Barst
18th April 2007, 12:54
Is het stakingsrecht onaantastbaar?
Bekijk de pagina uit de krantDIE retorische vraag was gisteren in het radioprogramma Voor de dag de inzet van een debat tussen Karel Stessens (ACOD) en Bart Tommelein (VLD). De modale luisteraar die net zoals ondergetekende maandag vier uren op het perron heeft gekampeerd, zal waarschijnlijk de stelling van Bart Tommelein volgen: staken mag wel maar... er zijn grenzen. Er moet een minimumdienstverlening komen. Kan dat?
Het stakingsrecht wordt gegarandeerd door een aantal internationale verdragen, bijvoorbeeld het artikel zes alinea vier van het Herziene Europees Sociaal Handvest. België erkent het recht van werknemers om collectief op te treden, maar mag dat aan zekere beperkingen onderwerpen.
In de particuliere sector bijvoorbeeld biedt de Prestatiewet van 1948 de mogelijkheid om afspraken te maken over vitale behoeften en minimumprestaties. In sommige sectoren werd dus vastgelegd welke diensten moeten worden verricht tijdens de neerlegging van het werk. Die praktijk is jammer genoeg wat in onbruik geraakt. Daarnaast heeft die wet alleen maar als doel om de productiemiddelen in stand te houden, niet om een minimumproductie te garanderen (tenzij het vitale producten betreft). Bij een staking van de toeleveringsbedrijven van Ford Genk kan deze wet dus (in zoverre ze in de sector geldt) alleen maar worden ingeroepen om de werknemers te verplichten de productie op een veilige en verantwoorde wijze stop te zetten, maar niet om een minimumaantal onderdelen te produceren.
In de publieke sector is de situatie wat chaotischer. In eerste instantie mogen een aantal werknemers van de overheid niet staken (leger en staatsveiligheid) of mogen ze slechts staken na het volgen van een specifieke procedure (politie).
Sommige overheden sluiten een stakingsprotocol met de vakbonden. Het verloop van het collectief conflict wordt daardoor enigszins in goede banen geleid. Zo verplichten organisaties zich ertoe om een actie vooraf en tijdig aan te kondigen. Maar als een aantal individuen de organisaties kortsluiten en de stakingsaanzegging negeren, heeft men daaraan niets.
De overheid kan echter tot opeising overgaan en doet dat ook regelmatig. Men denke maar aan de opeising door de Gentse burgemeester Beke van de werknemers van de vuilnisophaaldienst enkele jaren geleden. Het kan dus, maar de regelgeving in kwestie is niet erg coherent. Er bestaat dan ook vaak twijfel over de legitimiteit ervan. Zo vorderde Herman De Croo - misschien wel bewust - in 1988 de luchtverkeersleiders op op grond van foute wetgeving. De staking flopte. De Raad van State gaf de minister post factum een bolwassing zodat elke volgende minister van Verkeerswezen de truc wel kon vergeten.
Wordt het dan geen tijd voor een initiatief van de wetgever? Aan de liberale partijen zal het zeker niet liggen. Al vanaf midden jaren tachtig dienen zij met de regelmaat van een klok voorstellen in, gaande van de verplichting om een referendum in te richten in de publieke sector in geval van staking, waarborging van de continuïteit van de openbare dienst, minimumdienstverlening en gewaarborgde minimale basismobiliteit. De bedoelingen mogen misschien nobel zijn, maar de wijze waarop een en ander is verwoord doet de wenkbrauwen fronsen.
De voorstellen houden in de regel onvoldoende rekening met het feit dat wij een aantal internationale verdragen over stakingsrecht hebben ondertekend waaraan wij ons moeten houden. Doen we dat niet, dan krijgen we van het Comité Européen des Droits Sociaux van de Raad van Europa of van het Freedom of Association Committee van de Internationale Arbeidsorganisatie een slecht rapport en dat is lastig. Je kan immers als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken Robert Mugabe of de Birmaanse junta niet gispen als je zelf ook de vakbondsvrijheid met de voeten treedt.
Het slechte nieuws voor al wie de staking wil reglementeren is dat op grond van de jurisprudentie van de voornoemde expertencomités geen rekening mag worden gehouden met wat door velen als vanzelfsprekend wordt ervaren. Volgens sommigen mag bijvoorbeeld een staking niet disproportioneel zijn. Het komt echter niemand (dus ook geen rechter) toe om het nagestreefde voordeel af te wegen tegen het economische nadeel. Sterker nog, economische schade (verlies) wordt als inherent beschouwd aan collectieve acties. Daarnaast is ook het ,,recht op basismobiliteit'' niet evident. Minimale dienstverlening moet maar worden verzekerd in zeer specifieke gevallen, namelijk wanneer het leven, de veiligheid en/of de gezondheid van de burgers in het gedrang komt. Personenvervoer (met inbegrip van spoorwegen) wordt bijvoorbeeld door het Freedom of Associaton Committee niet als van vitaal belang beschouwd. Daarenboven is het maar de vraag of je nog over een stakingsrecht beschikt als er nog één trein per uur moet rijden (op sommige lijnen/uren is er vaak maar één trein per uur).
Impliceert dat dat we niets kunnen doen? Toch wel. Het is perfect mogelijk om een Prestatiewet te maken op maat van de publieke sector, verteerbaar voor de vakbonden en compatibel met het internationale recht. Staking zal je daarmee niet onmogelijk maken, maar excessen kan je er wel door vermijden. Bij het uitschrijven van zo'n tekst moet rekening worden gehouden met allerhande gevoeligheden. De liberale scenario's deugen daar niet voor. De Raad van State heeft immers in 2003 al de desbetreffende teksten onder de loep genomen en daarover een vernietigend oordeel uitgesproken.
Anne-Marie Idrac (Le Monde 13 april), de grote baas van de Franse spoorwegen is alleszins geen voorstander van een minimumdienstverlening. Zij geeft de voorkeur aan dialoog. Misschien schort het op dat vlak ook wel bij de overheid. Moet er niet dringend een overlegstructuur en overlegcultuur komen die aangepast is aan de 21ste eeuw?
Tot slot nog een tip voor de werknemersorganisaties. In plaats van naar het stakingswapen te grijpen had men de top van NMBS misschien beter voor de rechtbank kunnen dagen. Is het niet-nemen van maatregelen in geval van geweld tegen werknemers immers geen overtreding van de Pestwet? Beter dat dan de reizigers te pesten…
Patrick Humblet (De auteur is hoogleraar en is verbonden aan de vakgroep Sociaal Recht van de Universiteit Gent.)
DS, 18-04-2007
Bekijk de pagina uit de krantDIE retorische vraag was gisteren in het radioprogramma Voor de dag de inzet van een debat tussen Karel Stessens (ACOD) en Bart Tommelein (VLD). De modale luisteraar die net zoals ondergetekende maandag vier uren op het perron heeft gekampeerd, zal waarschijnlijk de stelling van Bart Tommelein volgen: staken mag wel maar... er zijn grenzen. Er moet een minimumdienstverlening komen. Kan dat?
Het stakingsrecht wordt gegarandeerd door een aantal internationale verdragen, bijvoorbeeld het artikel zes alinea vier van het Herziene Europees Sociaal Handvest. België erkent het recht van werknemers om collectief op te treden, maar mag dat aan zekere beperkingen onderwerpen.
In de particuliere sector bijvoorbeeld biedt de Prestatiewet van 1948 de mogelijkheid om afspraken te maken over vitale behoeften en minimumprestaties. In sommige sectoren werd dus vastgelegd welke diensten moeten worden verricht tijdens de neerlegging van het werk. Die praktijk is jammer genoeg wat in onbruik geraakt. Daarnaast heeft die wet alleen maar als doel om de productiemiddelen in stand te houden, niet om een minimumproductie te garanderen (tenzij het vitale producten betreft). Bij een staking van de toeleveringsbedrijven van Ford Genk kan deze wet dus (in zoverre ze in de sector geldt) alleen maar worden ingeroepen om de werknemers te verplichten de productie op een veilige en verantwoorde wijze stop te zetten, maar niet om een minimumaantal onderdelen te produceren.
In de publieke sector is de situatie wat chaotischer. In eerste instantie mogen een aantal werknemers van de overheid niet staken (leger en staatsveiligheid) of mogen ze slechts staken na het volgen van een specifieke procedure (politie).
Sommige overheden sluiten een stakingsprotocol met de vakbonden. Het verloop van het collectief conflict wordt daardoor enigszins in goede banen geleid. Zo verplichten organisaties zich ertoe om een actie vooraf en tijdig aan te kondigen. Maar als een aantal individuen de organisaties kortsluiten en de stakingsaanzegging negeren, heeft men daaraan niets.
De overheid kan echter tot opeising overgaan en doet dat ook regelmatig. Men denke maar aan de opeising door de Gentse burgemeester Beke van de werknemers van de vuilnisophaaldienst enkele jaren geleden. Het kan dus, maar de regelgeving in kwestie is niet erg coherent. Er bestaat dan ook vaak twijfel over de legitimiteit ervan. Zo vorderde Herman De Croo - misschien wel bewust - in 1988 de luchtverkeersleiders op op grond van foute wetgeving. De staking flopte. De Raad van State gaf de minister post factum een bolwassing zodat elke volgende minister van Verkeerswezen de truc wel kon vergeten.
Wordt het dan geen tijd voor een initiatief van de wetgever? Aan de liberale partijen zal het zeker niet liggen. Al vanaf midden jaren tachtig dienen zij met de regelmaat van een klok voorstellen in, gaande van de verplichting om een referendum in te richten in de publieke sector in geval van staking, waarborging van de continuïteit van de openbare dienst, minimumdienstverlening en gewaarborgde minimale basismobiliteit. De bedoelingen mogen misschien nobel zijn, maar de wijze waarop een en ander is verwoord doet de wenkbrauwen fronsen.
De voorstellen houden in de regel onvoldoende rekening met het feit dat wij een aantal internationale verdragen over stakingsrecht hebben ondertekend waaraan wij ons moeten houden. Doen we dat niet, dan krijgen we van het Comité Européen des Droits Sociaux van de Raad van Europa of van het Freedom of Association Committee van de Internationale Arbeidsorganisatie een slecht rapport en dat is lastig. Je kan immers als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken Robert Mugabe of de Birmaanse junta niet gispen als je zelf ook de vakbondsvrijheid met de voeten treedt.
Het slechte nieuws voor al wie de staking wil reglementeren is dat op grond van de jurisprudentie van de voornoemde expertencomités geen rekening mag worden gehouden met wat door velen als vanzelfsprekend wordt ervaren. Volgens sommigen mag bijvoorbeeld een staking niet disproportioneel zijn. Het komt echter niemand (dus ook geen rechter) toe om het nagestreefde voordeel af te wegen tegen het economische nadeel. Sterker nog, economische schade (verlies) wordt als inherent beschouwd aan collectieve acties. Daarnaast is ook het ,,recht op basismobiliteit'' niet evident. Minimale dienstverlening moet maar worden verzekerd in zeer specifieke gevallen, namelijk wanneer het leven, de veiligheid en/of de gezondheid van de burgers in het gedrang komt. Personenvervoer (met inbegrip van spoorwegen) wordt bijvoorbeeld door het Freedom of Associaton Committee niet als van vitaal belang beschouwd. Daarenboven is het maar de vraag of je nog over een stakingsrecht beschikt als er nog één trein per uur moet rijden (op sommige lijnen/uren is er vaak maar één trein per uur).
Impliceert dat dat we niets kunnen doen? Toch wel. Het is perfect mogelijk om een Prestatiewet te maken op maat van de publieke sector, verteerbaar voor de vakbonden en compatibel met het internationale recht. Staking zal je daarmee niet onmogelijk maken, maar excessen kan je er wel door vermijden. Bij het uitschrijven van zo'n tekst moet rekening worden gehouden met allerhande gevoeligheden. De liberale scenario's deugen daar niet voor. De Raad van State heeft immers in 2003 al de desbetreffende teksten onder de loep genomen en daarover een vernietigend oordeel uitgesproken.
Anne-Marie Idrac (Le Monde 13 april), de grote baas van de Franse spoorwegen is alleszins geen voorstander van een minimumdienstverlening. Zij geeft de voorkeur aan dialoog. Misschien schort het op dat vlak ook wel bij de overheid. Moet er niet dringend een overlegstructuur en overlegcultuur komen die aangepast is aan de 21ste eeuw?
Tot slot nog een tip voor de werknemersorganisaties. In plaats van naar het stakingswapen te grijpen had men de top van NMBS misschien beter voor de rechtbank kunnen dagen. Is het niet-nemen van maatregelen in geval van geweld tegen werknemers immers geen overtreding van de Pestwet? Beter dat dan de reizigers te pesten…
Patrick Humblet (De auteur is hoogleraar en is verbonden aan de vakgroep Sociaal Recht van de Universiteit Gent.)
DS, 18-04-2007