PDA

Bekijk de volledige versie : Het volk moet koest gehouden worden


Barst
8th September 2007, 21:39
Het volk moet koest gehouden worden

Chris De Stoop, Het complot van België, De Bezige Bij, 205 blz.


In zijn nieuwe boek geeft Chris De Stoop de paranoia een stem en een gezicht. 'Als er al een conclusie is bij mijn boek, is dat de meest ontstellende die denkbaar is: dat het haast onmogelijk is om te weten wat waar is en wat niet.'


'Elke avond spat de paranoia van de televisie', zegt Chris De Stoop. 'De verkiezingen worden gewonnen met de slogan “Wie gelooft die mensen nog?,. Erger nog: dat wakkert de paranoia pas aan. De verkramping staat zo op de gezichten te lezen. Er groeit een klimaat van paranoia en polarisatie, zeker in Vlaanderen, zeker in Antwerpen.'

Paranoia staat centraal in De Stoops nieuwste boek, Het complot van België. 'De paranoia kwam in de plaats van iets anders, van de grote ideologische of religieuze zekerheden. Of van inspirerende leiders. Want wie gelooft nog in leiders als Bush en Blair die openlijk liegen tegen de hele wereld? Zo kwam de weg vrij voor het complotdenken, de ideologie van de samenzwering. Het is nu een aanvaard verklaringsmodel, zeker voor het wantrouwige deel van de bevolking.'

Tot die categorie behoort Nina H., een jonge vrouw die De Stoop in de jaren negentig teisterde met complottheorieën over een 'rode maffia' die de armen arm en afhankelijk wil houden om zo de sociale welvaartsstaat en dus haar macht te kunnen bestendigen. Zij is een van de drie centrale personages uit Het complot van België. Het tweede personage is De Stoops oom André, die na de Tweede Wereldoorlog in een psychiatrische instelling belandde en er nooit meer uitkwam. De derde figuur is Maria, die in een instelling in Rwanda werd verpleegd. Toen in 1994 de genocide losbarstte, werd ze als blanke vrouw door Belgische soldaten geëvacueerd, terwijl honderden Rwandese medepatiënten achterbleven en vermoord werden.

De Stoop: 'Ik wou zonder veel pretentie een boekje maken over drie voor mij erg emotionele verhalen, die onderling losjes verbonden zijn en die dat klimaat van paranoia oproepen. In de jaren negentig waren mensen als Nina H. nog uitzonderingen, de laatste jaren kreeg ik er tientallen op de stoep. Wekelijks word ik via de mail met complottheorieën om de oren geslagen. Laatst was er in Antwerpen een persconferentie over mind control. Dat is het ultieme complot: vertrouw niemand, ook niet je eigen gedachten.'


Het boek werkt niet naar een conclusie toe.

'De diagnose interesseert mij meer. Ik wilde de verwarring van mijn hoofdpersonages oproepen, ze een gezicht, een stem, een familie, een geschiedenis geven. Kwetsbare, overgevoelige mensen als Nina H. zijn een vogel voor de kat in deze harde, cynische maatschappij. Wat zij meemaakt, is hallucinant, een werkelijkheid die ik niet kende. Ik sloot dit boek ook af met een gevoel van mislukking. Hoe empathisch je ook wil zijn, je kan je niet echt verplaatsen in wat deze mensen meemaken.'

'Als er een conclusie is, is dat de meest ontstellende die denkbaar is: dat het haast onmogelijk is om te weten wat waar is en wat niet. Van de genocide in Rwanda zijn de feiten keihard: een miljoen doden in honderd dagen. Maar dertien jaar later is dat het onderwerp van een polemiek, met believers en nonbelievers die elk hun versie kunnen staven met verbijsterende details, waarbij de enen de anderen uitschelden voor negationisten en het verwijt terugkrijgen dat ze genocidairs en geschiedenisvervalsers zijn. Het is degoutant om dat te zien gebeuren. Het internet is de ideale kweekbodem voor die paranoia.'

'Je zou denken dat de journalistiek duidelijkheid kan brengen, tegen die al dan niet doelbewuste verwarring en manipulatie in. Maar zelfs grote experts zijn het er niet meer over eens wat ondertussen al geschiedenis is. Laat staan ikzelf. Je kan alles en iedereen in twijfel trekken. Dat is om te huilen voor een reporter als ik, die in de jaren tachtig begon met het idee dat we hadden afgerekend met de verzuilde journalistiek en de feitenjournalistiek konden omarmen. En nu zie je dat je aan feiten niks hebt.'


U verbindt journalistiek ook met een engagement.

'In het grote huis van journalistiek en literatuur moet daarvoor ook een kamer bestaan. Wat ik niet pik, is het verwijt dat je dan niet meer objectief kan zijn. Net door je te engageren kan je dieper graven en een diepere werkelijkheid bovenhalen. Zeker mijn boeken zou ik niet kunnen schrijven zonder het misschien naïeve idee dat ik iets kan veranderen. Dat mag dan gerust het ouderwetse woord “bewustmaking, zijn. Zoals “engagement, ook ouderwets is. Als de lezer aan het eind van het boek iets anders denkt en voelt dan voor hij eraan begon, is dat voor mij genoeg. Een schrijver kan ertoe bijdragen om de wereld te verbeteren, menselijker te maken, te ontmaskeren. Maar de journalistiek kan de wereld ook slechter maken, door te polariseren, door angst en haat aan te wakkeren.'


En dan slaat de twijfel toe?

'Toen ik uit Rwanda terugkeerde, vroeg ik me weleens af wat ik daar eigenlijk had gedaan. Nieuws over Afrika verkoopt toch niet, zeggen de chefs met zoveel woorden. Tijdens de genocide waren er zo'n vijftien journalisten in Rwanda en op het echte hoogtepunt vrijwel geen. Op datzelfde moment waren wel 2.500 journalisten in Zuid-Afrika de verkiezing van Nelson Mandela aan het vieren.'

'Rwanda was een obsessie voor mij. Een half jaar lang heb ik in Knack haast over niets anders geschreven. Ik ging erheen toen de genocide op haar hoogtepunt was. Het was de verschrikkelijkste reportage die ik ooit maakte. Op die reportage van een maand later na, aan de andere kant, bij de gevluchte Hutu's in Goma, waar 50.000 doden vielen en waar ik dag in dag uit met lijken heb gesleurd en uiteindelijk 39vondelingen heb moeten wegbrengen naar een weeshuis.'

'De slechte berichtgeving over de genocide maakte ook de onverschilligheid mogelijk. De internationale media berichtten er amper over. En zo ja, dan werd ze voorgesteld als een eeuwenoude stammentwist, een fataliteit waar niets aan te doen was. Een tweede journalistieke fout bestond erin om de genocide te herleiden tot een sprookje van goeden tegen slechten. Misschien deed ik daaraan mee, al berichtte ik ook meteen over slachtingen door de Tutsi-rebellen. De goeden waren Paul Kagame en de rebellen. Zij rukten op om de genocide te stoppen. Wie kon daar niét solidair mee zijn? De fout is dat we niet inzagen dat de opmars niet zozeer was bedoeld om de genocide te stoppen, maar om de totale macht te grijpen. Kagame is vandaag nog altijd president.'


De twijfel brengt u tot theorieën die wel een spiegel lijken van de paranoia van Nina H.

'Er bestaan grote parallellen tussen de gruwelijke wereldgeschiedenis in Afrika en de kleine paranoia in de jungle van Brussel. Zonder wijder perspectief is feitenjournalistiek vrij nutteloos. Daarom peil ik naar ruimere processen, in dit boek is dat die context van paranoia. Zo kan het voor Nina H. geen toeval zijn dat de verloedering zo toeneemt in Brussel, een regio die van jaar tot jaar rijker wordt. Het moet de bedoeling zijn om werklozen, zieken en migranten daar te concentreren.'


Wat is dan het echte complot van België?

'Waar het boek naartoe werkt, is de door België georkestreerde terugtrekking van alle blauwhelmen uit Rwanda en het overleveren van alle Rwandezen aan de moordenaars. Dat is de zwartste bladzijde in de Belgische geschiedenis sinds de oorlog. Het is te weinig bekend dat België toen de grootste diplomatieke operatie ooit heeft opgezet om, naast de eigen blauwhelmen, ook de andere troepen van de VN-vredesmacht te doen vertrekken. De Utrechtse hoogleraar Fred Grünfeld heeft onlangs heel precies beschreven hoe de Belgische diplomatie daarvoor tot op de hoogste niveaus ging lobbyen. Met succes. Met als enig doel: gezichtsverlies voorkomen. De wereld mocht niet kunnen zeggen dat die ramp de schuld van België was. De laffe aftocht, eigen volk eerst, moest worden gecamoufleerd door er een collectieve terugtrekking van te maken.'

'Grünfeld bewijst dat de genocide perfect te stoppen was en dat omstanders als België dus medeplichtig zijn. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Willy Claes, wilde zijn politieke hachje niet op het spel zetten. En van complotten gesproken: Claes werd secretaris-generaal van de Navo, tot hij daar, wegens een echt complot, moest aftreden. Premier Jean-Luc Dehaene was toen in de running om voorzitter van de Europese Commissie te worden. Kofi Annan, die de Afrikadesk bij de VN leidde, werd kort daarop secretaris-generaal. Je kan niet zeggen dat zij die toen de beslissingen namen, voor hun verantwoordelijkheid zijn gesteld. Tot vandaag blijven Claes en Dehaene zeggen: we zouden dezelfde beslissing opnieuw nemen, er is geen reden voor excuses. Ik word gek als ik dat hoor.'


Wanneer het over uw nonkel André gaat, beschrijft u de psychiatrie haast zoals Michel Foucault: als een disciplineringsmachine om mensen in het gareel te houden.

'De psychiatrie is nog altijd de afvalbak van de maatschappij voor wie om een of andere reden niet mee kan. Het is heel erg. Het aantal collocaties stijgt ongelooflijk snel, in Vlaanderen al tot 2.500 in 2005. Vijf procent van de bevolking belandt ooit in de psychiatrie, een veelvoud van de aantallen in onze buurlanden. Het gebruik van medicatie, het aantal zelfmoorden: het is schrijnend en hels.'

'Nonkel André kreeg in het gesticht in één jaar tijd twintig elektroshocks, veertig coma-kuren en een lobotomie waarbij een stuk van zijn hersenen werd weggesneden. Zijn leven zat erop. Dat was een manier om de overbevolkte gestichten onder controle te houden. Nu dienen de psychofarmaca ook om mensen te bedaren die als storend worden ervaren. Dat is wat Nina H. met haar hyperalerte vezels in extreme mate aanvoelt: dat een groot deel van de bevolking koest moet worden gehouden.'

'Een patiënt krijgt maar een kwartier per week een psychiater te spreken. Daardoor is het niet mogelijk om echt naar die mensen te luisteren. Ze worden alleen bekeken als een kwab vol neurotransmitters, niet als een mens met een verhaal, een geschiedenis, met een beleving die ertoe doet. Dat is waar ik met dit boek recht aan wilde doen.'


Dit zijn drie 'oude' verhalen. Kon u ze nog niet eerder afsluiten?

'Mij ging het om de verontwaardiging. Ik kies nooit een onderwerp voor een boek om ermee te scoren. Ik was altijd een ouderwetse schrijver, wiens onderwerpen vanuit een innerlijke noodzaak komen. En dan krijgt het boek een vorm die door de inhoud wordt opgedrongen. Nu eens is dat een reportage, dan een roman en zo is dit boekverhalende non-fictie'.

'Deze verhalen heb ik jaren voor mij uitgeschoven. Dat over nonkel André gaat al mee sinds mijn twaalfde. Als je bent wat er in je jeugd diep in je zat, dan ben ik in de eerste plaats een schrijver. Ik groeide op in een boerenhuis zonder boeken, en toch wilde ik op mijn twaalfde maar één ding: schrijver worden. Ik ging de mis dienen om een Olympia-schrijfmachine te kunnen kopen en ik schreef verhalen over nonkel André. De meeste van mijn boeken gaan vreemd genoeg terug tot in mijn jeugd. Blijkbaar hebben ze al die jaren zitten rijpen.'


DS, 07-09-2007 (Marc Reynebeau)