PDA

Bekijk de volledige versie : Naar een echt debat


Barst
15th March 2007, 23:32
Naar een echt debat

Nadia Fadil (sociologe aan de KU Leuven)


De religieuze heropleving bij moslimjongeren plaatst het seculiere Westen voor een aantal uitdagingen.


,,Ik ben van Marokkaanse origine, maar ik ben hier… Mocht iemand het mij nog eens vragen, ik zou eerlijk zeggen: ik voel mij geen van de twee, ik voel mij gewoon moslim, da's mijn antwoord. (…) De enige zekerheid is mijn godsdienst.''

Latifa vertelt hoe de islam haar zekerheid biedt en een oplossing uit de voortdurende onzekerheid waarin ze wordt geduwd. Zowel op school, thuis, bij haar vrienden, als door de brede samenleving wordt ze als allochtone gezien, als iemand die van elders afkomstig is, en nergens werkelijk thuishoort.

Het verhaal van Latifa is geen geïsoleerd geval. Onderzoek rond moslims in Europa toont aan dat de islam voor vele jongeren van de tweede generatie een belangrijke rol lijkt te spelen in hun dagelijkse organisatie en hun identiteitsbeleving. Terwijl het voor sommigen een antwoord is op levensvragen, geldt het voor anderen als een zekerheid waarin ze zichzelf kunnen zijn.

De islam geldt voor vele minderheden als een stevige fundering waarop ze hun nieuw leven kunnen uitbouwen - niet langer als migrant, maar als Vlaamse, Belgische, Europese burger - zonder angst hun eigenheid of identiteit te verliezen. De islamitische identiteit biedt het voordeel dat ze de grenzen overschrijdt, en binnen elke culturele identiteit of geografische context past: Marokkaanse moslim, Turkse moslim, Belgische moslim.

Vanuit dit inzicht, wordt duidelijk waarom vele tweede-generatiejongeren 'moslim' als een bevoorrecht predicaat zien, eerder dan het steriele 'allochtoon' dat hen vaak wordt toebedeeld.

De toegenomen aandacht voor de islam valt samen met een reeks geloofsvoorschriften en praktijken, gaande van bidden en vasten tot het dragen van een hoofddoek. Deze hoofddoek, voor belijdende moslims een onvoorwaardelijk deel van hun praktijk, vormt het meest zichtbare en mediagenieke onderdeel van die praktijk.

Daar knelt echter vaak het schoentje, zeker in een tijdperk na 9/11 waarin praktiserende moslims al snel negatieve associaties oproepen. Het beeld van alomtegenwoordige hoofddoekjes en moslims die zich tegen 'blasfemische' cartoons verzetten, druist in tegen een aantal zeker- en waarheden, die als een gemeenschappelijke stam worden gezien in de West-Europese zelfbepaling.

In dit stuk wil ik even stilstaan bij een aantal uitdagingen waarvoor deze nieuwe religieuze heropleving ons plaatst. De bedoeling is niet te wijzen op een onverzoenbaarheid tussen westerse waarden en normen, en die van de islam. Door knelpunten te duiden, wil ik vooral het instabiele karakter illustreren van deze zekerheden waarrond de westerse identiteit zich vormt.

Een eerste uitdaging ligt in het herzien van de evidentie dat religiebeleving een overblijfsel is van oude tradities, en mensen op termijn steeds minder met religie bezig zijn. De actieve religiebeleving bij moslimjongeren wordt vaak met argusogen gadegeslagen. In vele gevallen wordt het ook gezien als een terugkeer naar oude tradities. Toch duiken er steeds meer vraagtekens op.

In bepaalde regio's in de wereld lijkt religie juist toe te nemen. Het seculiere West-Europa lijkt zelfs een uitzondering te zijn. Religie manifesteert zich in alle domeinen van het dagelijkse leven, en is vaak niet beperkt tot de privacy van de huiskamers of de misviering. De overtuiging dat religie op termijn zou verdwijnen, gaat ook voorbij aan het feit dat de christendemocratie nog steeds een van de grootste politieke formaties in België is, en in vele andere West-Europese landen.

Een tweede uitdaging waarmee de islam ons confronteert, ligt bij de exclusiviteit waarmee het Westen een aantal waarden en normen bepleit. Lang werd het Westen als bakermat en behoeder gezien van verlichte waarden als democratie, gelijkheid in burgerschap en gender, vrijheid van meningsuiting. In naam van deze waarden worden nog steeds landen bezet. De islam geldt daarbij vaak als de ultieme 'ander', de niet-verlichte 'ander' tegenover wie deze normen worden geponeerd.

De rel rond de Deense cartoons was hier een illustratie van. Vrijheid van meningsuiting werd als een westers goed voorgesteld, waaraan moslims zich zouden moeten onderwerpen als ze aan onze samenleving wensen deel te nemen. Eens te meer werd verondersteld dat moslims deze waarden niet kennen of, erger nog, ze niet willen aanvaarden. Als Europese moslimjongeren zich langs religieuze lijnen mobiliseren om hun actief burgerschap te bepleiten, wordt echter vaak dezelfde taal gesproken als die van de Verlichting.

Het recht om de hoofddoek op de werkvloer of op school te dragen, wordt geëist in naam van de rechten van de mens en de vrijheid van religiebeleving. De strijd tegen discriminatie en racisme wordt vanuit een gelijkheidsprincipe aangebonden. Het recht op gelijke kansen voor onderwijs en tewerkstelling wordt vanuit een gelijk burgerschap bepleit.

Ook een feministisch discours valt in vele gevallen goed te rijmen met de taal van de islam. Verschillende onderzoeken duiden hoe vrouwen gebruikmaken van islamitische bronnen om een legitieme ruimte te creëren die hen toelaat patriarchale praktijken te bestrijden zoals gedwongen huwelijken, het verbod op tewerkstelling of studie. Het Westen lijkt steeds meer zijn alleenrecht over deze normen en waarden te verliezen. Moslims spreken niet alleen dezelfde taal, in vele gevallen spreken ze die zelfs ook vanuit de islam.

Een laatste uitdaging ligt in het herdenken van de zogeheten 'neutraliteit' van de publieke ruimte. Dit argument komt er vaak bij kijken wanneer het thema van de hoofddoek wordt aangesneden. Men gaat dan van het bestaan uit van een neutrale publieke ruimte, waarin burgers met elkaar in contact treden zonder hun bijzonderheden zichtbaar te maken. De realiteit van de islam in België, en van andere minderheidsgroepen, confronteert ons met het bedrieglijke karakter van deze neutraliteitseis. Deze zogeheten neutrale publieke ruimte is immers niet even neutraal als ze pretendeert te zijn.

Terwijl een christen geen vakantie hoeft te nemen om zondag naar de kerk te gaan of Pasen te vieren, moeten moslims wel een dag vrij nemen om vrijdag naar de moskee te gaan, of om aan religieuze feestdagen deel te nemen. Bovendien leiden kruisbeelden in openbare gebouwen zelden tot commotie zoals dat het geval is bij een gesluierde moslima achter een loket. Ook een overtuigde atheïst kan zijn levensbeschouwing zonder enige hinder beleven op zijn werk, terwijl een overtuigde moslima haar hoofddoek en haar overtuiging tijdens de werkuren thuis moet laten.

Een kenmerk van minderheden is dat zij de meerderheidssamenleving vaak met haar eigen grenzen en blinde vlekken confronteren. Inzicht in deze uitdagingen en ze bespreekbaar maken, mag dan nog geen oplossing bieden in het multiculturele debat, het kan een eerste stap zijn in de zoektocht naar nieuwe zekerheden.


DS, 14-03-2007