PDA

Bekijk de volledige versie : Verboden koranstudie verovert de wereld


Barst
9th November 2007, 01:47
Verboden koranstudie verovert de wereld


Dissidente islamologen stellen spectaculaire vragen over de oertijd van de islam. Deel 15 van een serie: de opmars in de moslimwereld van een verboden Duits boek, met dank aan internet.


’Een verbod maakt een boek interessant”, zegt professor Georges Tamer van de Freie Universität in Berlijn met een brede glimlach. „Zijn doodvonnis heeft van Salman Rushdie een miljonair gemaakt. Het bezorgde hem tienmaal zoveel lezers als hij normaal zou hebben gehad. Ook dit boek kan niemand meer tegenhouden. Het zal zijn plaats veroveren in de Arabische culturele wereld.”

Het boek waarover Tamer het heeft en dat bijna anderhalve eeuw na zijn eerste verschijnen is getroffen door een verbod in de moslimwereld, neemt nog steeds een bijzondere plaats in binnen de Europese islamwetenschap.

’Geschichte des Qorans’ (’Geschiedenis van de Koran’) van de semitist Theodor Nöldeke (1836-1930) dateert uit 1859. In eerste opzet was het een in het Latijn geschreven dissertatie maar al in 1860 volgde een Duitse handelseditie. Een halve eeuw later verscheen een bewerking door een student van Nöldeke. De laatste Duitse versie is van 1937, zeven jaar na de dood van de meester.

Sinds een paar jaar is er ook een Arabische vertaling. De Berlijnse professor arabistiek Georges Tamer heeft daaraan het jaar 2004 compleet opgeofferd. In opdracht van de Konrad Adenauerstichting vertaalde hij met drie medewerkers Nöldeke’s klassieker.

Het ’project Nöldeke’ in cijfers: 880 bladzijden tekst met 120 bladzijden index. Tamer: „Ik werkte standaard zes dagen per week dertien uur.” De vertaling van Nöldeke vereist namelijk meer dan alleen een goede beheersing van Duits en Arabisch. In de tekst en de noten staan Hebreeuwse en Aramese voorbeelden en aanhalingen in diverse Europese talen. Nöldeke’s Duits is van de 19de-eeuwse wetenschappelijke variant en dus moeilijk. Zelfs voor Tamer, hoewel die zichzelf met ijzeren wilskracht vanaf zijn komst naar Duitsland, in 1988, heeft omgeschoold van Libanees tot model-Duitser.

Na de boekaanbieding in Beiroet stortte Tamer in. Kort daarop volgde de domper. De religieuze autoriteiten in zowel Libanon als Jordanië verboden Nöldeke. De censors vonden het boek beledigend voor de profeet en zijn vrouwen, de ’moeders van de gelovigen’.

Vooral het Libanese veto was een tegenvaller. Als een boek zelfs in het relatief liberale Libanon niet welkom is, dan is het in andere Arabische landen bij voorbaat kansloos. Het was ook een pijnlijke tik op de neus voor de Konrad Adenauerstichting die had gehoopt met Nöldeke een bijdrage te kunnen leveren aan de dialoog met de islam.

Maar in het nieuwe millennium betekent een verbod niet het einde van een boek. In een mum was Nöldeke elektronisch in omloop, waardoor het in de moslimwereld nu de status heeft van wat vroeger in communistische landen samizdat-literatuur heette, verboden boeken die, toen nog in overgeschreven en getypte vorm, een opwindend ondergronds bestaan leidden.

Een Iraanse korangeleerde vertelde Tamer dat er vijftig kopieën van Nöldeke’s boek circuleren in de heilige stad Qom. Soortgelijke getallen bereiken hem uit andere moslimlanden, met name Saoedi-Arabië.

Arabische websites veroordeelden het verbod. Ook de invloedrijke Libanese krant Al-Nahaar spuwde vuur. „Het boek van Nöldeke beschadigt de islam en zijn profeet niet. De ergste beschadiging komt niet van buitenaf maar vanuit de moslimgemeenschap zelf. De beste verdediging van de islam is niet de onderdrukking van boeken en gedachten maar het met wortel en tak uitroeien van de terreur van hen die de islam bezoedelen en de verschrikkelijkste dingen doen.”

Al-Nahaar prees Nöldeke juist. Er kwamen meer Arabische bijvalsbetuigingen. Een Egyptische wetenschapper wilde zijn best doen voor een nieuwe druk. Maar ook hij zou zeker last hebben gekregen met de Egyptische geestelijkheid die zich ooit onsterfelijk belachelijk maakte door de sprookjesbundel ’Duizend en één nacht’ te verbieden.

Georges Tamer is dan ook blij met de verschijning van zijn Arabische Nöldeke op internet. Hij is er overigens niet de persoon naar om zich te laten ontmoedigen door bigotte censors. In zijn leven heeft hij grotere obstakels overwonnen. Zijn wilskracht blijkt uit de manier waarop hij via een ingenieus mechaniek met zijn rolstoel plaats neemt achter het stuur van zijn aangepaste auto. In Libanon kreeg hij thuis privéles omdat de scholen niet waren berekend op invalide leerlingen. Hetzelfde gold voor de universiteit van Tripoli. Een oplaaiing van de Libanese burgeroorlog belette hem zijn studie voort te zetten aan de Amerikaanse Universiteit in Beiroet.

Tamer komt uit de Arabische christengemeenschap. Al jong raakte hij geïnteresseerd in de islam. Hij verdiepte zich in de Koran en in oud-Arabische poëzie. Na zijn komst naar Duitsland in 1988 nam hij een radicaal besluit. Andere Arabische studenten wilden Arabisch met hem spreken maar dat weigerde hij consequent. Nog steeds wil hij geen satelliet-tv. Hij dwong zichzelf jarenlang om bijna alleen Duits te spreken, te lezen, te denken en zo mogelijk te dromen. De enige onderbreking die hij zichzelf binnen dat spartaanse regime van acculturatie gunde was een jaarlijkse vakantie in Libanon.

Hij is gasthoogleraar in Berlijn en lector in Erlangen. Met de vertaling van Nöldeke hoopt Tamer nog steeds, ondanks het verbod, een brug te slaan naar de moslimwereld. Dat verbod roept verbazing op. Nergens gaat Theodor Nöldeke, volgens westerse maatstaven tenminste, echt ver. Weliswaar is hij als 19de-eeuwer al veel kritischer dan op dit moment bijvoorbeeld Karen Armstrong, maar zelden botst hij frontaal met de moslimorthodoxie.

Misschien vonden ze hem juist daarom wel gevaarlijk. Doordat hij op hoofdlijnen in de pas loopt, klinkt kritiek die hij tussen de regels wel heeft op de orthodoxie in moslimoren, overtuigender dan wanneer hij radicalere standpunten had ingenomen.

Nöldeke is niet te vergelijken met hedendaagse dissidente islamologen, die de historiciteit van Mohammed in twijfel trekken, denken dat de Koran minstens vijf verschillende auteurs moet hebben gehad en opperen dat de islam wel eens in Afghanistan zou kunnen zijn ontstaan en niet in Mekka.

Nöldeke daarentegen gaat uit van de belangrijkste kernpunten van de moslimorthodoxie. Hij gebruikt ongeveer dezelfde bronnen, al trekt hij zijn eigen conclusies. Als negentiende-eeuwse christen erkende hij Mohammed niet als profeet maar hij twijfelt niet aan diens eerlijkheid of historiciteit. Volgens hem had Mohammed trancebelevingen die hij interpreteerde als goddelijke openbaringen.

Toch steigert soms ook Nöldeke. Het mooie verhaal van Mohammeds reis naar de hemel bijvoorbeeld, dat niet in de Koran voorkomt maar eeuwen later opduikt bij biografen, noemt hij een verzinsel.

Heeft dat de bezorgdheid van de Libanese censors gewekt of stuitte het hun tegen de borst dat hij een ’koranhoofdstuk’ afdrukt dat niet in de Koran voorkomt maar daar volgens sjiieten wel in thuis hoort? Maar Nöldeke bewijst juist overtuigend dat het een vervalsing is. Of ligt juist dat laatste weer gevoelig in Libanon met zijn grote sjiitische bevolkingsgroep?

Terwijl Nöldeke’s werk de nieuwsgierigheid van veel Arabieren wekt, beleeft het ook in Duitsland zelf een revival. Het is duidelijk een reactie van voorzichtige islamwetenschappers op dissidente islamologen en dan vooral op Christoph Luxenberg, die duistere korangedeelten gedurfd verklaart vanuit de oude Midden-Oosterse cultuurtaal Aramees.

In januari 2004 riepen behoudende wetenschappers in Berlijn een symposium bijeen naar aanleiding van Luxenbergs publicaties. Als direct uitvloeisel werken Berlijnse islamologen nu aan een korancommentaar. Op het symposium waren vóór- en tegenstander het namelijk op één punt eens: de geëigende academische instrumenten om Luxenbergs theorieën te kunnen beoordelen ontbreken eenvoudig.

Daarvoor is bijvoorbeeld een etymologisch woordenboek van het Arabisch en ook andere Semitische talen nodig. Verder ontbreekt een historisch-kritische tekstuitgave van de Koran, gebaseerd op oude handschriften. In dat wensenlijstje hoort ook een kritisch korancommentaar thuis, vervaardigd volgens moderne methoden.

Het ’nieuwe’ Berlijnse project zit nog vol met 19de-eeuwse vingerafdrukken van Nöldeke. Nog steeds beperken de ’Berlijners’ hun mogelijkheden fundamenteel door een aantal orthodoxe waarheden als uitgangspunt te nemen. Bijvoorbeeld dat de Koran in ruim twintig jaar is geopenbaard aan een profeet, die Mohammed heette. En ook dat de koranhoofdstukken elk als een geheel zijn geopenbaard en niet later zijn samengesteld uit kleinere gedeelten, misschien de allerlangste hoofdstukken uitgezonderd.

Het zijn allemaal dingen, die eeuwenlang voetstoots zijn aanvaard, door moslims en in hun kielzog westerse islamgeleerden, maar waarbij dissidente islamologen nu vraagtekens plaatsen. Toch kan het Berlijnse initiatief, ondanks de vergaande voorzichtigheid, ook van belang zijn voor het modern wetenschappelijk onderzoek van de ’dissidenten’.

De ’Berlijners’ kunnen voor eens en altijd duidelijk maken hoever je wel of niet komt met deze klassieke vorm van islamologie. Ze kunnen, doordat ze meer middelen hebben dan de oude meester zelf, het ’project van Nöldeke’ als het ware voltooien. Aan het einde van de rit wordt dan vanzelf duidelijk of ze de vragen van de dissidente islamologen afdoende hebben kunnen beantwoorden.

Het ’Berlijnse korancommentaar’, hoe behoedzaam ook, zal ongetwijfeld veel moslimgeestelijken te ver gaan, net als het klassieke werk van Nöldeke. Maar omdat het voorzichtiger zal zijn dan de theorieën van de dissidenten zal het ’Berlijnse korancommentaar’ op meer acceptatie binnen de moslimwereld kunnen rekenen en daar misschien iets in beweging brengen, zoals het boek van Nöldeke via internet – 150 jaar na eerste verschijning – al lijkt te doen.

Wat is Nöldeke’s kracht? Tamer: „Verandering komt altijd van binnenuit. Nöldeke’s werk is gebaseerd op de tradities van de moslims zelf. Daarom kunnen die zijn boek accepteren. Een boek van kritisch koranonderzoek op dit niveau bestaat er in de Arabische wereld niet. Het is een vervlechting van historisch onderzoek en literaire kritiek. Tegen moslims willen we zeggen: ’Kijk, dit hebben Nöldeke en zijn leerlingen gedaan. Zoiets kunnen jullie zelf ook’.”

Is voor Nöldeke gekozen om wetenschappelijke of tactische redenen? Tamer, trots en beslist: „Ik ben een leerling van Nöldeke. Ik heb geen missionaire of polemische oogmerken. Amerikaanse missionarissen wilden het boek op hun website. Ik heb hun de tekst niet gegeven. Dit is geen religieuze polemiek maar zuivere wetenschap.”

Met medewerking van Thomas Milo


Trouw, 14-06-2007