PDA

Bekijk de volledige versie : Een donderslag bij heldere hemel


Barst
19th October 2007, 23:30
Een donderslag bij heldere hemel


In zijn nieuwe boek gaat de neuroloog Oliver Sacks, bekend van De man die zijn vrouw voor een hoed hield, op zoek naar het hoe en waarom van muzikale passies en vaardigheden. Hieronder leest u alvast over het intrigerende geval van Tony Cicoria, een chirurg die bezeten raakt door muziek.


Tony Cicoria was tweeënveertig, kerngezond en sterk, een ex-footballspeler in een studententeam, en een gerespecteerd orthopedisch chirurg in een stadje in de staat New York. Hij was op een herfstmiddag voor een familiebijeenkomst in een paviljoen aan een meer. Het was aangenaam, winderig weer, maar in de verte zag hij wat donkere wolken. Er leek regen op komst.

Hij liep naar een openbare telefoon buiten het paviljoen om zijn moeder even te bellen (dit was in 1994, voor de tijd van de mobiele telefoon). Van wat daarna gebeurde staat hem nog elke seconde bij: 'Ik stond met mijn moeder aan de telefoon te praten. Het regende een beetje, en in de verte was er onweer. Mijn moeder hing op. De telefoon bevond zich op dertig centimeter van waar ik stond toen ik werd getroffen. Ik herinner me dat er een lichtflits uit de telefoon kwam. Die trof me in het gezicht. Voor ik het wist schoot ik naar achteren.'

'Toen' - hij aarzelde even voordat hij het vertelde - 'schoot ik naar voren. Verbijsterd. Ik keek om me heen. Ik zag mijn eigen lijf op de grond liggen. Ik zei bij mezelf: “Verdorie, ik ben dood., Ik zag mensen om het lichaam heen komen staan. Ik zag een vrouw - ze had staan wachten om na mij te bellen - zich over mijn lichaam buigen en hartmassage geven. [...] Ik zweefde de trap op - mijn bewustzijn ging mee. Ik zag mijn kinderen, had het besef dat ze in goede handen zouden zijn. Toen werd ik omringd door een blauwig wit licht [...] een enorm gevoel van welbehagen en vredigheid. De hoogte- en dieptepunten van mijn leven vlogen aan me voorbij. Daarna, net toen ik bij mezelf zei: “Dit is het zaligste gevoel dat ik ooit heb gehad, - was ik pats-boem terug.'

Dokter Cicoria begreep dat hij in zijn eigen lichaam terug was omdat hij pijn had - pijn van de brandwonden aan zijn gezicht en linkervoet, waar de elektrische lading zijn lichaam in en uit was gegaan - en besefte: 'Alleen lichamen hebben pijn.' Hij wilde teruggaan, hij wilde de vrouw zeggen dat ze met de hartmassage moest ophouden, hem moest laten gaan, maar het was al te laat: hij was helemaal terug onder de levenden. Na een paar minuten, toen hij weer kon spreken, zei hij: 'Het is in orde - ik ben arts!' De vrouw (ze bleek verpleegster op een intensivecare-afdeling) antwoordde: 'Een paar minuten geleden niet.'

De politie kwam en wilde een ambulance bellen, maar dat wimpelde Cicoria met een ijl hoofd af. In plaats daarvan werd hij naar huis gebracht ('het leek uren te duren'), waar hij zijn eigen arts belde, een cardioloog. Toen de cardioloog hem zag, dacht hij dat Cicoria een korte hartstilstand moest hebben gehad, maar bij onderzoek of een ECG kon hij niets ontdekken. 'Bij die dingen blijf je leven of ga je dood,' merkte de cardioloog op. Hij dacht niet dat Cicoria verdere gevolgen van het bizarre ongeval zou ondervinden.

Cicoria raadpleegde ook een neuroloog - hij voelde zich sloom (hoogst ongebruikelijk voor hem) en had wat problemen met zijn geheugen. Hij merkte dat de namen van mensen die hij goed kende hem niet meer te binnen wilden schieten. Hij werd neurologisch onderzocht, kreeg een EEG en een MRI. Weer leek er niets aan de hand.

Een paar weken later, toen hij zijn energie terug had, ging Cicoria weer aan het werk. Er waren nog steeds wat geheugenproblemen: hij kon soms niet op de namen van zeldzame ziekten of chirurgische procedures komen, maar al zijn chirurgische vermogens waren nog intact. Nog eens twee weken later waren zijn geheugenproblemen verdwenen, en daarmee was de kous af, dacht hij.

Wat er toen gebeurde, vervult Cicoria zelfs nu, ruim tien jaar later, nog steeds met verbazing. Het leven had ogenschijnlijk zijn normale loop hernomen, toen hij 'ineens, twee, drie dagen lang een onverzadigbaar verlangen had om naar pianomuziek te luisteren'. Dat paste bij niets uit zijn verleden. Als kind had hij wel een paar pianolessen gehad, zei hij, 'maar hij had er geen echte belangstelling voor gehad.' Hij had geen piano thuis. Als hij naar muziek luisterde, was het meestal popmuziek.

Vanwege zijn plotselinge hang naar pianomuziek begon hij opnamen te kopen, en hij was vooral gecharmeerd van een uitvoering door Vladimir Ashkenazy van 'Chopin-favorieten'. 'Ik vond ze allemaal prachtig,' zei Cicoria. 'Ik wilde ze spelen en bestelde alle bladmuziek. Toen vroeg een van onze babysits of ze haar piano bij ons thuis mocht opslaan - dus net toen ik ernaar hunkerde, kwam er een piano, een mooie kleine huiskamerpiano. Hij was helemaal naar mijn smaak. Ik kon nauwelijks muziek lezen, nauwelijks spelen, maar ik begon het mezelf te leren.'

Toen begon Cicoria, in het kielzog van zijn plotselinge verlangen naar pianomuziek, muziek in zijn hoofd te horen. 'De eerste keer was in een droom,' zei hij. 'Ik zat in smoking op een podium iets te spelen dat ik geschreven had. Ik schrok wakker, en de muziek zat nog in mijn hoofd. Ik sprong uit bed en probeerde er zo alles wat ik me ervan kon herinneren op te schrijven. Maar ik wist amper hoe ik moest noteren wat ik hoorde.' Dat lukte niet al te best, want hij had nooit eerder geprobeerd muziek te componeren of op te schrijven. Maar telkens als hij achter de piano ging zitten om aan Chopin te werken, nam zijn eigen muziek 'bezit van me. De muziek was zeer aanwezig.'

Ik wist niet precies wat ik moest denken van die dwingende muziek, die bijna onweerstaanbaar bij hem binnenviel en bezit van hem nam. Had hij muzikale hallucinaties? Nee, zei dokter Cicoria, het waren geen hallucinaties, 'inspiratie' was een beter woord. De muziek was er, diep in zijn binnenste, althans ergens, en hoefde alleen maar te worden toegelaten. 'Het is net een frequentieband van de radio. Als ik me ervoor openstel, komt de muziek. Ik zou willen zeggen: “Het komt uit de hemel,, zoals Mozart zei.' Zijn muziek is eindeloos; 'de melodieën raken nooit op,' vervolgde hij. 'Ik moet ze eerder zelf uitzetten.'

In de derde maand nadat hij door de bliksem was getroffen, was Cicoria - eens een gemoedelijke, vriendelijke huisvader, bijna onverschillig tegenover muziek - door muziek geïnspireerd, zelfs bezeten, en had hij nauwelijks tijd voor iets anders. Het begon hem te dagen dat hij misschien om een speciale reden 'gered' was. 'Ik begon het idee te krijgen,' zei hij, 'dat de enige reden waarom ik in leven mocht blijven de muziek was.' Ik vroeg of hij voor de blikseminslag gelovig was geweest. Hij was katholiek opgevoed, zei hij, maar had nooit veel aan het geloof gedaan, maar wel geloofde hij in wat 'onorthodoxe' dingen, zoals reïncarnatie.

Hij begon te denken dat hij zelf een soort reïncarnatie had ondergaan, getransformeerd was en een bijzondere gave, een opdracht, had gekregen om 'af te stemmen' op de muziek die hij, half metaforisch, 'de muziek uit de hemel' noemde. Die kwam vaak in 'een regelrechte stortvloed' van noten zonder onderbrekingen of rustpunten ertussen, en hij moest er zelf gestalte en vorm aan geven.

Ik vroeg of hij sinds de blikseminslag nog meer veranderingen had ondervonden - een nieuwe waardering voor kunst misschien, een andere leessmaak, een nieuwe geloofsovertuiging? Cicoria zei dat hij sinds zijn bijna-doodervaring 'erg spiritueel' was geworden. Elk boek over bijna-doodervaringen of over blikseminslagen dat hij maar kon vinden was hij gaan lezen. Hij merkte dat hij soms 'aura's' van licht of elektriciteit om mensenlichamen heen zag; dat had hij voor de bliksemflits nooit gezien.

Ik ben nooit iemand anders tegengekomen met een verhaal als dat van Tony Cicoria, maar wel heb ik af en toe patiënten gehad met een soortgelijk plotseling begin van muzikale of artistieke interesses - onder wie Salimah M., een scheikundig onderzoekster. Salimah, begin veertig, kreeg kortstondige perioden, van een minuut of minder, waarin ze 'een vreemd gevoel' had - soms een gewaarwording alsof ze zich op een strand bevond waar ze ooit was geweest, terwijl ze zich tegelijk volop bewust was van haar omgeving en kon voortgaan met een gesprek, het besturen van een auto, of met wat ze ook maar aan het doen was. Soms gingen die episodes gepaard met een 'zure smaak' in haar mond. Ze merkte die vreemde voorvallen wel op, maar dacht niet dat ze van enig neurologisch belang waren. In de zomer van 2003 onderging ze hersenscans die een groot gezwel in haar rechtertemporaalkwab aan het licht brachten. Dat was de oorzaak van haar vreemde episodes geweest. Het gezwel was volgens haar artsen kwaadaardig (al was het waarschijnlijk een oligodendroglioom, van betrekkelijk geringe kwaadaardigheid) en moest verwijderd worden. Salimah vroeg zich af of ze ten dode was opgeschreven en zag op tegen de operatie en de mogelijke gevolgen ervan; zij en haar man hadden te horen gekregen dat er naderhand misschien 'persoonlijkheidsveranderingen' zouden optreden. Maar de operatie verliep uiteindelijk goed, het gezwel werd verwijderd, en na een periode van herstel kon Salimah haar werk als scheikundige weer oppakken.

Voor de operatie was ze een vrij gereserveerde vrouw geweest, die af en toe door kleinigheden zoals stof of rommel gestoord of in beslag genomen kon worden; volgens haar man kon ze soms 'bezeten' zijn van karweitjes die in huis gedaan moesten worden. Maar nu, na de operatie, leek Salimah zich niet meer druk te maken over zulke huishoudelijke zaken. Ze was, in het eigenzinnige taalgebruik van haar man (hun moedertaal was een andere), 'een vrolijke vogel' geworden. Ze was 'een vreugdeling', verklaarde hij.

Salimahs nieuwe opgewektheid bleek op haar werk. Ze werkte al vijftien jaar in hetzelfde laboratorium en werd altijd bewonderd om haar intelligentie en toewijding. Maar zonder iets van die professionele bekwaamheid te hebben verloren, leek ze nu een veel warmer mens, zeer meelevend, geïnteresseerd in de levens en gevoelens van haar collega's. Was ze eerst, zoals een collega zei, 'veel meer in zichzelf gekeerd', nu werd ze de vertrouweling en het sociale middelpunt van het hele lab.

Ook thuis legde ze iets van haar Marie Curie-achtige, werkgerichte persoonlijkheid af. En er kwam een nieuwe liefde, een nieuwe passie, in haar leven. Ze was als kind naar eigen zeggen 'vagelijk muzikaal' geweest, had wat piano gespeeld, maar erg belangrijk was muziek in haar leven nooit geweest. Nu was het anders. Ze snakte ernaar muziek te horen, naar concerten te gaan, naar klassieke muziek op de radio of op cd's te luisteren. Ze kon in vervoering of tot tranen worden gebracht door muziek die vroeger 'geen speciaal gevoel' bij haar had opgeroepen.

Net als Tony Cicoria vertoonde Salimah een drastische transformatie van alleen vagelijk in muziek geïnteresseerd naar dolenthousiast voor muziek zijn en er voortdurend behoefte aan hebben. Bij alle twee waren er ook andere, algemenere veranderingen: een stortvloed van emotionaliteit, alsof er emoties van ieder soort werden gestimuleerd of vrijgemaakt. In de woorden van Salimah: 'Wat er na de operatie gebeurde - ik voelde me herboren. Dat heeft mijn kijk op het leven veranderd en gemaakt dat ik van elke minuut geniet.'

Wat vond ik, vroeg dokter Cicoria, uiteindelijk van zijn verhaal? Was ik ooit zoiets tegengekomen? Ik vroeg wat hij er zelf van vond, en welke verklaring hij had voor wat hem overkomen was. Hij zei dat hij, als medicus, geen idee had hoe hij die gebeurtenissen moest uitleggen, en ze nu in 'spirituele' termen moest beschouwen. Ik antwoordde dat ik, met alle respect voor het spirituele, van mening was dat zelfs de meest geëxalteerde gemoedstoestanden, de verbazingwekkendste transformaties, op z'n minst een bepaalde fysieke basis, een fysiologisch correlaat, in de neurale activiteit moesten hebben.

Hoe zit het nu met dokter Cicoria's opmerkelijke aanval van muzikaliteit, zijn plotselinge musicofilie? Bij patiënten met degeneratie van de voorste hersendelen, zogeheten frontotemporale dementie, komt het soms voor dat er verrassende muzikale talenten en passies aan het licht treden, of vrijkomen, terwijl ze hun abstractie- en spraakvermogen verliezen, maar dat was duidelijk niet het geval bij Cicoria, die zich goed kon uitdrukken en in alle opzichten zeer competent was. In 1984 heeft Daniel Jacome een patiënt beschreven die een beroerte had gehad waardoor zijn linkerhersenhelft was beschadigd, en vervolgens 'hypermusie' en 'musicofilie' had gekregen, samen met afasie en andere problemen. Maar er was geen enkele aanwijzing dat Tony Cicoria een beroerte had gehad of aanzienlijk hersenletsel had opgelopen, anders dan een zeer kortstondige verstoring van zijn geheugensystemen gedurende een week of twee na de blikseminslag.

Wel deed zijn situatie me enigszins denken aan Franco Magnani, de 'geheugenkunstenaar' over wie ik heb geschreven. Franco had nooit overwogen schilder te worden, totdat hem op zijn eenendertigste een vreemde crisis of ziekte overkwam, misschien een vorm van temporaalkwabepilepsie. Elke nacht droomde hij van Pontito, het Toscaanse dorpje waar hij was geboren, en nadat hij wakker was geworden, bleven die beelden intens levendig aanwezig, in al hun diepte en realiteit ('als hologrammen'). Hij werd verteerd door de behoefte die beelden tot werkelijkheid te maken, ze te schilderen, en dus leerde hij zichzelf schilderen en besteedde hij elke vrije minuut aan het vervaardigen van honderden gezichten op Pontito.

Kon dokter Cicoria's blikseminslag epileptische tendensen in zijn temporaalkwabben op gang hebben gebracht? Er zijn vele verhalen over het begin van muzikale neigingen bij temporaalkwabinsulten, en mensen met zulke toevallen kunnen ook, net als hij, sterke mystieke of religieuze gevoelens krijgen. Maar Cicoria had niets beschreven dat op een toeval leek, en had na de gebeurtenis kennelijk een normaal EEG gehad.

En waarom had Cicoria's musicofilie zich met zo'n vertraging ontwikkeld? Wat was er gebeurd in de zes of zeven weken tussen zijn hartstilstand en de nogal plotselinge eruptie van muzikaliteit? We weten dat er onmiddellijke nawerkingen van de blikseminslag waren: zijn buitenlichamelijke ervaring, zijn bijna-doodervaring, de urenlange toestand van verwarring die erop volgde, en de geheugenverstoring die een paar weken duurde. Die hadden aan zuurstofgebrek in de hersenen alleen te wijten kunnen zijn - want zijn hersenen moeten een minuut of langer onvoldoende zuurstof hebben gekregen -, al kon de bliksem ook directe effecten op de hersenen hebben gehad. We moeten echter aannemen dat Cicoria's ogenschijnlijke herstel een paar weken na die gebeurtenissen niet zo volledig was als het leek, dat er andere, onopgemerkte vormen van hersenletsel waren, en dat zijn hersenen in die tussentijd nog steeds op het oorspronkelijke insult reageerden en zich anders aan het organiseren waren.

Dokter Cicoria heeft het gevoel dat hij nu 'een ander mens' is: muzikaal, emotioneel, psychologisch en spiritueel. Die indruk kreeg ik ook terwijl ik zijn verhaal aanhoorde en iets zag van de nieuwe passies die hem hadden getransformeerd. Als ik neurologisch naar hem keek, had ik het gevoel dat zijn hersenen nu heel anders moesten zijn dan voor zijn blikseminslag of in de dagen meteen daarna, toen uit neurologische tests geen duidelijke defecten waren gebleken. Veranderingen waren vermoedelijk in de weken erna opgetreden, toen zijn hersenen zich anders organiseerden - zich als het ware gereedmaakten voor de musicofilie. Zouden we nu, ruim tien jaar later, die veranderingen kunnen definiëren, de neurologische basis van zijn musicofilie kunnen bepalen? Sinds Cicoria zijn letsel in 1994 opliep, zijn er tal van nieuwe en veel verfijndere hersenfunctietests ontwikkeld, en hij beaamde dat het interessant zou zijn er verder onderzoek naar te doen. Maar even later bedacht hij zich en zei hij dat het misschien het beste was het er maar bij te laten.

Het was een gelukstreffer geweest die hij gehad had, en de muziek was, hoe hij er ook aan was gekomen, een zegen, een gunst, waarbij geen vraagtekens moesten worden gezet.

Dit is een ingekorte versie van het eerste hoofdstuk van het nieuwste boek van Oliver Sacks: 'Musicophilia. Over liedjes in je hoofd en andere muzikale hallucinaties', Vertaald door Han Visserman, Meulenhoff, 352 blz., 19,90.


DSL, 19-10-2007