PDA

Bekijk de volledige versie : Waar gaat het naartoe met onze economie?


Barst
11th December 2006, 15:57
,,Het doel van de economie is mensen gelukkig te maken''

Paul De Grauwe, Waar gaat het naartoe met onze economie?, Lannoo, 2006, 242 blz., 19,95 euro.


Het wedervaren van de Volkswagenfabriek in Vorst heeft de discussie over de vrijemarkteconomie hevig doen oplaaien. Professor Paul De Grauwe blijft, ook in zijn nieuwe boek, een overtuigd aanhanger van de vrijemarkteconomie, het liberalisme en de globalisering. Maar zijn toon is opvallend milder geworden.


WAAR gaat het naartoe met onze economie?'', vraagt professor Paul De Grauwe (KU Leuven) zich af in zijn nieuwe boek. Hij legt uit welke de voordelen van de globalisering zijn, ook al gaat die gepaard met schokken die voor veel economische spelers soms pijnlijk kunnen zijn. Denk maar aan VW Vorst.

Naar aanleiding van de crisis bij VW Vorst werd De Grauwe - overigens ook in De Standaard - wel eens afgeschilderd als een doemdenker. Hij voorspelt immers dat de industriële tewerkstelling in ons land zal blijven achteruitgaan. Maar een doemdenker is hij niet, zo blijkt ook uit zijn nieuwe boek: ,,Er is natuurlijk een element in mijn analyse dat tot doemdenken zou kunnen leiden'', zegt hij.

,,Door de productiviteitsgroei zal de tewerkstelling in onze industrie blijven achteruitgaan. Dat proces zal niet stoppen. Die vaststelling leidt gemakkelijk tot het idee dat dat heel erg is. Maar kijk naar wat er in de landbouw gebeurd is: de tewerkstelling is er heel drastisch verminderd, maar dat heeft mensen vrijgemaakt voor andere activiteiten. Bovendien is de landbouw op zich niet verdwenen. Zo zal ook de industrie niet verdwijnen.''

,, Neem het voorbeeld van de autosector. Door de hogere productiviteit worden daar elk jaar een paar honderd mensen overbodig. Die verdwijnen niet druppelsgewijs uit de sector: hun aantal groeit van jaar tot jaar aan, tot je een schok krijgt zoals in Vorst.''

,,Maar dat hoeft niet tot doemdenken te leiden. We zijn er altijd in geslaagd nieuwe banen te creëren. Sinds het begin van de jaren zeventig zijn er in de industrie in ons land 650.000 jobs verdwenen, maar zijn er in de dienstensector even veel bijgekomen. In de jaren zeventig verliep die afbouw trouwens veel sneller dan nu. Natuurlijk brengt die evolutie veel miserie mee, dat is niet te vermijden. Maar economische groei vindt altijd plaats op de ruïnes van het oude. Dat is wat Joseph Schumpeter de 'creatieve destructie' noemde.''


Met uw boek wil u de angst voor de globalisering wegnemen. Zo toont u onder meer aan dat globalisering niet onvermijdelijk moet leiden tot een afbraak van de sociale zekerheid.

Kijk naar de feiten: de meest competitieve landen, in de rangschikking van het World Economic Forum, zijn landen die ook veel uitgeven aan hun sociale zekerheid: de Scandinavische landen.

Hoe dat komt? Een goed sociaal zekerheidssysteem zorgt ervoor dat mensen zich veilig voelen en maakt ze dus ook gelukkiger. Daardoor worden ze productiever. Maar je moet je sociale zekerheid ook verstandig organiseren: geef mensen die door onheil getroffen zijn voldoende steun, maar zorg er ook voor dat ze snel terug ,,geactiveerd'' worden.

Als je dat niet doet, zal je je uitkeringen moeten verlagen, omdat er veel te veel mensen niet actief zijn. Dat bevordert je concurrentiekracht niet. We moeten dus onze sociale zekerheid niet afbouwen, maar we moeten ze wel verstandiger organiseren.

In landen zoals Frankrijk en Italië hebben de vakbonden nog altijd een antikapitalistische reflex. In de Scandinavische landen daarentegen zie je dat de vakbonden niet mordicus elke job willen verdedigen. Ze werken soms zelfs mee aan de uitstoot, en spelen daardoor helemaal mee in dat mechanisme van creatieve destructie.


Hebt u er veel hoop op dat we in België onze sociale zekerheid snel verstandiger zullen gaan organiseren?

Je zit hier met het probleem van de Franstalige socialisten, die er niet van willen weten. Als we in Vlaanderen ons eigen beleid zouden kunnen uitstippelen, zouden we misschien verder geraken.


U hebt in uw boek ook kritiek op de manier waarop het Amerikaanse economische model wordt achternagelopen?

Men maakt hier van de VS al te veel een mythe. Vooral de Europese instanties promoten het Amerikaanse model sterk. Maar je alleen maar fixeren op ,,groei, groei, groei'' is verkeerd. Groei is geen doel van het economisch beleid, het is een middel. Het doel van het economisch beleid is mensen gelukkig te maken, en absoluut willen groeien maakt mensen niet noodzakelijk gelukkiger.


De voorbije dertig, veertig jaar is ons inkomen verdrievoudigd. Maar toch zullen de meeste mensen het er wel mee eens zijn dat we gemiddeld niet gelukkiger (of ongelukkiger) zijn dan onze ouders of grootouders.

In de VS zijn de mensen steeds harder beginnen werken. Ze kloppen meer uren, om meer te kunnen consumeren. Maar zijn zij daarom gelukkiger?

Bovendien doet Europa het niet zoveel slechter dan de VS. De VS staan op sommige domeinen heel sterk, bijvoorbeeld in de high tech. Maar op andere domeinen staan ze technologisch heel wat minder ver: ze kunnen niet eens goede auto's maken... (grinnikt)

The Economist schreef onlangs dat ook de sociale mobiliteit - the American dream , die toch lang een groot aantrekkingspunt van de VS was - in sommige Europese landen nu groter is. Een Zweed, die geboren is in de laagste inkomensklasse, maakt nu meer kans op te klimmen tot de hoogste inkomensklasse dan een Amerikaan.


U hebt op een aantal vlakken ook uitgesproken kritiek op het traditionele economische denken.

Ik ben daarin inderdaad geëvolueerd. Mensen worden niet alleen gedreven door rationaliteit, maar bijvoorbeeld ook door een gevoel van rechtvaardigheid. Dat leg ik in het boek uit aan de hand van het ultimatum game (zie inzetje, red.) .

Daarom is er bijvoorbeeld ook zoveel kritiek op de verloning van topmanagers, die almaar meer de pan uitrijst. Dat druist in tegen het rechtvaardigheidsgevoel, en het ondermijnt de bereidheid van mensen om in zo'n systeem te leven.

Vroeger had ik daar te weinig aandacht voor. Als economen hebben we het gedrag van mensen te veel gereduceerd tot nuts- en winstmaximalisatie. En dan waren we vaak verwonderd dat de mensen anders reageerden dan wij, economen, verwacht hadden. Heel dat denken is aan het kenteren, ook in het economisch onderzoek. Zelf ben ik veel bezig geweest met de wisselmarkten, en ook die staan nog ver van de perfecte efficiëntie en rationaliteit. Ook daar spelen psychologische factoren een rol.


In uw boek gaat u ook in op de steeds verder uiteenlopende vergoeding voor arbeid en kapitaal. U stelt dat, door het opengaan van de markten in China, India en Rusland, het aanbod van arbeid op wereldschaal ongeveer verdubbeld is, waardoor de vergoeding voor arbeid - het loon, dus - daalt. De vraag naar kapitaal is zo groot, dat de vergoeding daarvoor zeer sterk gestegen is. Maar er is toch geen kapitaalschaarste in de wereld?

Die enorme toename van het arbeidsaanbod op korte termijn heeft een schok teweeggebracht. De relatieve vergoeding voor arbeid is gedaald, die voor kapitaal is gestegen. Er is inderdaad op wereldvlak geen schaarste aan kapitaal. Maar de kapitaalmarkten zijn ook veel opener dan vroeger, en de enorme rendementen die gehaald kunnen worden in China en India oefenen een opwaartse druk uit op de rendementen die investeerders ook hier verwachten. Het evenwicht is dus wat zoek, maar dat zal niet blijven duren. De aantrekkelijke vergoedingen voor kapitaal leiden tot enorme investeringen, die de kapitaalstock doen stijgen. Op termijn zal dat ook leiden tot een stijging van de vraag naar arbeid, en die zal leiden tot een opwaartse druk op de lonen.

Maar het zal nog tijd vergen om dat evenwicht te herstellen. Vergeet niet dat China in het binnenland nog een arbeidsreserve heeft van honderden miljoenen mensen.


Voor één negatief neveneffect van de globalisering, de vernietiging van het milieu, hebt u ook geen oplossing.

Het milieu is de achilleshiel van de globalisering. Dit is zowat het enige punt in onze economische toekomst waarover ik inderdaad minder optimistisch ben. Grondstoffen zijn schaars, maar daar kan het marktmechanisme spelen. Dat is nu al bezig: er worden alternatieve energiebronnen gezocht, we gaan zuiniger om met grondstoffen. De milieuvervuiling is echter een probleem dat de markt niet kan oplossen. Er is geen mechanisme waardoor de vervuiler ook betaalt. Daar moet de overheid ingrijpen. Op lokaal vlak slagen we er nog min of meer in om de milieuproblemen te beheersen, maar internationaal niet. Er zijn natuurlijk de normen van Kyoto tegen het broeikaseffect, maar veel landen, zoals China en de VS, willen daar niet aan meewerken. Ook het transport is heel belastend voor het milieu, en ook daar zijn geen correctiemechanismen. Mensen beseffen niet altijd dat, wanneer ze boontjes uit Kenia op hun bord hebben liggen, de echte kostprijs een veelvoud is van wat ze ervoor betaald hebben omdat de echte transportkosten niet worden doorgerekend. Vliegtuigmaatschappijen betalen nauwelijks lasten op kerosine.


Werkt de liberalisering en het liberalisme die milieuvervuiling niet in de hand? Sinds de liberalisering van de luchtvaartsector wordt er bijvoorbeeld veel meer gevlogen, wat slecht is voor het milieu.

Ik ben en blijf een liberaal, en was dus voorstander van die liberalisering van de luchtvaartsector.

Maar men had een kader moeten creëren om die externe kosten toch te laten betalen. Liberalisme betekent immers niet dat de overheid niet moet tussenkomen, integendeel. John Stuart Mill wees er in de negentiende eeuw al op dat de vrijheid van het ene individu beperkt wordt door de vrijheid van het andere. De overheid moet daar een afweging in maken: als uw vrijheid in conflict komt met die van een ander, moet ze optreden. Dat is een van de paradoxen van het liberalisme: het kan alleen maar werken als je een sterke overheid hebt die regels stelt en ze ook implementeert.


DS Biz, 11-12-2006