PDA

Bekijk de volledige versie : BHV: kan het eerlijk en redelijk?


Barst
20th September 2007, 13:27
BHV: kan het eerlijk en redelijk?


Etienne Vermeersch ziet maar één oplossing voor Brussel: vier faciliteitengemeenten aan Brussel geven, en in de andere de faciliteiten laten uitdoven, om dan BHV te splitsen. 'Anders krijgen we le très grand Bruxelles.'


De voorbije weken zijn er talloze artikels en opiniestukken verschenen over de staatshervorming. Ik heb er nu enkele tientallen herlezen. Het meest overtuigende lijkt me dat van Philippe Van Parijs (DS 23 augustus). Deze perfect meertalige Brusselaar, eminente hoogleraar aan de UCL, pleit voor een splitsing van BHV, gekoppeld aan een radicale aanvaarding van het territorialiteitsbeginsel (uitdovende faciliteiten) en tevens voor de aanhechting van vier van de zes faciliteitengemeenten aan het hoofdstedelijk gewest. Ik wil hier betogen dat dit de basis vormt voor een eerlijke en redelijke oplossing van het probleem BHV.

De stelling dat voor de splitsing van BHV 'geen prijs moet worden betaald' omdat dit een strikt juridische toepassing is van een uitspraak van het grondwettelijk hof, is oneerlijk. Ook al zou die splitsing de enig mogelijke conclusie zijn van deze uitspraak (quod non), dan nog betekent die in de feiten een wijziging van het statuut van de Franstaligen in de Rand van Brussel, die door Paars niet voorzien werd toen men de kieskringen herschikte. Eerlijke mensen voeren dergelijke ingrepen niet 'stoemelings' door.

Hetzelfde streven naar eerlijkheid vergt echter ook dat men beseft dat de huidige situatie in de Rand een toenemende aftakeling betekent van het territorialiteitsbeginsel, dat nochtans vaak een onmisbare voorwaarde vormt voor een vreedzaam samenleven tussen volkeren en taalgroepen. Dit beginsel - de toepassing van bepaalde wetten en de wijze waarop bepaalde diensten worden verleend, is gebonden aan een territorium - is geen uiting van extreem nationalisme of fanatisme, maar van een streven naar pacificatie, zoals reeds het geval was bij de Vrede van Westfalen (1648) en het Congres van Wenen (1815). De grondslag van de toepassing ervan bij ons werd gelegd in 1932 toen, vooral onder Waalse druk, de principiële eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië wettelijk werd erkend. De praktijk volgde echter niet, omdat de verfransing rond Brussel snel toenam en men de taalgrens telkens verplaatste na talentellingen. De taalwetten van 1962-1963 legden de taalgrens vast en zo werd het territorialiteitsbeginsel definitief een wezenlijk onderdeel van het Belgisch staatsbestel.

Hoewel (onder meer nog blijkens het RTBF-debat van 16 september) de meeste Franstaligen dat niet beseffen, houdt dat met een ijzeren logica in dat zij in Vlaanderen op taalgebied dezelfde rechten hebben als Duitsers of Spanjaarden. Een uitbreiding van het 'personaliteitsbeginsel', dat in het tweetalige Brussel geldt (de persoon kiest vrij of hij zich als Nederlandstalige of als Franstalige zal gedragen), naar de Rand, betekent het opblazen van een fundament van onze staatsstructuur. De kern van de huidige moeilijkheden ligt in het feit dat na 1963 enkele anomalieën bleven bestaan. De invoering van niet-uitdovende faciliteiten in zes gemeenten (de grootste blunder van de Vlaamse Beweging ooit) en het niet-splitsen van BHV, waardoor ook de andere gemeenten niet een volledig homogeen Vlaams karakter kregen, had tot gevolg dat de verfransing bijna probleemloos kon doorgaan. Voeg daarbij het principe van Maingain, dat zou toelaten grenzen te verplaatsen op basis van 'democratische' beslissingen in grensgemeenten - een principe dat in geen enkel land ter wereld wordt aanvaard - en je krijgt een onuitputtelijke bron van ruzie, betwistingen en wederzijds wantrouwen.

Als de Franstaligen niet het einde van België nastreven, dan moeten ze over beide beginselen duidelijk stelling nemen. De Vlamingen moeten inzien dat het niet volstaat zonder meer de toepassing van het territorialiteitsbeginsel te eisen. Men heeft nu eenmaal in het verleden ondoordachte akkoorden gesloten en 'pacta sunt servanda'. Daarom is het voorstel van Philippe Van Parijs zo redelijk en evenwichtig: men aanvaardt dat de vroegere vergissingen de betaling van een prijs tot gevolg hebben, en dus laat men vier gemeenten aansluiten bij het hoofdstedelijk gewest; in Sint-Genesius-Rode en Wemmel worden de faciliteiten uitdovend en door de splitsing van BHV wordt het territorialiteitsbeginsel integraal gerealiseerd. De Franstaligen moeten weten dat er zonder een eerlijke toepassing van dit beginsel geen vreedzaam België mogelijk is. De Vlamingen moeten inzien dat, voor de toekomst, dit resultaat meer garanties biedt dan elk ander alternatief en… 'Paris vaut bien une messe.'

Ik vrees echter dat dit voorstel geen succes zal hebben. Zoals in 1963 het dogma dat men 'geen morzel Vlaamse grond' mocht afstaan, tot de rampzalige niet-uitdovende faciliteiten heeft geleid, zo zal men in de huidige onderhandelingen uiteindelijk de tweede grote Vlaamse blunder begaan: een inschrijvings- of uitschrijvingsrecht, waardoor het territorialiteitsbeginsel weer wordt uitgehold en 'le très grand Bruxelles' (Woitrin 1965) eraan komt.

Etienne Vermeersch is emeritus hoogleraar aan de Ugent.


DS, 20-09-2007