PDA

Bekijk de volledige versie : De democratie is nooit af


Barst
22nd January 2007, 14:02
De democratie is nooit af


Er zijn genoeg bruikbare theorieën over een terugtredende overheid. De kwestie is vooral dat politici ontvankelijk moeten zijn voor deze theorieën.


Men deed en doet maar wat!, schreef Frank Ankersmit in Letter & Geest (Trouw, 13 januari). Uit zijn betoog vallen verschillende stellingen te destilleren. Zo stelt Ankersmit dat politici en bestuurders niet goed hebben nagedacht over de terugtredende staat. Er zijn geen theorieën voorhanden die de terugtredende overheid begeleiden. Politici en bestuurders doen maar wat. Volgens Ankersmit moet er een ander denkkader voor de democratie komen. De democratie is tegenwoordig teveel in handen van managers, waardoor strijdende waarden, waarover de politiek uiteindelijk zou moeten gaan, naar de achtergrond zijn verdwenen. Ankersmit geeft zelf aan waarom deze fundamentele verandering zo lastig is. De andere stelling luidt namelijk dat de democratie af is. De burgers zijn niet meer geïnteresseerd in staatkundige veranderingen.

Ondanks mijn waardering voor het artikel valt op deze stellingen het nodige af te dingen. De thematiek van de terugtredende staat komt bijvoorbeeld aan de orde in ’Handel en bestuur. Twee stelsels’. Een dialoog over morele grondslagen van de politiek filosofe Jane Jacobs, die jaren geleden een onderscheid maakte in een wachterssyndroom voor de publieke sector en een handelsyndroom voor de private sector. Zij vindt dat je publiek en privaat niet met elkaar moet vermengen omdat er anders perverse effecten ontstaan.

In Nederland kunnen wij wijzen op het boek ’Tijd van onbehagen’ van de filosoof Ad Verbrugge die het marktdenken en de managerslogica aan de kaak stelt. Daarnaast noem ik het werk van de politiek-filosoof Hans Blokland die inmiddels al twee boeken van zijn aangekondigde trilogie over de rehabilitatie van de politiek heeft gepubliceerd.

Job Cohen publiceerde in 1998 in opdracht van de regering aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door overheidsorganisaties. Publiek en privaat moeten volgens hem ook gescheiden blijven, slechts onder strikte voorwaarden is publiek-private samenwerking mogelijk.

Mijn punt is dat er in de politieke filosofie en aanpalende vakken wel degelijk werk is gemaakt van de nadelen van de bedrijfsmatige overheid, maar dat de machthebbers de kritiek niet wilden horen en eenvoudig kon negeren omdat het neoliberale denkkader dominant was.

De dominantie van bepaalde ideeën duurt meestal een periode van dertig jaar. Pas dan is de politiek toe aan een nieuw denkkader omdat de praktische problemen met het oude niet meer afdoende zijn te beantwoorden. De economen Keynes en Friedman hebben dit beiden meegemaakt toen zij aan de wieg stonden van een omslag in het economische denken. Zij hadden de nieuwe theorieën en oplossingen voor verschillende maatschappelijke problemen al lang bedacht, maar de bestaande machthebbers namen hen lange tijd niet serieus.

Bij de stelling dat de democratie af is zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. De democratie is nooit af, omdat het een ideologie is. Het is een ideaaltype waarvan alle onderscheiden dimensies nergens ter wereld zijn aangetroffen of in de praktijk voorkomen: niet in de Griekse stadstaten, maar ook niet in de Nederlandse democratie.

Daarom zijn er altijd verbeteringen mogelijk. Zeker nu omdat alle democratieën – zowel twee- als meerpartijenstelsels – met dezelfde dominante maatschappelijke uitdagingen worden geconfronteerd. Dat leidt op veel plekken in de wereld tot dalende steun voor de politiek.

In het democratiedebat worden diverse ontwikkelingen genoemd die inwerken op de democratie en waarop de politieke elites antwoorden moeten formuleren. Een daarvan, de globalisering van de economie, is natuurlijk geen nieuw verschijnsel, maar de omvang, de snelheid en de gevolgen van het verschijnsel voor grote delen van de bevolking wel. De opkomst van het flitskapitaal en de snelle verplaatsing van bedrijven en werknemers spreken boekdelen. Deze ontwikkelingen dragen bij aan de onzekerheid van het electoraat.

Dit veroorzaakt een tweedeling in het electoraat van mensen die door opleiding, inkomen en toegang tot internationale netwerken de internationalisering kunnen bijbenen en mensen die de het een ver-van-mijn-bed-show vinden. De eerste, succesvolle categorie noemen we kosmopolieten, moderniseringsvolgers of diplomabezitters. De tweede, verliezende groep omschrijven we als provincialen, moderniseringsverliezers of diplomalozen.

Juist door deze splitsing kunnen we nauwelijks discussiëren over een vraagstuk zoals de Europese integratie. Dat geldt ook voor het vraagstuk van de culturele diversiteit. De globalisering leidt tevens tot een groei van immigratiestromen en problemen rond de multiculturele samenleving in diverse landen. De democratie kan hier lastig mee omgaan omdat de culturele diversiteit tot nieuwe politieke scheidslijnen leidt.

Daarnaast heeft de globalisering gevolgen voor de politieke gelijkheid. Die staat onder druk omdat de verschillen in inkomens, maar met name in vermogens, sterk zijn toegenomen waardoor ook de politieke invloedsmiddelen scheef zijn verdeeld. Dag in dag uit worden de kiezers geconfronteerd met salarissen van mediasterren, voetballers, managers en directeuren. Dat voedt de rancunepolitiek aan de linker- en rechterkant van het politieke spectrum.

Tenslotte heeft de technologie een grote invloed op de democratie. Internetdemocraten schrikken van de ongefilterde meningen van de bevolking. Een ieder die surft op internet weet hoe oppervlakkig, platvloers en walgelijk meningen op het internet kunnen zijn.

Door het internet organiseren burgers zich anders en hebben zij het traditionele middenveld niet meer nodig. Dit betekent dat de intermediaire organisaties tussen overheid en markt verdwijnen en daarmee de schokdempers uit de democratie.

De stelling dat de democratie af is, leidt naar mijn idee tot een defaitistische houding bij de politieke en maatschappelijke elites. In tegenstelling tot wat Ankersmit beweert, is de democratie nooit af en zijn er genoeg theorieën over een terugtredende overheid voorhanden, waardoor de verrommeling van de staat kan worden voorkomen. De kwestie is vooral dat politici ontvankelijk moeten zijn voor deze theorieën.

Jouke de Vries is hoogleraar bestuurskunde en wetenschappelijk directeur van Campus Den Haag – Universiteit Leiden.


Trouw, 22-01-2007