PDA

Bekijk de volledige versie : Franse banlieue borrelt van stoere taal


Barst
26th October 2006, 20:07
Franse banlieue borrelt van stoere taal


Het geweld in de Franse voorsteden is allesbehalve verleden tijd, een jaar na de rellen in de banlieue. „Niet de relatie met de politie is het probleem, maar de sociale ellende.”


Clichy-sous-Bois, 26 okt. Stel, je bent met een groepje vrienden een politieman in elkaar aan het slaan. Ga je dan stoppen als je weet dat je er vijftien jaar gevangenisstraf voor kunt krijgen, in plaats van tien? „Dat zou mij niets kunnen schelen”, grijnst Karim (20). „Als je boos bent, ben je boos.”

Aan stoere taal geen gebrek in het centrum van Clichy-sous-Bois. Morgen is het een jaar geleden dat twee jongens uit deze Parijse voorstad omkwamen, nadat ze zich voor de politie verstopten bij een transformator. De rellen die daarop in Clichy-sous-Bois uitbraken, verspreidden zich in drie weken over steden in heel Frankrijk. Karim deed vorig jaar naar eigen zeggen „een paar dagen” mee aan het in brand steken van auto’s. Net vertelde hij er over voor een Franse tv-camera. Nu is hij kalm, zegt hij.

Sinds vorig jaar is er veel gesproken over de banlieue, en veel beloofd. De regering-De Villepin ruimde landelijk 12.000 extra plaatsen in bij leerwerk-programma’s om schooluitval in de probleemwijken tegen te gaan, en zegt 71.000 jongeren aan een opleiding of werk te hebben geholpen. Er werden ruim 250.000 woningen opgeknapt of nieuw gebouwd in het kader van het al sinds 2002 lopende nieuwbouwprogramma van minister van Sociale Cohesie Borloo. Volgend jaar wordt zijn programma versneld.

Maar het geweld in de Franse voorsteden is geen verleden tijd. Politiebonden slaan alarm over het toenemende geweld tegen hen in probleemwijken. De regering heeft aangekondigd de straffen voor het aanvallen van gezagsdragers te verhogen. Zondag staken jongeren in Grigny, ten zuiden van Parijs, een bus in brand. Vannacht volgden nog twee bussen, in Nanterre en Bagnolet. De passagiers en de chauffeurs ontkwamen.

Volgens de Franse inlichtingendienst zijn de „meeste voorwaarden die vorig jaar in de banlieue tot een explosie van geweld leidden”, nog altijd aanwezig. Dat citeerde Le Figaro deze week uit een vertrouwelijk rapport van de Renseignements Généraux. De RG waarschuwt volgens de krant voor gewelddadigheden in de komende dagen, in het kader van de ‘verjaardag’ van de rellen. Onder meer de aandacht van media voor de voorsteden zou risico opleveren. Clichy-sous-Bois wordt genoemd als dreigende brandhaard.

Socioloog Sebastien Roché, kenner van politie en voorsteden, gelooft niet in de verjaardagstheorie. Auto’s in brand steken, dat gebeurt wel op vaste dagen, zegt hij: de nationale feestdag 14 juli, oudjaar of gewoon omdat het weekeinde is. Dit jaar zijn alweer meer dan 51.000 gevallen van stedelijk geweld geregistreerd (waarvan autobranden bijna de helft vormen) tegen vorig jaar ruim 110.000.

Grootschalige rellen, die zich als een olievlek uitbreiden, zijn altijd ontstaan na ernstige incidenten met de politie, zegt Roché. „Slechte verhoudingen tussen politie en minderheden zijn de achtergrond van grote stedelijke ongeregeldheden. Net als in de VS en het Verenigd Koninkrijk.”

Tweederde van de relschoppers vorig jaar was van niet-Franse afkomst, met een relatief groot aandeel voor kinderen van recentelijk gearriveerde immigranten uit zwart Afrika.

Immigranten vormen de meerderheid onder de 28.000 inwoners van Clichy-sous-Bois. De stad is een van de armste van Frankrijk, met verloederde woonflats en slechte verkeersverbindingen. Wat is er sinds vorig jaar veranderd? Niets, zegt bewoner Benyoussef Bouzidi (45). Hij houdt toezicht bij een tentoonstelling in het cultureel centrum van Clichy-sous-Bois. Zes bekende fotografen, onder wie Yann Arthus-Bertrand en de New Yorkse fotograaf William Klein, legden deze zomer Clichy vast. Ook de bewoners zelf fotografeerden hun leven, kinderen maakten collages. Op de foto’s die nu tentoongesteld worden, zijn spelende kinderen te zien, gebouwen met graffiti op zonnige dagen, trotse Afrikaanse, polygame gezinnen, en pubers die per onderschrift hun misère kenbaar maken.

Bouzidi profiteert van de rust op de expositie om te oefenen op zijn speech voor de fractievoorzitters in het Franse parlement. Hij is vicevoorzitter van AC Le Feu, een organisatie die welzijnswerkers uit Clichy-sous-Bois na de rellen opzetten om de onvrede te kanaliseren. Bouzidi en anderen trokken dit voorjaar met twee busjes door probleemwijken in het hele land. Ze maakten een zwartboek met 20.000 klachten. Bovenaan, zegt Bouzidi, staat de werkloosheid. Dan discriminatie, problemen met huisvesting en pas op de vierde plaats de vertroebelde verhouding met de politie. „Het geweld is vooral een schreeuw om aandacht”, meent hij, „wij zeggen: je kunt beter gaan stemmen.”

Hebben de rellen – en de aandacht voor de stad – gezorgd voor een groter gevoel van verbondenheid in Clichy-sous-Bois? „Moeilijk te zeggen”, zegt de locoburgemeester, Olivier Klein. „Je weet niet wat er bij iedereen leeft.” Ook hij vindt dat er niet veel veranderd is. „Er is althans geen revolutie geweest die alles beter heeft gemaakt.” De vervallen woontorens in Clichy staan nog steeds op de nominatie voor de sloop, de vernieuwing is nog niet versneld. De hulp die premier De Villepin beloofde aan alle werkloze jongeren is er niet gekomen. Klein stelt vast dat de aandacht de laatste weken weer vooral uitgaat naar incidenten tussen politie en jongeren. „Laten we ons niet vergissen in het probleem. Niet de relatie met de politie is het probleem, maar de sociale ellende. Als er weer rellen uitbreken, kan niemand nog zeggen: we wisten het niet.”

Socioloog Roché gelooft niet dat betere sociale omstandigheden nieuwe rellen uitsluiten, zolang de relatie tussen politie en minderheden niet verbetert. Op dat gebied is er niets gebeurd, zegt hij. Er zijn nog steeds veel klachten over discriminatie door de politie. En strengere straffen helpen ook niet. Die zijn volgens Roché „politiek effectief voor aankomend presidentskandidaat Sarkozy: ze bewerken de publieke opinie, maar niet de jongens om wie het gaat. Wat is het verschil tussen tien en vijftien jaar, als je niet eens kan bedenken wat je over zes maanden doet?”


NRC, 26 oktober 2006

Barst
31st October 2006, 00:09
De Franse intifada


Er zijn vergelijkingen die Franse politici en journalisten deze dagen angstvallig vermijden. Parallellen die de huidige explosie van geweld in de banlieues in een perspectief plaatsen dat niemand wil ontwaren.


Zolang het vandalisme van jonge allochtonen voornamelijk auto’s en gebouwen als doelwit had, kon men nog spreken van een mix van woede en baldadigheid die op goederen en materiaal was gericht. Toen duidelijk werd dat politieagenten, brandweermannen of ambulancepersoneel stelselmatig slachtoffers werden van die stedelijke guerrillero’s, werden er sociologische oorzaken gevonden die met een revolutionaire terminologie werden overgoten. De opstandelingen gaven blijk van hun frustratie omtrent hun menselijk lot, zei men, door alles te verwerpen wat de autoriteit van de overheid symboliseerde. Met de aanvallen op acht bussen vol passagiers in minder dan een week wordt de lezing ingewikkelder. De gemaskerde commando’s opereren koelbloedig en vastberaden, zijn duidelijk georganiseerd en maken geen onderscheid meer tussen vreedzame burgers en de geüniformeerde overheid. Hun vernietigingsdrang en verwoestende haat zijn allesomvattend: de bus die in Marseille door drie of vier aanvallers in lichterlaaie werd gezet, vervoerde meer allochtonen dan autochtonen. Mama Galledou, de 26-jarige studente die ernstige brandwonden opliep en voor wiens leven wordt gevreesd, is een Afro-Française uit Senegal. ’Naarmate haar verbrande zwarte huid afbladderde, werd ze witter’ rapporteerde een geschokte getuige. De enige vergelijking, hoe onvolmaakt ook, die voor de hand ligt en die niemand wil treffen, komt uit het Midden-Oosten. Tot voor kort was het voornamelijk in Israël dat bussen doelwit werden van aanslagen. Zeker, niemand heeft zich nog in het Franse Grigny, Nanterre of Marseille met behulp van een bommengordel in een bus laten ontploffen. Het gaat nog steeds om al dan niet met revolvers of messen gewapende ’jongeren’ die hun jerrycans te midden van buspassagiers legen. Soms laten ze ook die reizigers uitstappen. Maar uit diverse onderzoeken is eerder gebleken dat heel wat ’opstandelingen’ zich nauw verbonden voelen met de strijd van hun Palestijnse ’broeders’. Ze associëren iedere poging van de Franse politie om hun territorium te betreden als een bezettingsoperatie. Toen de onlusten een jaar geleden in de Parijse voorsteden begonnen, sprongen sommige jongeren voor de tv-lenzen en schreeuwden dat ze aan hun ’intifada’ waren begonnen. Door te aanvaarden dat iets van een kopieergedrag in die busaanvallen zou kunnen bestaan, plaats je dus de banlieue-revolte in een ander daglicht. Het geweld is niet meer bedoeld om te protesteren tegen je sociaal-economische achterstand of de discriminatie op de arbeidsmarkt, maar om de instituties te destabiliseren en de burgers te terroriseren. En wie koelbloedig terroriseert, is geen achtergestelde boze jongeman meer maar een terrorist. Voor een dergelijke lezing van de barbaarse acties die hun land in angst en woede dompelen, zijn Franse politici en journalisten nog niet rijp.


Trouw, 31-10-2006