PDA

Bekijk de volledige versie : De helaasheid der dingen


Barst
7th April 2007, 15:12
Uit: De helaasheid der dingen, Dimitri Verhulst (Amsterdam: Contact, 2007)


Het startschot werd gegeven om tien uur ’s ochtends, het uur waarop onze postbodes reeds van hun fiets vielen. En het verloop had iets van een echte wielerwedstrijd. Iedereen keuveldein de aanvang van de strijd gezellig met elkaar tijdens het drinken van een glas, in de steeds dichtere mist van sigarettenrook,begreep dat het nog lang was, en verborg zich in het pak. Achttien mensen, tegen mekaar geplakt in die caravan. Na tien pilsen, die nog voor geen enkele afscheiding hadden gezorgd, begon het heen en weer geloop tussen de caravan en de boomgaard, om te pissen. Nog 29 glazen bier te gaan, je moest zot zijn om van hier een solonummertje te beginnen tot aan de streep. De eerste tragedie in de geschiedenis van de Tour de France (édition Potreloise) speelde zich af bij het veertiende glas. Wilfried, nochtans geboortig uit een familie Duitsgezinden en logischerwijs een bierdrinker van natuur en filosofie, tuimelde opeens van zijn stoel en raakte daar slechts met de grootste moeite weer op. Over zijn volgende pils deed hij meer dan een uur, met aandoenlijk kleine slokjes, net een kind dat leerde drinken. En uiteindelijk gaf hij verstandig op. Er was nog zeventien man in koers, en al iets meer ruimte in de caravan.Maar deze zo goed als biljartvlakke en relatief korte wedstrijd zou in ieder geval al de amateurs onderuit halen. Hoeveel ritten waren er nodig om te weten wie met wie rekening moest houden? Op het ogenblik dat Wilfried naar huis strompelde beloerden de zelfverklaarde pretendenten naar de groene trui elkaar. Voor de eerste vijf viel er na pils nummer twintig een handvol bonificatiepunten te verdelen, maar wanneer trok je de sprint aan? Vanaf waar dronk je een aantal ad fundums na elkaar? En herstelde je vlot van zo’n inspanning? Kreeg je de rekening over vijftien kilometer gepresenteerd, wanneer de eerste beklimming eraan kwam?

Onze Potrel plaatste een snedige demarrage bij zijn achttiende pils, pakte het maximum van de punten bij de tussenspurt, en hield daarna bij manier van spreken weer zijn benen stil. Hij reed virtueel in het groen, daar was het hem voorlopig om te doen.

Dit hele eerste gedeelte kon men gerust als opwarming beschouwen, het betekende niets met wat er in de komende dagen nog op het programma stond, en toch was de stemming al bezopener geworden. Lachbuien volgden elkaar op, de strijd werd zo nu en dan verlicht met het inzetten van een of ander wreed schunnig lied, en steeds minder nam men de moeite om helemaal tot achteraan in de tuin te gaan om te zeiken en haalde men zijn gerief uit de gulp tegen het triplex en de wielen van de caravan. Met uitzondering van Dikke Zulma, die zich voornam vanaf de volgende rit haar pispot mee te brengen.

Een bak bier! Hoeveel mensen kunnen dat zeggen, dat ze een ganse bak bier hebben gedronken tussen twee maaltijden door? Het komt wel eens voor, op een huwelijksfeest of na een echtscheiding.Maar men is er dagenlang niet goed van. Hier hadden ze hun bak bier binnen, en moest de wedstrijd nog openbarsten. Bij het eerste trappistenbier schoot Kurt naar voren,de zoon van de steenbakker,ook een genetisch bepaalde dronkelap.Heel even is er in het peloton naar elkaar gekeken,maar men heeft hem laten rijden. Hij had de dagwinst met twintig minuten voorsprong op zak, alsook een fenomenaal stuk in zijn kloten.

‘Het Idee–’ schreef ene Buzzati na een rit in de Giro d’Italia,en Idee stond daar niet zo maar met een hoofdletter. ‘Uitsluitendvoor het Idee beulen de renners zich af, ook als ze geld zat hebben. En het is het Idee en niets anders waarvoor de menigten toestromen langs de kant van de weg. Hij gelooft niet in geld, gelooft niet belangen, gelooft zelfs niet in spieren.Het is de Geest, zegt hij, enkel de macht van de Geest waardoor de wielen draaien, de Falzarego of de Pordoi beklommen en de records geslagen worden.’
Ook onze Potrel had een stuk in zijn kloten, voor het Idee. Negenendertig glazen alcohol, koekoek, je steekt dat niet zomaar weg. Maar hij had zijn groene trui om de schouders, een opsteker. Lijkbleek en met een ringbaardje van opgedroogde kots rond zijn lippen nam hij die avond plaats aan tafel, waar de geur van varkensgebraad en bloemkolen in Hollandse kaassaus hem bijna te machtig werd.
Zijn moeder had met hem te doen.

‘Ge overdrijft, jongen. Dat is ook niet goed. Hoeveel kilometers hebt ge vandaag gereden?’
‘195!’
‘Wablieft? 195? Zoals ik u zeg, jongen: ge overdrijft! Ik heb u in geen jaren aan sport weten doen, ineens hebt ge die microbe te pakken en vlamt ge direct 195 kilometer bij elkaar. Ge moet dat langzaam opbouwen volgens mij. En dat dan nog op die verroeste vélo van u.’


DS, 06-04-2007