PDA

Bekijk de volledige versie : Verhofstadt & Popper


Barst
14th April 2007, 03:13
Tegen het stamgevoel

Guy Verhofstadt


De Belgische premier Verhofstadt verdiepte zich in het werk van Karl Popper, fel criticus van totalitaire denksystemen. De ideologie van de gesloten samenleving is teruggekeerd, constateert de premier. Dat is verklaarbaar: we leven opnieuw in tijden van diepgaande verandering. Maar het gesloten denken – van bijvoorbeeld het moslimfundamentalisme – is een gevaar voor het individu. En het bedreigt onze vrije, open samenleving.


In 1927 werd in Brussel, in hotel Metropole, het vijfde Solvay-congres gehouden. Tijdens zulke congressen debateerden de grootste wetenschappers ter wereld over hun laatste ontdekkingen en bevindingen. Het lijstje van aanwezigen was dat jaar indrukwekkend. Max Planck, Madame Curie, Werner Heisenberg, Konrad Lorentz, Niels Bohr en Albert Einstein – om maar enkelen te noemen. Dat vijfde Solvay-congres werd historisch door de beroemde discussie tussen Niels Bohr en Albert Einstein over de quantummechanica.

Niels Bohr trachtte Einstein ervan te overtuigen dat we in de wereld van de kleinste deeltjes onzekerheid en onwetendheid moesten toegeven. Meer bepaald was het niet mogelijk om tegelijk de positie van een atoomdeeltje én zijn beweging te kennen. Anders uitgedrukt: we kunnen niet het heden kennen en tegelijk ook de toekomst, we moeten rekening houden met onvoorspelbaarheid en onwetendheid. Einstein wilde dit niet aanvaarden en antwoordde dat „God niet met dobbelstenen speelt”. Ten onrechte, zou later blijken. Einstein had ongelijk.


Geniale ontdekking

Dit beroemde evenement lijkt op het eerste gezicht niets met politiek te maken te hebben. Niets is minder waar. Althans niet voor Karl Popper. Popper (1902-1994) was op de eerste plaats een wetenschapper. Hij studeerde in Wenen wiskunde, fysica, logica, psychologie. Wenen was aan het begin van de twintigste eeuw een van de grote intellectuele centra van de wereld. Freud leefde in Wenen, Ludwig von Mises, Wittgenstein, Hayek. Het was de tijd van de Wiener Kreis, van grote intellectuele debatten en belangrijke wetenschappelijke doorbraken.

Om mee te kunnen in zowel de filosofische als wetenschappelijke debatten, moest je behoorlijk bij de les zijn. Iin zijn autobiografie ’Unended Quest’ beschrijft Popper hoe hard hij moest studeren om de theorieën van Einstein, Heisenberg en Bohr te kunnen begrijpen. Het was tijdens deze studie dat Popper tot een geniale ontdekking kwam: dat kennis groeit. Die these is fundamenteel. Zij betekent dat de waarheid per definitie onbekend of op z’n minst onvolledig is. De waarheid is slechts een hypothese die zo lang standhoudt tot het tegendeel wordt bewezen.

Dit is Poppers beroemde falsificatietheorie. Meer dan een theorie is zij een kritische methode waarbij alles opnieuw aan falsificatie wordt onderworpen en waardoor de wetenschap vooruitgaat en onze kennis groeit. Het is de kerngedachte van zijn eerste twee boeken: ’Logik der Forschung’ en ’The Growth of Scientific Knowledge’.

De groei van kennis impliceert ook dat de toekomst onvoorspelbaar is, niet vast te leggen, niet te determineren. Dat is de onafwendbare uitkomst, zodra je het bestaan van de factor onwetendheid erkent. Het is overigens die factor, de onwetendheid, die Einstein niet kon aanvaarden. Tot aan zijn dood in 1955 is hij blijven zoeken naar een allesverklarend antwoord, een allesomvattend systeem. Popper heeft Einstein in drie lange gesprekken trachten te overtuigen van de onjuistheid van zijn determinisme. Tevergeefs. Niet dat het Popper ontmoedigde. Hij was intussen immers tot een nieuw inzicht gekomen: de link tussen fysica en politiek.


Levenslange bondgenoten

In 1935 gaf Karl Popper een lezing op een seminarie in Londen, georganiseerd door Friedrich Hayek. De titel van zijn lezing was ’The Poverty of Historicism’. Een leuk detail is dat hij deze rede daarvoor al eenmaal had gehouden in Brussel. De lezing legde de basis voor twee boeken: ’De armoede van het historicisme’ en ’De open samenleving en haar vijanden’. Het is trouwens deze rede die van Popper en Hayek twee levenslange bondgenoten zou maken in de strijd tegen het totalitaire denken. En het was Hayek die ervoor zorgde dat ’The Open Society’ gepubliceerd werd. Zoals het ook Hayek was die Popper uit het verre Nieuw-Zeeland terug haalde naar het hart van Europa door hem een leerstoel aan te bieden aan de London School of Economics.

Wat is nu dat ’historicisme’? Het is de verzamelterm die Popper gaf aan alle politieke theorieën die de geschiedenis, de samenleving of de mens willen vatten in één groot axioma, in één systeem. Op basis van een dergelijk axioma of systeem beweren historicisten de ideale samenleving te kunnen construeren. En het is nu net via zijn wetenschappelijke kritische methode dat hij dit historicisme verwerpt. Popper schrijft in zijn autobiografie over deze twee boeken:

„In ’Logik der Forschung’ heb ik geprobeerd aan te tonen dat kennis groeit door trial and error-eliminatie en het permanent zoeken naar fouten. Het consequent aannemen van de kritische methode wordt zo het voornaamste instrument van de groei van kennis. Ik besefte dat deze kritische methode van zoeken naar moeilijkheden en contradicties ook buiten de wetenschap gebruikt kon worden. In ’The Open Society’ heb ik benadrukt dat deze kritische methode veralgemeniseerd kan worden als een kritische of rationele houding. En een van de beste manieren voor deze houding is het openstaan voor kritiek, het aanvaarden om bekritiseerd te worden en dat ook met zichzelf te doen. Zo’n houding impliceert ook de vaststelling dat we altijd in een imperfecte samenleving zullen leven. Niet alleen omdat zelfs de beste mensen imperfect zijn en ook niet alleen omdat we fouten maken vanwege te weinig kennis. Maar vooral omdat er altijd onoplosbare conflicten tussen waarden zullen zijn. Dat is goed. Want er bestaat geen menselijke samenleving zonder conflicten tussen waarden.”

De essentie van een open samenleving is dus volgens Popper dat ze nooit af is. Ze laat zich steeds opnieuw verbeteren. En daarom laat ze conflicten tussen waarden toe. Dit is ook de essentie van de liberale democratie. De liberale democratie is de beschaafdste vorm van omgaan met conflicten tussen ideeën. Democratie is per definitie de staatsvorm die opteert voor de onperfecte samenleving. Het is de staatsvorm waarin geen grote beslissingen, maar dus evenmin grote foute beslissingen kunnen genomen worden. Ze volgt de methode van de kleine stappen, of wat Popper noemt de piecemeal-engineering. Dit in tegenstelling tot de zogenaamde social engineering van de totalitaire systemen of het historicisme.

De essentie van totalitaire ideologieën is het blinde geloof in de ideale, in wezen gesloten samenleving. Karl Popper onderscheidt in zijn ’Open Society’ twee vormen die hij illustreert via drie profeten van de gesloten samenleving: Plato, Hegel en Marx.

Plato is de profeet van de degeneratie. Het uitgangspunt daarbij is het geloof dat er vroeger een ideale samenleving bestond. Maar hoe meer de geschiedenis vordert, hoe verder we van dat ideaal afdwalen. Terug naar het verleden is daarom de boodschap van Plato. Kort gezegd klinkt de argumentatie van Plato als volgt: „De ziel heeft deel aan de Idee of ander gezegd aan de Waarheid.” Daarom is ze ’natuurlijk’, is ze echt, in tegenstelling tot andere schimmen in de grot. Wetten en doelgerichte instellingen komen, volgens Plato, uit de ziel. Daarom moeten ze onveranderd blijven. En daarom ook staan de wetten en de instellingen boven de individuele mens. Met andere woorden, de eeuwige wet weet het beter dan de individuele mens. Plato vond bovendien dat een goede staat alleen mogelijk is in een kleine en dus zuivere gemeenschap. En aangezien mensen volgens Plato zowel slecht als dom zijn, moet de regie van de hele staat in handen zijn van de allerverstandigsten: de filosofen.


Marx en Hegel

In het tweede deel van zijn ’Open Society’ ontmaskert Popper de twee profeten van de zogenaamde historische noodzakelijkheid, Hegel en Marx. Waar voor Plato de ideale samenleving in het verleden lag, zien Hegel en Marx die ideale samenleving in de toekomst. Voor beiden was de geschiedenis niets anders dan een weg naar die samenleving. Hegel noemde dit ’de openbaring van de Weltgeist’. Voor Marx was de geschiedenis een klassenstrijd die onvermijdelijk zou uitmonden in de communistische proletarische maatschappij.

Al deze zienswijzen maken mensen hoe dan ook tot instrumenten. Mensen moeten wijken voor de ideale maatschappij. Of zoals Hannah Arendt het uitdrukt: „De vrijheid moet wijken voor de noodzakelijkheid.” Wie tegen de noodzakelijkheid of tegen de ideale Staat ingaat, moet er onvermijdelijk uit. Zoals Trotski in 1937 al besefte toen hij schreef: „In een land waar de enige werkgever de Staat is, betekent oppositie de trage hongerdood. Het oude principe: wie niet werkt, zal niet eten, werd vervangen door een nieuw principe: wie niet gehoorzaamt, zal niet eten.”

Over het gevaar van die totalitaire denkbeelden zijn we het intussen bijna allemaal eens. Popper schreef zijn ’Open Society’ in de jaren veertig als zijn bijdrage in de strijd tegen het fascisme en het communisme. Twee ideologieën die inmiddels de ideeënstrijd verloren hebben. Maar die mogen dan wel stilaan begraven zijn op het kerkhof der ideeën, het gedachtengoed dat eraan ten grondslag ligt, is nog lang niet dood. De analyse van Popper is niet samen met de Berlijnse Muur naar de geschiedenisboeken verwezen. Her en der zien we de gesloten samenleving immers opnieuw opduiken.

En dat wekt geen verbazing. De gesloten samenleving duikt telkens op wanneer er zich diepgaande mutaties in de maatschappij voordoen. Dan komen onze zekerheden op de helling te staan. Het stamgevoel, zo noemt Popper het. De knusheid van precies weten waar we aan toe zijn. Het gevoel van het haardvuur. In tijden van verandering dreigt dit stamgevoel te eroderen. Het is de angst hiervoor die de basis vormt voor onze hang naar geslotenheid en onveranderlijkheid.


Kantelmoment

Dat was bij Plato niet anders. Plato werd geboren aan het begin van de dertigjarige oorlog tussen Athene en Sparta. Athene had veel te lijden. Hongersnood, ziektes, vernedering. Heel wat Atheners, onder wie Plato, weten de ondergang van hun stad aan de democratie. Op het einde van de oorlog werd zelfs het regime van de dertig tirannen geïnstalleerd om opnieuw orde op zaken te stellen. Zij keken jaloers naar Sparta dat nog de harde, sterk hiërarchische en tribale stadstaat kende. Twee van de leiders van deze kortstondige tirannie waren rechtstreekse familieleden van Plato. Net als hen wilde Plato de verandering tegenhouden en terugkeren naar het ideaal van de oude Atheense stam.

De ideeën van Marx kwamen eveneens op een kantelmoment in de geschiedenis: het midden van de negentiende eeuw. De industriële revolutie. Mensen verlieten hun dorpen en boerderijen om in de stad in de fabrieken te gaan werken. Armoede, werkonzekerheid en kindersterfte behoorden tot het leed van elke dag. Een van de basisideeën van Marx’ analyse was de vervreemding tussen het werk van de arbeider en het eindproduct. De arbeider is vervreemd geraakt van zijn werk en is tot louter instrument geworden – een werktuig in de handen van de kapitalistische bourgeoisie, op zoek naar meer winst. Marx vond dat de meerwaarde of de winst van een product niet de kapitalist maar de arbeider, de proletariër toebehoorde. Het einddoel was de klassenloze maatschappij, het middel de revolutie. Het zou allemaal uitmonden in de ideale samenleving waarin gelijkheid en veiligheid hand in hand zouden gaan. Dat was de noodzakelijke gang van de geschiedenis.

Deze noodzakelijkheid had Marx van Hegel. Hegel leefde twee generaties vóór Marx, maar in een tijd die niet minder turbulent was. Het was de periode van de Franse revolutie en de neergang van het Heilige Roomse Rijk. Zijn filosofie van de identiteit leidde onder meer tot de Duits-nationalistische ideeën van Fichte en Herder, de idee van de Volksgemeinschaft. Friedrich Hayek legt het in zijn bekende boek ’The Road to Serfdom’ uit. De staat is volgens dat idee zelfs niet samengesteld uit individuen en heeft niet als doel om het belang van het individu te dienen. Het is een Volksgemeinschaft waarin individuen geen rechten hebben, maar enkel plichten.

Het is, denk ik, voor iedereen evident dat deze tribale ideeën de regelrechte voedingsbodem vormden voor het communisme en het nazisme. Zoals het ook duidelijk is dat de fundamenten van deze ideeën vandaag niet verdwenen zijn. Integendeel. We leven opnieuw in tijden van diepgaande mutatie. Zekerheden staan opnieuw op de helling. Het stamgevoel wordt door de globalisering grondig aangetast. En de ideologie van de gesloten samenleving keert terug naar de oppervlakte.


Boze krachten

Een voorbeeld daarvan is ongetwijfeld het moslimfundamentalisme. Voor de duidelijkheid wil ik hier eerst en vooral benadrukken dat ik het niet heb over de islam in het algemeen. Ik heb het wél over het extreme fundamentalisme, bijvoorbeeld verwoord in het boek ’Mijlpalen’ van Said Qutb, een van de filosofen van het Egyptische Moslimbroederschap.

Volgens Qutb was de wereld vroeger zondig en goddeloos. De heroïsche generatie van Mohammed slaagde erin om de perfecte samenleving te organiseren. Dit deden ze door het verleden te verwerpen, uitsluitend in Allah te geloven en de Koran volledig na te volgen. Na die generatie was die perfecte samenleving opnieuw voorbij. We leven nu dus opnieuw in een zondige, goddeloze wereld. Zodat wij allen moeten terugkeren naar een perfecte samenleving waar alleen de sharia, de wet van Allah heerst, en waarbij alle politieke systemen die gebaseerd zijn op menselijke wetten, vernietigd moeten worden.

Dit is ook de ideologie van Al-Kaida. Precies zoals Karl Popper beschreef in zijn eerste deel van ’De open samenleving en haar vijanden’: het terugkeren naar de stam, naar de gesloten, tribale samenleving.

Maar dit tribale denken vinden we ook veel dichter bij huis terug – zij het veelal in een minder extreme vorm. In het nationalisme bijvoorbeeld, zowel in Vlaanderen als in Nederland. En als ik sommigen hoor, keert zelfs de Volksgemeinschaft weer helemaal terug op het toneel. Maar ook de conservatieve traditie in navolging van Plato en de etatistische visie in de lijn van Marx lijken weer in de mode. Alle zijn ze ervan overtuigd dat de rol van het individu en de vrije keuze van de mens een illusie is. Vanuit hun pleidooi voor grotere gehelen, willen ze het individu definitief onderschikt maken aan de groep, welke die ook moge zijn. Het doel van dit groepsdenken is telkens hetzelfde. Het zoekt bescherming tegen verandering, het wil het stamgevoel, het tribale denken in stand houden – in de hoop dat zo de boze krachten van de buitenwereld kunnen worden tegenhouden. In mijn ’Vierde Burgermanifest’ heb ik dat ’de schuilkelder’ genoemd.

Dit gesloten, tribale denken is een gevaar voor het individu, een gevaar voor de open samenleving. Vooral omdat ze mensen eenzijdig bekijkt, mensen in een hokje stopt. Mensen zouden wezens zijn met een enkelvoudige identiteit. Eendimensionaal. Welnu, de geschiedenis leert ons dat zo’n enge benadering uiteindelijk altijd de oorzaak is van elke segregatie in de samenleving, van elke oorlog, elk onrecht, elk conflict.


Meervoudige identiteit

Zo’n eendimensionale benadering van identiteit is niet alleen gevaarlijk, ze is bovendien onjuist. Dat heeft Amartya Sen in zijn laatste boek ’Identity and Violence’ briljant beargumenteerd. Hij schrijft: „In sommige versies van het communitaristisch denken gaat men ervan uit dat iemands identificatie met zijn gemeenschap de voornaamste, dominante en soms zelf enig significante identiteit is.” Dat is onjuist omdat „onze culturele gewoontes en overtuigingen ons wel kunnen beïnvloeden, maar nooit volledig determineren”. Mensen hebben een meervoudige identiteit. Afhankelijk van het onderwerp, identificeer je je met andere mensen, met een andere groep. Iemands achtergrond is nooit allesbepalend. Mensen hebben een eigen keuze. Ze zijn vrij om zelf te kiezen wat ze belangrijk vinden en wie ze willen zijn. Het is dus niet alleen je afkomst, maar vooral je toekomst die belangrijk is. Het zijn de keuzes die je maakt.

Wil dit zeggen dat groepsgevoelens per definitie slecht zijn? Dat een zekere nationale of Europese trots moet worden verbannen? Nee, maar deze projecten mogen nooit ten koste gaan van het individu, van de individuele keuze. Dit moeilijke evenwicht is nog het best verwoord door Isaiah Berlin in zijn essay ’Two concepts of liberty’. Berlin onderscheidt daarin positieve en negatieve vrijheid. Positieve vrijheid omschrijft hij als de vrijheid van mensen om in projecten te stappen, om engagementen aan te gaan, om te samenleving uit te bouwen. Maar hij waarschuwt ook voor de grenzen daarvan, voor het gevaar van maatschappelijke projecten. Vandaar de noodzaak van de ’negatieve vrijheid’. Met deze wat ongelukkige term bedoelt hij de rechten van het individu. Die moeten volgens Berlin altijd vooropstaan. Alleen zo waken we erover dat een open samenleving niet gesloten wordt.

Dat is ook de kern van het liberalisme. Beweren dat liberalen tegen groepsverbanden zijn, tegen verenigingen of gezinnen is karikaturaal. Smalend hoor je zeggen dat het liberalisme staat voor een atomistische maatschappij waar ieder mens op zijn eigen egoïstisch eiland zou leven. Hoor je beweren dat te veel vrijheid mensen stuurloos zou maken. Dat mensen de groep, de staat of de natie nodig hebben om hun leven richting te geven.

Ik vind dergelijke beweringen gevaarlijk. Ze sporen immers met de denkbeelden van de profeten van de gesloten samenleving. Gewild of ongewild, bewust of onbewust. Ze onderschatten de kracht van mensen. Ze ontkennen dat alleen vrije mensen verantwoordelijke mensen worden. En dat is gevaarlijk. Want voor we het goed en wel beseffen glijden we af, weg van de open samenleving. Het is een sluimerend proces, dat nog het best werd beschreven door Sebastian Haffner in zijn boek ’Het verhaal van een Duitser’ over zijn leven in het interbellum. Hij schrijft: „Met honderdduizenden tegelijk werden in maart 1933 mensen die tot dan toe tegen de nazi’s waren geweest, opeens lid van de nazipartij. De beweegredenen waren verschillend, en dikwijls was het een kluwen van redenen. Hoe lang je echter ook zoekt, je zult er niet één sterk, steekhoudende, verdedigbare en positieve onder vinden, niet één waarmee voor de dag gekomen kan worden. Dat laat nog altijd de vraag open waarom niet geheel spontaan zo nu en dan een enkeling zich verhief en zich verzette, zo niet tegen alles, dan toch wellicht tegen het een of andere specifieke onrecht? Dat werd nu precies belemmerd door het doorlopende mechanisme van het dagelijkse leven. Hoe anders zouden waarschijnlijk revoluties verlopen, hoe anders zou de geschiedenis verlopen, als de mensen nu nog, zoals wellicht in het oude Athene, op zichzelf staande wezens met een relatie tot het geheel waren geweest en niet zo hopeloos opgeslokt door hun werk en hun planning?”


Kritiek bevorderen

Wij kunnen het sluipende proces dat van elke open samenleving een gesloten samenleving dreigt te maken, tegenhouden. Dat is zelfs niet eens zo moeilijk. Popper wijst de weg. We moeten vóór alles de kritische methode gebruiken. Kritiek niet alleen toelaten, maar zelfs bevorderen. We moeten de mens als een vrij en verantwoordelijk wezen beschouwen. We moeten de vrije keuze vrijwaren, het individu boven de groep stellen. We moeten daartoe niet wachten op de staat, maar uitsluitend onszelf engageren. En we moeten af en toe een boek lezen, een boek zoals ’De open samenleving en haar vijanden’.


Guy Verhofstadt is premier van België. Deze tekst sprak hij onlangs uit bij de presentatie van de eerste integrale Nederlandse vertaling van Karl Poppers standaardwerk ’De open samenleving en haar vijanden’ (Lemniscaat, Rotterdam. ISBN 9789056379179, 940 blz., euro 59,95).


Karl Raimund Popper werd in 1902 geboren te Wenen, waar hij opgroeide in een liberaal joods milieu. In zijn jeugd was hij het communisme toegedaan – een ideologie die hij later verre van zich zou werpen. In 1935 vestigde Popper in één klap zijn naam met ’Logik der Forschung’, waarin hij zijn beroemde falsificatietheorie uiteenzette. Twee jaar later verruilde hij Oostenrijk voor Nieuw-Zeeland vanwege de groeiende nazi-dreiging.

Poppers standaardwerk ’De open samenleving’ – nu voor het eerst integraal in het Nederlands vertaald – verscheen in 1945. Een jaar later emigreerde hij naar Groot-Brittannië, waar hij tot aan zijn dood in 1994 zou blijven wonen.

Sir Karl Popper wordt beschouwd als een van de belangrijkste en invloedrijkste denker van de twintigste eeuw. In Nederland was bijvoorbeeld de schrijver en slavist Karel van het Reve (1921-1999) een bewonderaar van diens denken.


Trouw, 13-04-2007

Barst
14th April 2007, 03:48
[FONT=Trebuchet MS]Intellectueel 'prikkelend', maar te veel in functie van "politiek-wervende" doelen, ofte: of-of. Dergelijk 'simpel' ja-nee onderscheid doet al te weinig recht aan het hoofdkenmerk van onze samenleving, te weten: 'COMPLEXITEIT'! Spijtig dat Popper al in 1994 gestorven is... en Luhmann in 1998!
Overigens is het 'stamgevoel' waarvan sprake van de Franse socioloog Michel Maffesoli wel iets complexer dan de karikatuur van het louter 'terugplooien-op-zichzelf-tegen-de-vervaarlijke-buitenwereld' die onze Eerste Minister ervan maakt... Geslotenheid heeft nl. twee kanten, en aan de binnenkant - het beruchte 'ons-kent-ons' - ontsnapt wellicht evenmin de "liberale familie"? :haha:
Ik raad Verhofstadt voorts de lectuur aan van het 'Opus Magnum' van Kierkegaard. De titel? "Of/Of"! :D
En van Luhmanns 'Die Gesellschaft der Gesellschaft', geïnspireerd op Hegel overigens...[/FONT] :doh: