PDA

Bekijk de volledige versie : Wie is mijn naaste?


Barst
27th August 2007, 02:09
Wie is mijn naaste?

Jan Pronk, politicus


’Opiniemakers praten mensen angst aan. Natuurlijk is er onveiligheid en geweld maar we moeten over onze angst heen stappen en naar oorzaken kijken. Het heeft geen zin om hekken te plaatsen rond bange mensen. Door te polariseren bouw je niets op. Ik pleit niet voor de zachte aanpak maar we kunnen in ieder geval luisteren naar de al dan niet gerechtvaardigde wensen van de mensen tegenover ons.


Economische tegenstellingen aan de orde stellen is niet zo’n probleem. Die zijn op te lossen. Door herverdeling bijvoorbeeld. En economische groei is voortdurend mogelijk waardoor je win-winsituaties kunt creëren. Maar religieuze of culturele tegenstellingen leiden altijd tot aanscherping, omdat ze de identiteit van mensen raken. Men begint te spreken in termen van ‘wij’ en ‘zij’ en denkt dat een gezamenlijke identiteit, de identiteit van ‘mij’ en ‘jou’ samen, niet kan groeien zoals de economie. Maar niets is minder waar. Multiculturalisme is nu taboe maar heeft wel degelijk een meerwaarde. Dat heeft de geschiedenis al lang bewezen.

De fundamentele vraag is of Nederland ’onze rechtsstaat’ is, waarbij we anderen uitsluiten. Formeel gezien klopt dat maar waaraan ontlenen we dat recht? Heb je het recht jezelf zodanig te definiëren dat een ander daar niet bij hoort?

Oecumene betekent gelijkheid van mensen wereldwijd. En dus gelijke rechten. Deze gemeenschap zou juist in dit tijdperk van globalisering dichterbij moeten komen. Globalisering is geen natuurlijk maar een economisch-technologisch proces. Het Westen is dat proces begonnen, heeft de wereld veroverd en haar cultuur uitgedragen. We hebben de globalisering voor een deel dus zelf gemaakt. Dan moeten we ook de consequenties nemen en er niet alleen economisch van profiteren. Transport en communicatie zijn goedkoper geworden, we zijn makkelijker bereikbaar. Grenzen zijn weggevallen. Maar we steunen veel regimes die mensen onderdrukken. Deze mensen vluchten en daar zijn wij indirect ook verantwoordelijk voor. Dan kunnen we niet zeggen dat sommigen minder rechten hebben dan wij, omdat we een wet hebben gemaakt waar dat in staat.

En dan volgt vanzelf de vraag: wie is je naaste? Die heb ik een paar jaar geleden in de politiek aan de orde gesteld. Ik begrijp dat er niet teveel mensen kunnen deelnemen aan een sociale welvaartstaat. Maar dan mogen we wel wat meer doen voor hen die we buitensluiten.

We creëren onrecht. We hechten aan een goed platteland en betaalbaar voedsel. We subsidiëren onze landbouw maar dat verwoest die in Afrika. Kleine boeren kunnen daar niet overleven omdat wij gesubsidieerde producten op hun markt dumpen. We maken mensen kapot. Alleen omdat we zelf stabiel en welvarend willen zijn.

Insluiting oftewel ‘inclusief denken’ (Feitse Boerwinkel), betekent: iedereen hoort erbij. Het heeft met de schepping te maken, een religieus uitgangspunt dat ik als sociaal-democraat onderschrijf. Als je anders handelt, dan staat dat haaks op de christelijke waarden, onze ’wortels’. Laat je je door de praktijk leiden of draag je de consequenties door anderen erbij te betrekken?

Tot nu toe waren we keihard in ons vreemdelingenbeleid. Kijk naar de inkomenseisen wanneer mensen toegelaten willen worden. En dan denken we dat we met een beetje ontwikkelingshulp de boel elders wel overeind houden. Onze economische ontwikkeling sinds het einde van de Koude Oorlog in 1989 is ongekend. Maar de tegenstelling tussen arm en rijk in de wereld is nog nooit zo groot geweest.

Naastenliefde, we hebben er de mond van vol maar laten wel twee miljoen naasten in Soedan verdrijven. De Westerse landen zijn nalatig geweest. Ze weigerden het probleem van deze regio op de agenda te zetten in 2003. Pas toen tweehonderdduizend naasten vermoord waren, gingen de ogen open.

In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is de vraag wie de naaste was van een overvallen en zwaargewonde man in de wegberm. De leviet, man van de wet, passeerde man met een boog. De priester, vaak de politieke leider, ook. Hulp kwam van een burger, een Samaritaan. Politieke leiders hebben niet altijd het juiste antwoord. De gewone man kan dat wel geven, door zichzelf even weg te cijferen. En door te zeggen: dit kan zo niet langer, hij hoort erbij. Solidariteit is niet altijd een kwestie van geld geven of naar het buitenland te gaan.

De PvdA is het aan haar geschiedenis als volkspartij verplicht om een brug te slaan in onze samenleving. Daarvoor moet men discussiëren over de christelijke, humanistische en islamitische waardensystemen. Niet om er voor één te kiezen, maar om tot overeenstemming te komen. Het is meer dan de boel bij elkaar houden zoals Cohen en Den Uyl dat formuleerden. Ik bedoel vooruitgang voor iedereen en niet alleen in economische zin. Partijen zijn belangrijk maar one-issuepartijen, daar word je niet met elkaar beter van. Ze leiden tot populisme of een managersaanpak. En die ondermijnen de democratie. Voor een democratie heb je politieke constituties met beginselprogramma’s nodig. Die je best mag herijken.

Ik weet hoe makkelijk je als politicus afglijdt naar die pragmatische managementhouding en meer met elkaar bezig bent. Voor je het weet ben je de hoek omgeslagen en buiten beeld voor de burger. Politici moeten zich kwetsbaar durven opstellen. Maar we hebben ook mensen nodig in politieke partijen die politici en opinieleiders op de nek zitten en hen bij de les houden. Het moet van twee kanten komen.’’


Trouw, 26-08-2007 (Jan Pronk)

Barst
30th August 2007, 02:39
PvdA kandidaat-voorzitter Pronk verkoopt onzin

Gerda Verburg, minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit


Verhaal over Europese landbouwsubsidies en armoede in Afrika is achterhaald. Wat zou het imago van onze boeren en ons Europese landbouwbeleid erop vooruitgaan als mensen zich eens wilden baseren op feiten in plaats van op vooroordelen!


„We subsidiëren onze landbouw maar dat verwoest die in Afrika. Kleine boeren kunnen daar niet overleven omdat wij gesubsidieerde producten op hun markt dumpen. ” Dat beweert Jan Pronk, zonder blikken of blozen (Trouw, maandag). En hij is nog niet klaar: „We maken mensen kapot. Alleen omdat we zelf stabiel en welvarend willen zijn.” Het zou heel ernstig zijn, als het waar was. Daarom eerst maar eens wat feiten.

Ongeveer tweederde van de agrarische export van het Afrikaanse continent vindt zijn weg naar de Europese Unie. Dat kan, doordat wij de 49 armste landen volledig vrije markttoegang voor vrijwel alle landbouwproducten geven, vanaf 2009 ook voor rijst en suiker. We heffen er geen invoertarieven op en binden de import ook niet aan maximum hoeveelheden. Binnenkort gaan diezelfde regels gelden voor de 77 ontwikkelingslanden uit de ACP-groep, waartoe naast Afrikaanse ook Caribische landen en landen uit het gebied van de Stille Oceaan behoren. Bovendien hebben veel ontwikkelingslanden speciale voorkeursrechten om naar de EU te kunnen exporteren.

Resteert het probleem dat ontwikkelingslanden niet altijd kunnen voldoen aan de hoge kwaliteitseisen die Europese afnemers stellen. Het Nederlandse ministerie van LNV heeft diverse partnerschappen met arme landen waarin het hen actief helpt aan die eisen te voldoen.

Maar die dumping dan, waarmee we kleine Afrikaanse boeren het brood uit de mond stoten? Is het niet waar dat Europese (en Amerikaanse en Braziliaanse) kippenvleugels en tomaten in Afrika worden verkocht tegen prijzen, waarvoor de plaatselijke boeren ze niet kunnen produceren? Ja, dat is waar. Maar dat zijn producten waarop, anders dan Pronk beweert, geen cent subsidie zit.

Van gesubsidieerd dumpen is dus geen sprake. Wel van grote, efficiënt en goedkoop producerende boeren elders in de wereld, waar de Afrikaanse niet tegenop kunnen. Precies daarom is Nederland altijd warm voorstander geweest van het recht van arme landen om op zulke producten hoge invoertarieven te leggen. Ik vind het jammer dat zij van dat recht geen gebruik maken, maar dat moet je het Europese landbouwbeleid niet in de schoenen schuiven.

Europese melkplassen en boterbergen, die met forse subsidies op de wereldmarkt werden afgezet en soms, inderdaad, gedumpt, behoren tot het verleden. Tegenwoordig hebben we een landbouwbeleid dat de productie van overschotten ontmoedigt, en is de EU het enige Westerse handelsblok dat in de onderhandelingen over vrijmaking van de wereldhandel heeft aangeboden alle exportsubsidies op landbouwproducten af te schaffen, voorzover dat al niet is gebeurd (voor zuivel, granen, groenten en fruit).

Dan gaat het niet aan de Amerikanen na te praten, die de wereldopinie willen doen geloven dat het EU-landbouwbeleid de grootste molensteen is om de nek van boeren in arme landen. Daarmee verhullen ze alleen maar hun onwil om een einde te maken aan hun eigen dumpingpraktijken onder het vrome mom van ’voedselhulp’. Iemand met Pronks ervaring moest toch door dat rookgordijn heen kunnen kijken.


Trouw, 30-08-2007