Barst
25th July 2004, 17:11
Recht naar de crisis
MORGEN komen de 732 nieuw-verkozen leden van het Europees Parlement in Straatsburg bijeen voor hun eerste zitting van de nieuwe legislatuur. Zoals dat ook in de lidstaten gebeurt moeten er vooral formele kwesties worden geregeld bij zo'n eerste zitting: de verkiezing van de voorzitter van het Parlement, het bureau en de samenstelling van de commissies.
Veel politieke spanning is er daarover niet meer. De christen-democratisch conservatieve EVP-fractie en de sociaal-democraten hebben opnieuw een grote coalitie afgesloten en de mandaten onder mekaar verdeeld. Eerst mag de Spaanse socialist Josep Borell tweeënhalf jaar voorzitter zijn van het Parlement. Hans-Gert Poettering, de Duitse fractieleider van de EVP, mag het mandaat voor de resterende tweeënhalf jaar vol maken.
Bronislav Geremek, de voormalige minister van Buitenlandse Zaken van Polen, wordt door de nieuwe, verruimde liberale fractie opgevoerd als tegenkandidaat. Dat is om twee redenen politiek interessant. Ten eerste worden de parlementsleden uit de nieuwe lidstaten meteen getest op hun aanhorigheid. Schuiven ze mee in het politieke spel en laten ze hun partij-aanhorigheid ten volle spelen. Of laten ze de solidariteit onder nieuwe lidstaten doorwegen. De stemmingen zijn geheim.
Ten tweede kan de keuze van een nieuwe voorzitter op die manier de nieuwe politieke verhoudingen in het Europees Parlement in de verf zetten. De liberale fractie heeft zich versterkt. De Duitse liberalen van de FDP zijn erbij gekomen. Maar ook enkele misnoegden vanuit de EVP rond de Franse UDF van François Bayrou en de voormalige Italiaanse christen-democraten doen de overstap. EVP en sociaal-democraten zullen rekening moeten houden met een ruimere, derde groep.
Ook de eurosceptici, met de nieuwe Britse UK-Independence Party op kop, zijn sterker vertegenwoordigd in het nieuwe parlement. Zij zullen de drang naar verdere integratie almaar luider in vraag stellen, net zoals de kritische stem van schandaaljager Paul Van Buitenen de kritiek op ,,Europa'' bij de publieke opinie zal versterken.
Daartegenover staat dat de directe impact van het parlement op de toekomst van de Europese Unie niet overschat mag worden. Bij de keuze van de kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie werd weliswaar rekening werd gehouden met de krachtsverhoudingen in het Europees Parlement, het is niet dat wat uiteindelijk de doorslag gaf. José Manuel Barroso is het compromis tussen de Britse en de Frans-Duitse strekking onder de staats- en regeringsleiders, niet het compromis tussen de christen-democraten en conservatieven enerzijds en de anderen.
Wat Barroso ook moge beweren, ook nu - misschien zelfs meer dan ooit - zullen het de regeringen zijn die bepalen wie er in de Europese Commissie de belangrijke portefeuilles krijgt en hun invloed zullen laten gelden. De terughoudendheid daarover is de jongste jaren bijna onbestaande geworden. De verdeling van de belangrijkste mandaten is al gebeurd, achter de schermen. Het zullen ook alleen de regeringen zijn die bepalen met welk (karig) budget de Europese Unie het tussen 2007 en 2013 zal moeten stellen. En het zullen vooral de regeringen en de nationale parlementen zijn die het lot van de Europese grondwet bepalen. Het Europees Parlement heeft daar geen enkele zeggenschap over. Vandaar dat het nog lang niet over een Europese grondwet gaat maar over een klassiek ,,grondwettelijk verdrag''. De staten en niet de soevereine, Europese grondwetgever, legitimeren de regels.
De kans dat het nieuwe verdrag de eindstreep haalt wordt overigens almaar kleiner, nu ook de Franse president, Jacques Chirac, de Fransen een referendum beloofde. De president weet perfect dat er ook in zijn land meer en meer contestatie is tegen het Europa dat de ,,service publique'' ondermijnt. In Frankrijk wil dat wat zeggen. Straks zullen bijna de helft van de lidstaten zo'n referendum organiseren.
Tijdens de hoorzittingen met de politieke fracties van vorige week, heeft kandidaat-Commissievoorzitter José Manuel Barroso met veel nadruk gezegd dat de goede samenwerking tussen de Europese Commissie en het Europees Parlement van groot belang is voor de toekomst van de Unie. Bij zijn aantreden, vijf jaar geleden, zegde Romano Prodi net hetzelfde. De voorbije vijf jaar is die solidariteit tussen het Parlement en de Commissie er ook vaak geweest. Maar toch is de invloed van beide instellingen niet substantieel groter geworden. Wel integendeel. Met Romano Prodi en zijn Commissie wordt er al een hele tijd nauwelijks rekening gehouden. We zullen dat zien als haar voorstellen over de financiering van de Unie door de regeringen worden besproken. De regeringen stevenen daar af op een regelrechte confrontatie: tussen de grote financiers van de Unie en degenen die de solidariteit nodig hebben enerzijds en tussen de Britten die hun bijdragevermindering dreigen te verliezen en de andere lidstaten die deze bijdragevermindering moeten betalen anderzijds.
De enige Europese insteling die beschikt over rechtstreekse legitimering door verkiezingen zal over die essentiële financiële kwestie, normaal een kerntaak van een parlement, geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Het gezamenlijk ,,Europese belang'', de solidariteit, wordt in Europa door niemand meer vertegenwoordigd. Wie voor méér ,,Europese'' democratie gewonnen is zou bijna hopen dat er de komende jaren een grote crisis uitbreekt in de Europese Unie.
©Copyright De Standaard, 19/07/2004 Bernard Bulcke
MORGEN komen de 732 nieuw-verkozen leden van het Europees Parlement in Straatsburg bijeen voor hun eerste zitting van de nieuwe legislatuur. Zoals dat ook in de lidstaten gebeurt moeten er vooral formele kwesties worden geregeld bij zo'n eerste zitting: de verkiezing van de voorzitter van het Parlement, het bureau en de samenstelling van de commissies.
Veel politieke spanning is er daarover niet meer. De christen-democratisch conservatieve EVP-fractie en de sociaal-democraten hebben opnieuw een grote coalitie afgesloten en de mandaten onder mekaar verdeeld. Eerst mag de Spaanse socialist Josep Borell tweeënhalf jaar voorzitter zijn van het Parlement. Hans-Gert Poettering, de Duitse fractieleider van de EVP, mag het mandaat voor de resterende tweeënhalf jaar vol maken.
Bronislav Geremek, de voormalige minister van Buitenlandse Zaken van Polen, wordt door de nieuwe, verruimde liberale fractie opgevoerd als tegenkandidaat. Dat is om twee redenen politiek interessant. Ten eerste worden de parlementsleden uit de nieuwe lidstaten meteen getest op hun aanhorigheid. Schuiven ze mee in het politieke spel en laten ze hun partij-aanhorigheid ten volle spelen. Of laten ze de solidariteit onder nieuwe lidstaten doorwegen. De stemmingen zijn geheim.
Ten tweede kan de keuze van een nieuwe voorzitter op die manier de nieuwe politieke verhoudingen in het Europees Parlement in de verf zetten. De liberale fractie heeft zich versterkt. De Duitse liberalen van de FDP zijn erbij gekomen. Maar ook enkele misnoegden vanuit de EVP rond de Franse UDF van François Bayrou en de voormalige Italiaanse christen-democraten doen de overstap. EVP en sociaal-democraten zullen rekening moeten houden met een ruimere, derde groep.
Ook de eurosceptici, met de nieuwe Britse UK-Independence Party op kop, zijn sterker vertegenwoordigd in het nieuwe parlement. Zij zullen de drang naar verdere integratie almaar luider in vraag stellen, net zoals de kritische stem van schandaaljager Paul Van Buitenen de kritiek op ,,Europa'' bij de publieke opinie zal versterken.
Daartegenover staat dat de directe impact van het parlement op de toekomst van de Europese Unie niet overschat mag worden. Bij de keuze van de kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie werd weliswaar rekening werd gehouden met de krachtsverhoudingen in het Europees Parlement, het is niet dat wat uiteindelijk de doorslag gaf. José Manuel Barroso is het compromis tussen de Britse en de Frans-Duitse strekking onder de staats- en regeringsleiders, niet het compromis tussen de christen-democraten en conservatieven enerzijds en de anderen.
Wat Barroso ook moge beweren, ook nu - misschien zelfs meer dan ooit - zullen het de regeringen zijn die bepalen wie er in de Europese Commissie de belangrijke portefeuilles krijgt en hun invloed zullen laten gelden. De terughoudendheid daarover is de jongste jaren bijna onbestaande geworden. De verdeling van de belangrijkste mandaten is al gebeurd, achter de schermen. Het zullen ook alleen de regeringen zijn die bepalen met welk (karig) budget de Europese Unie het tussen 2007 en 2013 zal moeten stellen. En het zullen vooral de regeringen en de nationale parlementen zijn die het lot van de Europese grondwet bepalen. Het Europees Parlement heeft daar geen enkele zeggenschap over. Vandaar dat het nog lang niet over een Europese grondwet gaat maar over een klassiek ,,grondwettelijk verdrag''. De staten en niet de soevereine, Europese grondwetgever, legitimeren de regels.
De kans dat het nieuwe verdrag de eindstreep haalt wordt overigens almaar kleiner, nu ook de Franse president, Jacques Chirac, de Fransen een referendum beloofde. De president weet perfect dat er ook in zijn land meer en meer contestatie is tegen het Europa dat de ,,service publique'' ondermijnt. In Frankrijk wil dat wat zeggen. Straks zullen bijna de helft van de lidstaten zo'n referendum organiseren.
Tijdens de hoorzittingen met de politieke fracties van vorige week, heeft kandidaat-Commissievoorzitter José Manuel Barroso met veel nadruk gezegd dat de goede samenwerking tussen de Europese Commissie en het Europees Parlement van groot belang is voor de toekomst van de Unie. Bij zijn aantreden, vijf jaar geleden, zegde Romano Prodi net hetzelfde. De voorbije vijf jaar is die solidariteit tussen het Parlement en de Commissie er ook vaak geweest. Maar toch is de invloed van beide instellingen niet substantieel groter geworden. Wel integendeel. Met Romano Prodi en zijn Commissie wordt er al een hele tijd nauwelijks rekening gehouden. We zullen dat zien als haar voorstellen over de financiering van de Unie door de regeringen worden besproken. De regeringen stevenen daar af op een regelrechte confrontatie: tussen de grote financiers van de Unie en degenen die de solidariteit nodig hebben enerzijds en tussen de Britten die hun bijdragevermindering dreigen te verliezen en de andere lidstaten die deze bijdragevermindering moeten betalen anderzijds.
De enige Europese insteling die beschikt over rechtstreekse legitimering door verkiezingen zal over die essentiële financiële kwestie, normaal een kerntaak van een parlement, geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Het gezamenlijk ,,Europese belang'', de solidariteit, wordt in Europa door niemand meer vertegenwoordigd. Wie voor méér ,,Europese'' democratie gewonnen is zou bijna hopen dat er de komende jaren een grote crisis uitbreekt in de Europese Unie.
©Copyright De Standaard, 19/07/2004 Bernard Bulcke