PDA

Bekijk de volledige versie : Lieve zoon


Barst
14th September 2007, 01:06
Lieve zoon

Sebastien Valkenberg


Filosoof Sebastien Valkenberg is vader geworden. In een brief aan zijn zoon waagt hij een poging het einddoel van de opvoeding uiteen te zetten. Met hulp van Hannah Arendt.


Deze brief schrijf ik naar aanleiding van je geboorte. Nu kun je weliswaar nog niet lezen maar ik hoop dat hij nog steeds de moeite waard is als je die kunst wel onder de knie hebt.

Een mens komt tweemaal ter wereld. Zoals gezegd heb je je eerste geboorte net achter de rug: ruim zeven weken geleden heb je van mij een vader gemaakt en van mijn vrouw een moeder, van ons een gezin.

Op deze plaats wil ik je vertellen over beide keren die een mens ter wereld komt, en vooral over de jaren daartussen. In deze periode bereiden wij, je ouders, jou zo goed mogelijk voor op je tweede geboorte. Die vindt plaats wanneer je ons weer verlaat en op eigen benen kunt staan. Je bent een passant die een jaar of achttien bij ons blijft. Wij spannen ons ervoor in dat we jou straks met een maximaal vertrouwen kunnen uitwuiven. De klus die we daarvoor moeten klaren heet opvoeding.

In deze brief geef ik geen praktische opvoedkundige tips. Dergelijke informatie staat uitvoerig beschreven in de vele handboeken die er zijn om de beginnende ouder de eerste maanden door te helpen (en waarvan wij er vele in de boekenkast hebben staan). Hier wil ik niet de do’s en don’ts, maar het einddoel van het opvoeden uiteenzetten, althans een poging daartoe wagen. Als jij later in staat bent deze woorden te lezen kun je jezelf afvragen in hoeverre we daarin geslaagd zijn.

Een filosofie van de geboorte en opvoeding kan ik niet alleen schrijven. Daarvoor roep ik de hulp in van Hannah Arendt, de grote theoreticus over het onderwerp. Zo waar als zij heeft niemand over de geboorte geschreven. Waarom? In 1958 verscheen van haar The Human Condition (In het Nederlands vertaald als Vita Activa). Een sleutelterm uit haar hoofdwerk, want dat is dit boek, is nataliteit. In het Nederlandse woordenboek kom je dit woord niet tegen maar het is afgeleid van het Latijnse natus en dat betekent ’geboorte’, maar ook ’geschikt voor’.

Veel filosofen hebben de nadruk gelegd op de dood en de invloed daarvan op ons leven. In de vijftiende eeuw zei de Franse humanist Michel de Montaigne dat filosoferen niets anders is dan leren sterven. In het interbellum stelde Martin Heidegger, trouwens de leermeester van Arendt, dat we ten-dode-zijn. Verwijt me niet dat ik woordspelletjes speel, dit is nu eenmaal de stijl van deze duistere denker. We zijn ten dode opgeschreven, leef alsof het vijf voor twaalf is: in een notendop is dat zijn tamelijk overspannen filosofie.

Ik wil niet meteen zeggen dat dergelijk gepeins over het nakende einde per definitie sombere filosofie oplevert, maar het oeuvre van Arendt doet zonder meer een stuk frisser aan. Als Heidegger de herfst is, is zij de lente. Hij richt de blik van de mens op diens nakende einde, zij op diens begin, met andere woorden: op onze geboorte. Daar ligt de sleutel tot het menszijn.

Maar geboren worden is toch niet uniek aan mensen? Dat doen dieren toch ook? Klopt. Of je het nu leuk vindt of niet, tussen jou en de beesten die je straks gaat zien in de kinderboerderij en de dierentuin bestaan grote overeenkomsten. Net als zij ben je een biologisch wezen dat bestaat uit samenwerkende materie. Het is zelfs zo dat je daarmee op dit moment nagenoeg samenvalt.

Dat betekent logischerwijs een tamelijk beestachtige levensstijl. Begrijp me niet verkeerd, dit is geen oordeel, louter een constatering. Net als dieren heb jij op dit moment als taak te overleven – vooralsnog niets meer. Je leeft je natuur uit en dat hebben wij, je ouders, geweten! Sinds je bij ons bent, verloopt ons leven in cycli om maar tegemoet te komen aan jouw driften. We voeden je, verschonen je en sussen je in slaap. We voeden je, verschonen je en sussen je in slaap. We voeden je, verschonen je en sussen je in slaap. Als ouder ervaar je de eeuwige wederkeer van Friedrich Nietzsche aan den lijve.

Wellicht bespeur je een zekere vermoeidheid in mijn woorden. Daarin vergis je je niet. Herhaling gaat vervelen. Later zul je merken dat de mensen nu eenmaal vatbaar zijn voor sleur – zo heet die verveling door herhaling.

Op dit moment nemen wij deze zorg voor jouw biologische welzijn met liefde voor onze rekening, maar op den duur moet je dat zelf doen. De activiteit die je daarvoor moet verrichten, noemt Arendt arbeid. Deze behelst al die zaken die je steeds maar weer moet ondernemen om in je onderhoud te voorzien. Jagen en verzamelen, zoals vroeger, hoeft niet meer. Dat neemt niet weg dat er nog steeds elke dag voedsel op tafel moet komen. De tucht van de herhaling manifesteert zich alleen anders: tegenwoordig wordt je geacht elke ochtend op je werk te verschijnen.

Hier ligt een taak voor ons. Wij gaan onze uiterste best doen je zo goed mogelijk voor te bereiden op het werkende bestaan. Helemaal te vermijden is de sleur niet, maar ze kan wel zoveel mogelijk onschadelijk worden gemaakt. Als je dan toch die tredmolen van het werkende bestaan in moet, kun je maar beter zorgen dat je daarbinnen zoveel mogelijk variatie en uitdaging creëert. Dat begint met een goede opleiding, wat niet hetzelfde is als een hoge opleiding. Want, wat is een goede opleiding? Dat is er een die bij je past. Het is zinloos om een timmertalent naar de universiteit te sturen. Maar dan is wel van belang dat je weet wat je wilt én, minstens zo belangrijk, wat je kunt.

Willen en kunnen, ambitie en talent, zijn namelijk twee heel verschillende zaken. Weinig is zo moeilijk als deze twee met elkaar in overeenstemming te brengen. Het zit nu eenmaal in onze aard te luisteren naar de sirene-achtige stem van de eerste. Zaken die ons beperken, moffelen we onder het vloerkleed.
Daarom is een van de voornaamste deugden de socratische deugd van zelfkennis: ’Ken u zelve’. Hoe vervelend het ook is met je eigen tekortkomingen geconfronteerd te worden, volgens mij maakt dat een wezenlijk onderdeel uit van je opvoeding. Beschouw het maar als een reculer pour mieux sauter. Terugtrekken om beter te springen. Alleen via je beperkingen krijg je namelijk zicht op de dingen die je wél kunt en zo op je kansen. Ik hoop dat je het ons nu niet al te kwalijk neemt en dat je dat later zelf misschien ook inziet.

Nu lijkt het net alsof wij jou opvoeden en naar school sturen zodat je later een goede baan krijgt. Natuurlijk vinden wij dat belangrijk – maar niet het belangrijkste. We willen je niet in de eerste plaats vormen als tevreden werknemer maar als mens. En dan bedoel ik niet de biologische mens van hierboven, maar het wezen dat zich onderscheidt van alle andere levende organismen.

Nadat hij als ’zoön’ ter wereld is gekomen wordt hij namelijk nogmaals geboren, nu als ’bios’. Dat verschil is afkomstig van Aristoteles maar wordt dankbaar hergebruikt door Hannah Arendt. Zo gaat dat in de filosofie: concepten worden gretig gerecycled. Uniek aan deze bios, dit menselijke deel van de mens, is dat hij in staat is uit de bovengenoemde cirkels van het overlevende bestaan te breken. Daartoe staan hem twee vermogens ter beschikking: het handelen en het spreken, die Arendt bijna altijd in één adem noemt. Hiermee ben je straks – nu nog niet – is in staat jezelf vorm te geven.

Voorwaarde is wel dat je handelingen gezien worden en hetgeen je zegt, gehoord wordt. Daarvoor is een gemeenschappelijke ruimte vereist of een wereld, zoals Arendt zegt. Dat is een ontmoetingsplek die het mogelijk maakt dat mensen aan elkaar verschijnen. Die kun je je heel fysiek voorstellen, bijvoorbeeld als een plein of park. Maar denk zeker ook aan minder tastbaardere ontmoetingsplaatsen als de taal en onze zeden en gewoonten.

Tegen de achtergrond van de wereld krijgen je handelingen en woorden pas betekenis. Wat zouden een muziekstuk, een boek of zelfs maar een groet betekenen zonder dat deze als zodanig begrepen worden? De sociale mens heeft de wereld dus nodig, zoals zijn biologische tegenhanger zuurstof.

Mocht dit alles je nog wat abstract in de oren klinken, dan kan ik je misschien helpen met het volgende voorbeeld. Je gaat ongetwijfeld horen over Robinson Crusoë. Deze literaire figuur lijdt schipbreuk en komt terecht op een eiland dat onbewoond blijkt. Als zoön heeft hij niet klagen: er is een overdaad aan voedsel. Bij mijn weten heeft Arendt zich, gek genoeg, nergens uitgelaten over Crusoë, maar vermoedelijk zal ze het met me eens zijn als ik hem de meest tragische mens noem die er is: hij maakt geen deel uit van de wereld. Natuurlijk kan hij spreken, maar als hij dit doet, is er niemand die naar hem luistert.

Het is niet helemaal toevallig dat ik hier Crusoë aanhaal. Momenteel is jouw situatie vergelijkbaar met die van hem. Natuurlijk woon jij niet echt op een onbewoond eiland. Maar net als hem ontbreekt het jou nog aan wereld – het schijnt dat je nu zelfs niet weet dat je handen jouw eigendom zijn.

Uiteindelijk werd Crusoë gered en ook jij zal op den duur je eiland verlaten. Daar gaan wij je bij helpen. Sterker, dat is onze taak als ouders. Was je eerste geboorte een kwestie van uren, de tweede duurt grofweg achttien jaar. Je betreedt de wereld niet van de ene op de andere dag. Dat gebeurt voetje voor voetje en wij zullen je daarbij begeleiden. Opvoeden betekent de kraan naar de wereld steeds een beetje verder openzetten. Dat zullen wij doen, de komende jaren.


Trouw, 14-09-2007