PDA

Bekijk de volledige versie : Links-rechts/progressief-conservatief


Barst
29th October 2006, 03:20
Links en rechts in Vlaanderen

Carl Devos, Hilde Van Liefferinge en Dries Verlet, 'Op het kruispunt van de politiek. Links en rechts en Vlaanderen.', uitgegeven bij Academia Press. 221 blz.


WELKE breuklijn centraal is in de politiek is onderwerp van politieke strijd. Sommige politici omschrijven zichzelf vurig in links-rechtstermen, terwijl anderen daar net veel moeite mee hebben. Dat laatste vaak om strategische redenen: om geen kiezers aan deze of gene zijde af te stoten opteren sommigen voor een centrumpositie, maar ontkennen ze anderzijds tegelijk het bestaan van wat zich per definitie naast het centrum moet bevinden. Zo wil de VLD terug naar het centrum, maar heel wat VLD'ers ontkennen het bestaan van links-rechts. Waarvan is het centrum dan precies het centrum? Voor wie de begrippen wil vermijden zijn links en rechts soms te vaag, voor anderen zijn ze dan weer vervelend wegens een te duidelijke omschrijving van ideeën of voorstellen die enige consistentie doet vermoeden en het flexibel aaneenrijgen van standpunten in de weg staat. De voorstanders willen via het gebruik ervan hun eigen thema's en kwesties centraal stellen.


Kortom, over het hedendaagse bestaansrecht of de zin van de oude links-rechtsindeling bestaat een hevige politieke en zelfs ideologische discussie. De intrede van links en rechts in het politieke taalgebruik wordt doorgaans rond de Franse Revolutie gesitueerd. In de chaotische parlementaire debatten over nieuwe machtsverhoudingen namen de vertegenwoordigers van de drie standen steeds minder zitting volgens stand, maar zochten ze gelijkgezinden rond cruciale discussiethema's. Zo vonden leden van de burgerij, de lagere clerus en dissidente edellieden elkaar in het streven naar de beperking van de koninklijke prerogatieven. Aan de andere zijde groepeerden de hogere clerus en de rest van de aristocratie zich in een pleidooi voor de status-quo, voor het behoud van de macht van de koning. De bestaande ruimtelijke indeling van het parlement werd vervangen door een links-rechts tweedeling. Sindsdien was de opdeling van het parlement ideologisch geïnspireerd: de linkerzijde streefde naar meer gelijkheid en verandering, de rechterzijde wou de ongelijkheid en de bestaande toestand behouden. Vanuit Frankrijk, en nadien via de retoriek van het socialisme, verspreidde deze terminologie zich (ongelijk) over continentaal Europa, later over de rest van de wereld.

Voor ze hun intrede deden in de politiek bestonden links en rechts al veel langer als manieren om orde te brengen en als aanwijzingen van de juiste weg. In het Oude Testament lezen we 'De geest van de wijze richt zich naar rechts, de geest van de dwaas naar links.' Niet enkel in religieuze teksten, ook in het dagelijkse taalgebruik worden links en rechts, met een duidelijke associatieve betekenis, gebruikt om te beschrijven: denk aan 'iemands rechterhand', waarmee een vertrouwenspersoon wordt bedoeld of 'met zijn linkerbeen uit bed stappen', wat wijst op een slecht humeur. Hoewel links buiten de politiek eerder negatief geladen is heeft het binnen de politiek een positieve lading gekregen, terwijl voor rechts het omgekeerde geldt.

De invloed van de Franse Revolutie op het hedendaagse denken of eventuele taalkundige conventies zijn geen voldoende verklaring voor het hardnekkige overleven van links en rechts in een sindsdien sterk geëvolueerd en gedifferentieerd politiek landschap. Waarom blijven die termen eeuwenlang in gebruik? Een overtuigender antwoord vinden we in de antropologische en sociologische literatuur die erop wijst dat de mens, sinds zijn ontstaan, de behoefte heeft om zijn leefwereld te ordenen en structuur te geven. Dat doet hij via taal en symbolensystemen. Verschillende antropologen hebben aangetoond dat daarvoor in de meeste culturen tegengestelde begrippenparen voor gebruikt worden, zoals mannelijk-vrouwelijk, sterk-zwak, warm-koud en ook links-rechts. De meest fundamentele tegenstelling was lang die tussen het wereldse en het bovennatuurlijke. Vele andere tegenstellingen worden verondersteld uit die basispolariteit te zijn afgeleid. Ook de klassieke Grieken associeerden rechts met het goede en links met het kwade.

KORTOM, de mens heeft altijd al getracht om met een dualistische manier van denken zijn complexe wereld te ordenen. Om ingewikkelde werkelijkheden eenvoudig te kunnen vatten wordt de wereld vaak in tweedelingen gezien, die soms complementair, soms antithetisch zijn. Links-rechts was sinds lang voorhanden maar heeft nog enkele voordelen op andere voorstellingen, omdat ze gemakkelijk in een continuüm omgezet kan worden, ze ook een derde element heeft (het centrum), ze visueel en ruimtelijk is en dus makkelijk begrijpbaar en transporteerbaar over andere landen en culturen is en omdat ze, als ruimtelijk concept, altijd gerelateerd kan worden aan mensen: die staan altijd links of rechts van iets. Daarom is links-rechts als juxtapositie meer geschikt voor vergelijking en analyse, voor het verduidelijken van conflict en samenwerking, concepten die in de politiek heel belangrijk zijn.

Elke samenleving kent eigen historisch, geografisch of cultureel gebonden conflictassen of breuklijnen. Die ontstaan rond dominante maatschappelijke conflicten waarin groepen fundamenteel verschillende waardenori'ntaties en belangen hebben. De breuklijnen kristalliseren in een reeks instellingen en bevriezen als het ware een deel van het politieke landschap. Ze geven richting en inhoud aan en conditioneren politiek gedrag. De belangrijkste breuklijnen in de Belgische samenleving zijn de sociaal-economische (arbeid-kapitaal), de communautaire (Vlamingen-Franstaligen) en de levensbeschouwelijke (kerk-staat). Na deze klassieke breuklijnen zijn nog andere ontstaan. Maar welke die precies zijn is onderwerp van hevig politiek en politicologisch debat. Zo proberen politici op geregelde tijdstippen 'nieuwe' breuklijnen naar voor te schuiven waarop ze zichzelf of hun partij duidelijk en uitgesproken kunnen positioneren en waardoor (alle) concurrenten tot een minder aangename of toekomstgerichte positie ingedeeld worden. Vaak zijn het evenwel combinaties van standpunten en posities op bestaande breuklijnen, maar de politieke marketing noopt soms tot het uitschreeuwen van nieuwe trends.

Links en rechts werden vooral gebruikt voor het aanduiden van posities op de sociaal-economische breuklijn. Op de gepacificeerde levensbeschouwelijke breuklijn spreken we niet langer over links en rechts, die daarop intern verdeeld zijn, op de communautaire breuklijn hadden we het nooit over links en rechts, maar hebben we het over Vlaams-Waals, (con)federaal, etc. Naast de 'traditionele' links-rechtsbreuklijn worden links en rechts door heel wat auteurs ook gebruikt om posities op een nieuwe, 'moderne' breuklijn - de sociaal-culturele - aan te duiden. Op deze nieuwe breuklijn staan materies m.b.t. identiteiten, politieke organisatie en ordening, mensbeelden of ethische kwesties centraal. Op de sociaal-economische breuklijn gaat het over de wijze waarop levenskansen (via het vrije initiatief dan wel via overheidsingrijpen) herverdeeld moeten worden. Beide breuklijnen hebben betrekking op enkele van de meest cruciale politieke kwesties van onze tijd.LINKS-rechts wordt dus gebruikt als aanduiding van posities op twee verschillende dimensies of breuklijnen, die bovendien niet noodzakelijk een sterke samenhang vertonen. Een linkse positie op de sociaal-economische breuklijn kan samengaan met een rechtse positie op de sociaal-culturele of omgekeerd. Het gaat veelal om twee verschillende groepen van kwesties en discussies zonder dwingende logische samenhang. Dat breuklijnen bestaan betwist niemand. Dat er gematigde en extreme posities op die breuklijnen mogelijk zijn wordt algemeen aanvaard. Maar staan 'links' en 'rechts' dan wel voor een duidelijk omschreven politieke inhoud? Zeggen ze iets of voldoende?

Links en rechts zijn koepelbegrippen, die niet met een natuurwetenschappelijke precisie te operationaliseren of te definiëren zijn: ze staan niet voor een reeks van heel precieze of specifieke politieke standpunten. Als dat het criterium zou zijn, dan is links-rechts inderdaad onbruikbaar. Maar dan moeten we wellicht ook de term socialistisch of liberaal bannen. Ze voldoen wel als we ervan verwachten dat ze een eerder algemene maar nuttige aanduiding vormen van posities over een groot aantal, maar niet alle, vraagstukken en kwesties. Dat betekent m.a.w. niet dat daarmee precieze (partij)standpunten in alle nuances en specificaties gevat kunnen worden. Laten we van we links-rechts ook niet meer verwachten dan van andere omschrijvingen, zoals bijvoorbeeld christendemocratisch. Ook een omschrijving als 'een liberale maatregel' laat niet alles vermoeden over de precieze inhoud van dat beleid. Welke concrete keuzes of details erin vervat zitten, staat niet meteen onlosmakelijk vast. Toch is er geen luid pleidooi te horen om begrippen zoals socialistisch of liberaal, wegens de interne discussie of relatieve vaagheid, niet langer te gebruiken. Integendeel, ze zijn terug van nooit weg geweest.

Indien we er daarentegen van uit gaan dat ook links en rechts staan voor een relatieve aanduiding van de algemene richting van sommige standpunten, van een grootteorde van de inhoud en strekking van opvattingen, dan zijn links en rechts wel bruikbaar. Links en rechts vormen geen gps in de wetstraat, ze leveren de gebruiker niet af bij het enige juiste huisnummer. Maar als bestuurders zoekend naar hun TomTom schreeuwen welke kant ze op moeten, dan kan links-rechts wel antwoorden met 'uw bestemming ligt in de aangegeven richting.' En dat kan al heel nuttig zijn. Vaak komen we er dan vanzelf wel.

Hoe flexibel en rekbaar de begrippen links en rechts ook mogen zijn, dat betekent niet dat ze geen fundamentele kern bezitten die over alle politieke generaties en tijdsgebonden conflicten heen vrij onveranderlijk blijft. Die kern ligt in het spanningsveld tussen vrijheid en gelijkheid. Neen, het gebruik van links en rechts staat niet voor het toegeven aan simplisme. Ook daar is, zoals elders in de politiek, nuance en relativering nodig. Maar die moeten op hun beurt niet zo excessief zijn dat er in de politiek geen algemene lijnen meer te vinden zijn. Links staat niet simpelweg altijd voor gelijkheid en onvrijheid, rechts voor ongelijkheid en vrijheid. Op sociaal-economisch vlak vinden we die polen wel terug: links staat meer voor overheidsinterventie (onvrijheid) om gelijkheid te bevorderen, rechts heeft minder last met beperkte vormen van ongelijkheid en denkt dat die via meer vrijheid voor de private markt te kunnen wegwerken. Het is een zaak van gradaties, want zoals op elke breuklijn kunnen gematigde en extreme posities ingenomen worden. Op sociaal-cultureel vlak daarentegen heeft links vaak voor meer vrijheid en rechten gepleit, terwijl rechts via door overheidsingrijpen afgedwongen plichten (onvrijheid) meer gelijkheid of homogeniteit wou creëren. Kortom, links en rechts zijn geen eenduidige omschrijvingen die alles kunnen omvatten, maar ze zijn bijzonder handig als richtingaanwijzers. Zelfs op het einde van 2006.

WAT dan met progressief-conservatief? Volgens sommige politici hét hedendaagse ordeningscriterium. Dit begrippenpaar werpt evenwel veel meer problemen op dan links-rechts. Er is inderdaad enige verwantschap met links-rechts. Zo bestaat er een conservatieve ideologische stroming, denk aan Edmund Burke, die zich soms als rechts omschrijft. Hoewel, in Vlaanderen durft bijna niemand zich als rechts te omschrijven, hoogstens als centrumrechts. Een aldus omschreven progressieve ideologie bestaat niet. Er zijn wel verschillende politieke stromingen en partijen die zich als progressief omschrijven, maar dat schept relatief weinig duidelijkheid over de richting van de verandering die zij voorstaan. Progressief en conservatief worden in regel niet in een ideologische betekenis gebruikt. Ze verwijzen naar houdingen tegenover de status-quo/verandering. Behoud of verandering waarvan? En waarom? Zelfs kort na de Franse Revolutie, die ook deze twee begrippen in de politiek lanceerde, pleitte links al voor het conserveren van de net gerealiseerde veranderingen. Vooral sommige linkse politieke en vakbondskringen proberen om links en progressief/vooruitstrevend onderling verwisselbaar te maken. Links is dan progressief omdat het zich verzet tegen verandering die als (rechtse) gelijkheidverminderende afbraak wordt gezien: een progressief wil m.a.w. het goede (sociale) conserveren. Men gaat m.a.w. uit van de idee dat er 'goede', progressieve veranderingen zijn, en 'slechte', conservatieve veranderingen. Deze al te flexibele retoriek is veel minder duidelijk over inhoudelijke verschillen en maatschappijkeuzes dan links-rechts en voldoet daarom minder als ordeningsprincipe.

Discussies over links en rechts getuigen niet altijd van veel nuance of intellectuele eerlijkheid. Ze worden vaak bemoeilijkt door verwijten, vooroordelen en beledigingen, die in hun extreme verwoording bekend zijn in de klassiekers 'rechtse zak' en 'linkse rat'. Rechts is onverdraagzaam, asociaal, egoïstisch, darwinistisch, etc. Links is naïef, lui, afgunstig, permissief. In een infantiele politieke voorstelling worden uiteraard alle begrippen gediscrediteerd. Er bestaat evenwel geen universele ethiek die kan verantwoorden waarom rechtse standpunten minder of meer ethisch zouden zijn dan linkse. Toch maakt deze negatieve connotatie dat sommigen willen vermijden als rechts of conservatief voorgesteld te worden. Linkse partijen willen dan weer vooral als modern of progressief overkomen, bijv. omdat ze niet de indruk willen geven afgunstig de middelen van de 'hardwerkende' middenklasse te willen afromen. Deze connotaties zijn hinderlijk voor het gebruik van links en rechts in de dagelijkse politiek, maar daarom ontdoen ze links en rechts niet van een cluster van algemene houdingen en opvattingen over cruciale maatschappijkwesties.

THEORETISCH en electoraal-strategisch is het links-rechtsonderscheid hard te maken. Maar the proof of the pudding is in the eating: hebben ze in de hedendaagse complexe samenleving - gekenmerkt door o.a. secularisering, ontzuiling, tertialisering, feminisering, individualisering, multiculturalisering, globalisering, flexibilisering, deregulering, enz - nog betrekking op een voldoende consistente inhoud? Staan ze ook vandaag nog voor voldoende duidelijk verschillende houdingen en opvattingen in sociaal-economische en sociaal-culturele kwesties? In ons boek hebben we daarop niet hét antwoord gegeven, maar een bescheiden bijdrage geleverd. Niet enkel tot het antwoord op deze prangende vraag, maar vooral ook tot de vraag hoe deze kwestie empirisch te benaderen is, hoe wetenschappelijk onderzoek daartoe kan bijdragen. Ons bescheiden onderzoek leert alvast dat links-rechts nog steeds, zowel bij politici als bij kiezers, verwijzen naar twee relatief consistente gehelen van attitudes. Politici en kiezers van verschillende partijen hebben andere sociaal-economische en sociaal-culturele visies op de samenleving en positioneren zich navenant anders op een links-rechtsas. Ze kunnen bovendien ook zichzelf en partijen op die as situeren en die 'omschrijvingen' lopen grotendeels gelijk tussen kiezers en politici van eenzelfde partij. Deze en andere onderzoeksresultaten bevestigen dat links en rechts in Vlaanderen nog steeds van heel wat mensen eenzelfde of sterk gelijkaardige inhoud meekrijgen en ook bruikbaar zijn om het ingewikkelde politieke systeem te ordenen. Ze hebben dus maar weinig aan relevantie ingeboet.

Uiteraard verwijzen die termen niet voor iedereen naar precies dezelfde specifieke stellingen of houdingen, maar ze lijken voor iedereen wel voldoende hetzelfde te betekenen om ze te gebruiken waarvoor ze gebruikt worden: als richtinggevende aanduidingen. Op het gebruik van links en rechts is inderdaad heel wat kritiek mogelijk, maar wat is het alternatief voor het voldoen aan de behoefte tot ordening? Progressief-conservatief doet alvast niet beter, integendeel.

Niets houdt ons tegen om in de toekomst een andere metafoor te gebruiken. Maar de bedoeling moet wellicht zijn om een beter begrippenpaar of ordeningsprincipe te vinden. Bovendien moet dat ook gepaard gaan met een verminderde relevantie van sociaal-economische en sociaal-culturele vraagstukken, en dat is nog niet voor zo meteen. Welk alternatief is minder gecontesteerd en levert (nog) meer eensgezindheid op? Welk alternatief voldoet beter aan de behoefte - vooral bij diegenen die niet dagelijks of professioneel met politiek bezig zijn en die behoefte dus het meest voelen - om de politiek te ordenen? In de chaos vindt enkel de insider zijn weg.

Wellicht formuleerde James Burnham het wat te straf toen hij zie: "Where there is no alternative, there is no problem." Maar als er inderdaad geen alternatief is, dan moeten we het probleem ook niet nodeloos opblazen. En zie, net in het streven voor het behoud dan wel voor de omverwerping van het links-rechtsonderscheid zien we deze breuklijn ten volle aan het werk.

Misschien zit in de ontkenning wel de sterkste bevestiging?


DS, 28-10-2006