken en de secularisatie van de islam in de weg staan.”

Gek genoeg, benadrukt Ibn Warraq, doen zelfs afvalligen dat. Met een aantal van hen, zoals de auteur Salman Rushdie (destijds mikpunt van een moordoproep door de Iraanse ajatollah Khomeini vanwege zijn boek ’De Duivelsverzen’), Ayaan Hirsi Ali en de schrijfster Taslima Nasrin, ondertekende Ibn Warraq een manifest tegen wat volgens hen de nieuwe totalitaire dreiging is in de wereld: het islamisme.

Maar ondanks hun steun koestert Ibn Warraq weinig illusies over het kritische vermogen van deze medestanders. Hij begint zijn boek ’The quest for the historical Mohammed’ zelfs met een bepaald naïeve uitspraak van Salman Rushdie, die de islam de enige godsdienst noemt waarvan de ontstaansgeschiedenis helder is, en die beweert dat we alles van Mohammed weten.

Ibn Warraq: „Dat weten we nou juist niet. Afvalligen verwerpen hun traditie op een traditionele manier. Ze haten de islam, ze zien mij als de ’opperafvallige’, maar ze begrijpen absoluut niet waar ik mee bezig ben. Ze sturen mij voortdurend manuscripten over de schurk Mohammed, zijn pedofilie, polygamie en jodenvervolging. Maar de vraag of Mohammed een pedofiel was interesseert mij niet. Ik vraag me af of de beste man wel heeft bestaan. Mensenmassa’s – inclusief afvalligen – geloven in iets wat op drijfzand is gebaseerd en dat moet gezegd kunnen worden.”

Ibn Warraq hangt liever niet aan de grote klok uit welk land hij oorspronkelijk komt. In zijn jonge jaren leerde hij de Koran reciteren zonder er een woord van te begrijpen. Hij was nooit gelovig en bezocht alleen op feestdagen de moskee. Net zoals Rushdie ging hij later naar een christelijk internaat in Engeland, waar hij wilde opgaan in de Engelse cultuur. Hij leerde volksliedjes en verdiepte zich in de Europese geschiedenis en kunst.

Toch ontkwam hij niet aan zijn wortels. Zijn uiterlijk en zijn naam deden wenkbrauwen fronsen als hij zei dat hij Brits was. Eind jaren zestig ging hij van lieverlee Arabisch en Perzisch studeren bij de beroemde Schotse, inmiddels hoogbejaarde hoogleraar Montgomery Watt.

Warraq, nu: „Watt zette de klok honderd jaar terug. Hij was apologetischer dan wie dan ook. Hij bedreef islamitische wetenschap en geen wetenschap van de islam. Vanwege postkoloniale schuldgevoelens of uit politieke correctheid stelde hij de verkeerde vragen. Ook wilde hij moslims beschermen; hij was bang dat het communisme de islamitische wereld zou overnemen.”

„Als studenten waren we ons niet bewust van zijn intellectuele onbetrouwbaarheid, maar we vonden het wel raar dat hij als dominee zo zijn best deed om aardig gevonden te worden door moslims, terwijl de islam helemaal niet op christenen is gesteld. We vroegen waarom hij geen moslim werd en dan zei hij dat hij er geen was, maar dat hij hoopte er een te zijn, in de zin van iemand die zich overgeeft aan God.”

„Watt zag de islam als een ’zustergeloof’ en hij dacht dat zijn onderzoek goed was als moslims niet boos werden. Hij noemde de djihad een morele inspanning, hij knuffelde moslims en hield eindeloos rekening met hun gevoeligheden. Tegelijkertijd wilde hij wél dat de islam in het Midden-Oosten bleef. Hij vond dat de islam alleen waar was in een bepaalde geografische regio. Wat een kolder! Betekent dat, dat de islam in Europa opeens geen waar geloof meer is?”

„Watt haalde allerlei kunstjes uit met het begrip waarheid. De symbolische waarheid was belangrijker dan de historische waarheid. Dus ging hij er ook blindelings van uit dat de Koran ’waar’ was, omdat die paste in een historische context. Hij bedoelde met ’waar’ dat de Koran het woord van God is dat in Arabië direct of via een engel was overgeleverd aan een historische figuur die Mohammed heette. Wat ligt dan meer voor de hand dan de vraag naar een onafhankelijke bevestiging van die bewering? Maar Watt vond dat niet nodig. Het is echt gebeurd omdat het echt is gebeurd. Dat is nou precies het schandaal van de islamologie!” Ibn Warraq is achteraf boos op Watt: „Die betrouwbare historische context hebben we nu juist níet en daarover gaat de discussie. Hij loog ons gewoon voor.”

Warraq herinnert zich dat hij de Koran moest ontleden met de klassiek-Arabische grammatica: „Ik wist toen niet dat het allang was aangetoond dat de Koran in een dialect is geschreven, dat later is bewerkt om het op klassiek-Arabisch te laten lijken. Hij moet ook geweten hebben dat de eerste moslims Mohammeds openbaringen niet konden lezen. Maar voor Watt was alleen al de suggestie dat de taal die God en de profeet spraken veranderd zou zijn, godslasterlijk. Absurd; hij kon niet eens in het Midden-Oosten rondreizen zonder tolk.”

Volgens Ibn Warraq waren de mondelinge overleveraars, aan wie de orthodoxie grote waarde toekent, rondzwervende zevende-eeuwse verhalenvertellers, die er wel eens wat bij verzonnen. Het stoort hem dat de apologeten blijven geloven in de mythe dat alle verhalen perfect bewaard zijn gebleven door die verhalenvertellers: „Zij hadden zo’n fabelachtig geheugen dat de Koran als mondelinge traditie, ruim een eeuw later, zonder verzinsels en aanpassingen, is opgeschreven. Dat gelooft toch geen mens?”

Ibn Warraq denkt dat Watt zulke vragen niet eens had willen beantwoorden: „Hij en vele andere oneerlijke islamologen, verscholen zich voortdurend achter technische argumenten. Ik zou hem nu wel willen vragen of hij achteraf spijt heeft dat hij ons heeft voorgelogen. Misschien heeft hij nu andere ideeën, want hij schreef een lovende recensie over een boek van de ’islamkritische’ auteur Bat Ye’or.”

Hadden Watt en zijn discipelen beter kunnen weten? Ibn Warraq: „Ja, hij moet geweten hebben dat er sinds de negende eeuw altijd vrijdenkende moslims zijn geweest die zich bewust waren van de niet-Arabische woorden in de Koran. Ook bekritiseerden zij de profeet. Watt moet ook geweten hebben dat eind negentiende eeuw het eerste kritische wetenschappelijke boek verscheen, ’Geschichte des Korans’. De auteur, de Duitse taalkundige Theodor Nöldeke, leverde kritiek op de incoherente schrijfstijl, de vele herhalingen en de slechte compositie van de Koran. Mohammed noemde hij onbetrouwbaar. Dat werk is een mijlpaal, maar tegelijkertijd een gemiste kans. Nöldeke vroeg zich namelijk niet af of de orthodoxe traditie wel zo heilig is. Ook hij stelde geen nieuwe vragen, terwijl hij een briljant taalkundige was die alle semitische talen beheerste. Hij schreef zelfs een grammatica-boek voor het Oudsyrisch, maar het kwam niet bij hem op om die taal toe te passen op de Koran. Christoph Luxenberg en ik vragen ons voortdurend af waarom Nöldeke met al zijn kennis niet tot dezelfde conclusies kwam als wij nu in de bundel ’Die dunklen Anfänge.’ Als hij toen al onze conclusies had getrokken, zou het kritische denken de islamitische wereld allang bereikt hebben en dan zou ons die spotprentenaffaire bespaard zijn gebleven.”

De westerse islamologen die aan de hand van de moslimorthodoxie lopen, noemen Ibn Warraq polemisch, maar daar stoort hij zich niet aan. De apologetiek is volgens hem veel schadelijker: „Apologeten, die niet eens bang hoeven te zijn om van geloofsafval te worden beschuldigd, houden de leugens van de islam in stand, waarop uiteindelijk het fundamentalisme is gebaseerd. Moslims zullen alleen uit hun isolement komen via kritisch onderzoek of kritiek van buitenaf. Anders blijven ze steken in een dogmatisch, middeleeuws totalitair fort.”


Trouw, 31-03-2007