PDA

Bekijk de volledige versie : Is Jezus beter dan Mohammed?


Barst
18th February 2007, 01:22
Is Jezus beter dan Mohammed?


Naar aanleiding van het wereldcongres van katholieke theologische instituten in Leuven onderzoeken Lieven Boeve en Didier Pollefeyt welke houding christenen moeten aannemen tegenover andere godsdiensten.


Tot op heden bestond het project van de Westerse theologie er vooral in geloof en rede tot een synthese te brengen. Het geloof trachtte zich geloofwaardig te maken voor de rechtbank van de rede.

Hoewel dit opzet belangrijk blijft, dient zich voor christenen nu een andere uitdaging aan, met name het toenemende bewustzijn van de veelheid van (wereld)religies. Dit besef kon ontstaan omdat migratie en media andere religies tot op onze stoep en in onze woonkamer brengen.

Hierbij komt nog dat vele West-Europeanen voeling met en interesse voor de christelijke traditie blijken te verliezen. Op merkwaardige wijze heeft dit vaak als keerzijde een uitgesproken fascinatie voor andere religies en levensbeschouwingen die wel de belofte lijken in te houden van waarheid en heil. Ook christenen zijn vandaag soms erg enthousiast over ontmoetingen met gelovigen van andere religies en zien er een kans in tot verrijking.

Op het recente wereldcongres van katholieke theologische instituten (Cocti) aan de KU Leuven (DS 11 augustus) vertolkte Marc Vervenne, decaan van de Faculteit Godgeleerdheid, treffend dit groeiende bewustzijn. Hij pleitte voor de interreligieuze dialoog als wezenlijk voor de hedendaagse, christelijke theologie. Het is onmogelijk om vandaag nog aan theologie te doen zonder in gesprek te treden met de andere (wereld)religies.

Inderdaad, de confrontatie met de religieuze veelheid stelt fundamentele vragen aan de christelijke geloofsreflectie. Wat met de waarheid van de christelijke boodschap in vergelijking met andere religies? Is Jezus Christus kwalitatief anders dan Mozes, Boeddha of Mohammed? Mag missie nog? Zijn verrijzenis en reïncarnatie inwisselbare alternatieven? In de regel onderscheidt men drie posities in deze discussie: exclusivisme, inclusivisme en pluralisme. De realiteit van andere (wereld)religies maakt alvast een exclusivistische opstelling zeer problematisch.

Exclusivisme beweert: alleen wie christen is (en dus bijvoorbeeld niet de boeddhist), wordt gered. Men kan echter vandaag andere religies enkel ten volle waarderen wanneer men ze erkent als principieel volwaardige en onherleidbare religieuze bestaanswijzen.

Dit betekent onder meer dat ook de inclusivistische positie onhoudbaar is. Inclusivisme zegt: als andere religies waar zijn, dan enkel in relatie tot het christendom. Het christendom bezit de volle waarheid, de anderen kunnen erin delen. De goede boeddhist is een (anonieme) christen. Maar niet-christelijke deelnemers aan een interreligieuze dialoog aanvaarden zo'n claim niet. Evenmin zouden christenen aanvaarden anonieme boeddhisten genoemd te worden.

Dit betekent zeker niet dat de pluralistische positie zonder meer gelijk heeft. Pluralisme stelt dat alle religies, hoe divers ook, gelijk zijn: alle religies redden, dat wil zeggen het nettoresultaat is hetzelfde: "heil''.

Echter, omwille van de persoonlijke betrokkenheid zijn voor een gelovige de eigen traditie en geloofsgemeenschap nooit zomaar gelijk te stellen aan andere. Een christen is geen boeddhist. Pluralisme slaat gemakkelijk om in relativisme (alles is even waar, dus is niets meer waar). Bij nader toezien neemt het pluralisme de eigen geloofsact onvoldoende ernstig. In deze act bekennen gelovigen zich juist tot iets dat niet te relativeren valt. Dit vormt de grond van hun religieuze waarheidsclaims. Een van de lessen van de interreligieuze dialoog is precies dat de eigen identiteit niet inwisselbaar is.
De pluralistische positie daarentegen meent vanuit een onafhankelijk, neutraal standpunt de waarheid over de religies te kunnen uitzeggen. Ze plaatst zich op het geprivilegieerd toeschouwersperspectief. Maar in de interreligieuze dialoog bestaan alleen deelnemers.

Dit vergeten ook de inclusivisten en de exclusivisten. Zij identificeren het christendom met het toeschouwersperspectief. Wat betekent het echter als christenen zichzelf zien als deelnemers aan een interreligieuze ontmoeting en zich niet langer op een bevoorrecht standpunt geplaatst weten?
Dit vergt alvast een attitude van bescheidenheid en openheid, omdat het vraagt de particulariteit van de eigen godsdienst in te zien. Dit kan bedreigend lijken. Maar op de keper beschouwd vormt dit de grote kans van de interreligieuze dialoog. Precies door het contact met andere religies leert men het eigene beter kennen, en kan men door het andere zelf verrijkt worden.

De interreligieuze dialoog confronteert christenen ook met de schaduwzijden van het eigen verhaal en vraagt soms zelfs om bekering en verzoening. Anderzijds leert men de ander ook maar kennen en begrijpen in relatie tot de eigen traditie. Het doel van de interreligieuze dialoog is immers niet het bekeren van de ander tot het eigen grote gelijk, evenmin als het gezamenlijk ontwerpen van een religieus Esperanto (eenheidsgodsdienst boven alle religies) of het erkennen van een grootste gemene deler. De bedoeling is veeleer dat joden betere joden, boeddhisten betere boeddhisten, en christenen betere christenen worden.

Dit omvat twee samenhangende dimensies:

-interreligieuze dialoog kan leiden tot een sterkere verankering in de eigen traditie en gemeenschap;
-zonder dat ze totalitair en gesloten worden.
Vrucht van de dialoog is immers ook de ontwikkeling van een gemeenschappelijk religieus-kritisch bewustzijn. Dit wordt enerzijds door vele tradities in dialoog gevoed, maar is anderzijds niet los verkrijgbaar van een eigen traditie. Dit kan de basis vormen voor een samen gedragen verantwoordelijkheid van de religies voor mens en wereld.

De ware scheidingslijn binnen de interreligieuze dialoog loopt dan niet langer tussen de verschillende religies onderling, maar tussen totalitaire toeschouwers en bescheiden deelnemers.

Lieven Boeve & Didier Pollefeyt (De auteurs zijn professoren verbonden aan de Faculteit Godgeleerdheid van de KU Leuven.)


DS, 23-08-1999