Barst
6th July 2006, 19:04
Het grote falen van de media
J. Luyendijk, Het zijn net mensen, Podium, 2006.
Het westerse beeld van - bijvoorbeeld - het Israëlisch-Palestijnse conflict wordt bepaald door 'de media', de televisie voorop. In de media-industrie lijken alle wetten en gewoontes samen te zweren tegen goede, genuanceerde berichtgeving. Joris Luyendijk zat er een paar jaar bovenop en schreef vervolgens een belangrijk boek.
Mensen die ergens echt iets van afweten of een gebeurtenis van nabij hebben meegemaakt, zijn zelden te spreken over de manier waarop dat verhaal op de televisie of in de krant komt. Daarbij doet het er niet toe of het gaat om een belangrijke medische vinding of om het verkeersongeluk om de hoek waar iemand getuige van was. 'Het zijn net mensen', van de arabist Joris Luyendijk', is een boek dat probeert uit te leggen hoe dat komt. Daarbij concentreert hij zich voornamelijk op gebeurtenissen in de Arabische wereld, zijn werkterrein tussen 1998 en 2003. Als correspondent voor de Volkskrant, NRC-Handelsblad en NOS Radio en TV werkte hij achtereenvolgens in Cairo, Beiroet en Oost-Jeruzalem.
'Het zijn net mensen' doet verslag van zijn bevindingen als beginnend journalist. Het is een buitengewoon leesbaar en interessant boek geworden, dat uitstijgt boven het doorsnee correspondentenboek. Het boek gaat namelijk veel verder dan de gebruikelijke bundeling van stukken of analyse van de politieke ontwikkelingen. Luyendijk probeert van binnenuit te laten zien wat er schort aan de berichtgeving en waar het misgaat in de beeldvorming.
Daarbij kijkt hij - en dat is zeer verfrissend - even kritisch naar zijn eigen verrichtingen als naar die van andere binnen- en buitenlandse media. De werkelijkheid in het Midden-Oosten, zo merkte Luyendijk, is aanzienlijk onoverzichtelijker en taaier dan zij door de media wordt gepresenteerd.
Het begint er natuurlijk al mee dat DE Arabische wereld niet bestaat, die wereld is een lappendeken van landen, culturen en dialecten, maar zo wordt er zelden over geschreven. Daar komt nog bij dat, zeker ná 11 september, de stereotypen over een strijd tussen islamitische fundamentalisten en het vrije Westen - bloeddorstige terroristen versus zionistische kruisvaarders - de berichtgeving nog verder vertekende.
Last but not least: de keuze van wat nieuws is, wordt in de westerse media gemaakt aan de hand van wat persbureaus en mediagiganten als CNN, BBC en de New York Times aanmerken als nieuws. Helaas, de journalisten die voor dit rondtrekkende mediacircus werken, zo ontdekte Luyendijk tot zijn ontzetting, spreken geen woord Arabisch en zijn lang niet altijd goed geïnformeerd. Daarnaast spelen natuurlijk ook gigantische politieke en financiële belangen een rol in de mediaoorlog - het woord oorlog is niet overdreven als het gaat om de beeldvorming in het Midden-Oosten.
'Het zijn net mensen' is een polemisch boek. Iedereen en alles krijgt een veeg uit de pan, de Arabische dictaturen net zo hard als de Israëlische of Amerikaanse democratieën, de sufheid van de Palestijnse propaganda en de Egyptische censuur net zo goed als de standaard quotes van talking heads op de buis of de bedenkers van complottheorieën in de Arabische koffiehuizen.
Maar het meest van al krijgen de media zelf ervan langs, de televisie voorop, vanwege hun bijna volmaakte onvermogen om waar dan ook behoorlijk over te berichten. Dat heeft er vaak mee te maken dat de omvang van een krantenstuk en zeker de duur van een Journaalbijdrage te gering is, om voldoende achtergrond, historie en nuance aan te brengen.
Dan zijn er de wetten van de nieuwsfabriek zelf, die ervoor zorgen dat veel verhalen niet of zelden het nieuws halen. Beeldvorming draait vaak letterlijk om beelden en die zijn, vaak nog meer dan woorden, manipuleerbaar. Luyendijk geeft daar aardige voorbeelden van. Geen beelden betekent op televisie per definitie geen verhaal. Een andere belemmering vormen de conventies van het vak: een correspondent moet niet te vaak zeggen dat hij iets niet weet, of niet kan weten, want daar wordt hij niet voor betaald, om maar een voorbeeld te geven.
Veel van Luyendijks voorbeelden die beschrijven hoe nieuws totstandkomt, komen uit zijn eigen en voor insiders herkenbare praktijk. Voor menige buitenstaander zullen het griezelige eye-openers zijn. Wat dat betreft deel ik Luyendijks oproep aan collega-journalisten vaker in het openbaar stil te staan bij de beperkingen en onmogelijkheden van het vak.
Luyendijk windt er geen doekjes om en zijn polemiek leidt soms tot boude uitspraken. Soms gaat hij mij daarin te ver. Dat geldt met name voor zijn stelling dat berichtgeving vanuit dictaturen, waartoe je alle Arabische landen plus Iran moet rekenen, eigenlijk onmogelijk is. Nieuws dient te gaan over controleerbare feiten en dat controleren is in een dictatuur inderdaad een hachelijke zaak. Niet alleen omdat een vrije pers ontbreekt. Je stuit als journalist, in je speurtocht naar de feiten, zoals ook Luyendijk laat zien, op de angst van de burger voor de onderdrukking in zijn land. Bovendien ontbreken betrouwbare cijfers, statistieken of opinieonderzoeken en zit je met het dilemma hoe je bronnen te beschermen.
Op zich is dat natuurlijk geen nieuwe constatering, ook journalisten met hun werkterrein in andere dictaturen ( neem bijvoorbeeld de voormalige Sovjet-Unie of het huidige Rusland ) hebben daarmee te maken en schrijven erover. En omdat het lijstje dictaturen in deze wereld griezelig lang is, kan wellicht niet vaak genoeg uitgelegd worden wat de handicaps en beperkingen zijn. Zeker als je je realiseert hoe problematisch goede journalistiek al is in landen waar wél een vrije pers bestaat, en waar burgers zonder gevaar voor hun leven kunnen zeggen wat ze van iets vinden. Tot zover heeft Luyendijk gelijk.
Maar zelfs al is het onmogelijk om - bijvoorbeeld - te achterhalen hoeveel Palestijnen (of Egyptenaren etcetera) ervan overtuigd zijn dat de Israëlische inlichtingendienst Mossad (of 'de joden') achter de aanslag op de Twin Towers zat, het feit dat veel Arabieren daarvan overtuigd zijn, is belangwekkend genoeg om te melden en dient ook toegelicht worden. Precies hetzelfde geldt voor veel andere opinies en verschijnselen, waarvan Luyendijk overigens in zijn boek ruim melding maakt. Dat die taak niet simpel is, zal niemand ontkennen. Maar moet je het daarom laten? Ik denk van niet. Wel zou je de conclusie moeten trekken dat het zinloos is om correspondenten of verslaggevers naar een dictatoriaal geregeerd land te sturen, als die niet beschikken over grondige kennis van de taal, geschiedenis en cultuur.
'Het zijn net mensen' bevat een aantal zeer behartenswaardige observaties en is met kennis van zaken en humor geschreven. Wat dat betreft mag je hopen dat het gelezen zal worden door hoofdredacties en buitenlandredacteuren en vooral door iedereen die een kant-en-klare mening of oplossing heeft voor de conflicten in het Midden-Oosten.
Trouw, 01-07-2006
J. Luyendijk, Het zijn net mensen, Podium, 2006.
Het westerse beeld van - bijvoorbeeld - het Israëlisch-Palestijnse conflict wordt bepaald door 'de media', de televisie voorop. In de media-industrie lijken alle wetten en gewoontes samen te zweren tegen goede, genuanceerde berichtgeving. Joris Luyendijk zat er een paar jaar bovenop en schreef vervolgens een belangrijk boek.
Mensen die ergens echt iets van afweten of een gebeurtenis van nabij hebben meegemaakt, zijn zelden te spreken over de manier waarop dat verhaal op de televisie of in de krant komt. Daarbij doet het er niet toe of het gaat om een belangrijke medische vinding of om het verkeersongeluk om de hoek waar iemand getuige van was. 'Het zijn net mensen', van de arabist Joris Luyendijk', is een boek dat probeert uit te leggen hoe dat komt. Daarbij concentreert hij zich voornamelijk op gebeurtenissen in de Arabische wereld, zijn werkterrein tussen 1998 en 2003. Als correspondent voor de Volkskrant, NRC-Handelsblad en NOS Radio en TV werkte hij achtereenvolgens in Cairo, Beiroet en Oost-Jeruzalem.
'Het zijn net mensen' doet verslag van zijn bevindingen als beginnend journalist. Het is een buitengewoon leesbaar en interessant boek geworden, dat uitstijgt boven het doorsnee correspondentenboek. Het boek gaat namelijk veel verder dan de gebruikelijke bundeling van stukken of analyse van de politieke ontwikkelingen. Luyendijk probeert van binnenuit te laten zien wat er schort aan de berichtgeving en waar het misgaat in de beeldvorming.
Daarbij kijkt hij - en dat is zeer verfrissend - even kritisch naar zijn eigen verrichtingen als naar die van andere binnen- en buitenlandse media. De werkelijkheid in het Midden-Oosten, zo merkte Luyendijk, is aanzienlijk onoverzichtelijker en taaier dan zij door de media wordt gepresenteerd.
Het begint er natuurlijk al mee dat DE Arabische wereld niet bestaat, die wereld is een lappendeken van landen, culturen en dialecten, maar zo wordt er zelden over geschreven. Daar komt nog bij dat, zeker ná 11 september, de stereotypen over een strijd tussen islamitische fundamentalisten en het vrije Westen - bloeddorstige terroristen versus zionistische kruisvaarders - de berichtgeving nog verder vertekende.
Last but not least: de keuze van wat nieuws is, wordt in de westerse media gemaakt aan de hand van wat persbureaus en mediagiganten als CNN, BBC en de New York Times aanmerken als nieuws. Helaas, de journalisten die voor dit rondtrekkende mediacircus werken, zo ontdekte Luyendijk tot zijn ontzetting, spreken geen woord Arabisch en zijn lang niet altijd goed geïnformeerd. Daarnaast spelen natuurlijk ook gigantische politieke en financiële belangen een rol in de mediaoorlog - het woord oorlog is niet overdreven als het gaat om de beeldvorming in het Midden-Oosten.
'Het zijn net mensen' is een polemisch boek. Iedereen en alles krijgt een veeg uit de pan, de Arabische dictaturen net zo hard als de Israëlische of Amerikaanse democratieën, de sufheid van de Palestijnse propaganda en de Egyptische censuur net zo goed als de standaard quotes van talking heads op de buis of de bedenkers van complottheorieën in de Arabische koffiehuizen.
Maar het meest van al krijgen de media zelf ervan langs, de televisie voorop, vanwege hun bijna volmaakte onvermogen om waar dan ook behoorlijk over te berichten. Dat heeft er vaak mee te maken dat de omvang van een krantenstuk en zeker de duur van een Journaalbijdrage te gering is, om voldoende achtergrond, historie en nuance aan te brengen.
Dan zijn er de wetten van de nieuwsfabriek zelf, die ervoor zorgen dat veel verhalen niet of zelden het nieuws halen. Beeldvorming draait vaak letterlijk om beelden en die zijn, vaak nog meer dan woorden, manipuleerbaar. Luyendijk geeft daar aardige voorbeelden van. Geen beelden betekent op televisie per definitie geen verhaal. Een andere belemmering vormen de conventies van het vak: een correspondent moet niet te vaak zeggen dat hij iets niet weet, of niet kan weten, want daar wordt hij niet voor betaald, om maar een voorbeeld te geven.
Veel van Luyendijks voorbeelden die beschrijven hoe nieuws totstandkomt, komen uit zijn eigen en voor insiders herkenbare praktijk. Voor menige buitenstaander zullen het griezelige eye-openers zijn. Wat dat betreft deel ik Luyendijks oproep aan collega-journalisten vaker in het openbaar stil te staan bij de beperkingen en onmogelijkheden van het vak.
Luyendijk windt er geen doekjes om en zijn polemiek leidt soms tot boude uitspraken. Soms gaat hij mij daarin te ver. Dat geldt met name voor zijn stelling dat berichtgeving vanuit dictaturen, waartoe je alle Arabische landen plus Iran moet rekenen, eigenlijk onmogelijk is. Nieuws dient te gaan over controleerbare feiten en dat controleren is in een dictatuur inderdaad een hachelijke zaak. Niet alleen omdat een vrije pers ontbreekt. Je stuit als journalist, in je speurtocht naar de feiten, zoals ook Luyendijk laat zien, op de angst van de burger voor de onderdrukking in zijn land. Bovendien ontbreken betrouwbare cijfers, statistieken of opinieonderzoeken en zit je met het dilemma hoe je bronnen te beschermen.
Op zich is dat natuurlijk geen nieuwe constatering, ook journalisten met hun werkterrein in andere dictaturen ( neem bijvoorbeeld de voormalige Sovjet-Unie of het huidige Rusland ) hebben daarmee te maken en schrijven erover. En omdat het lijstje dictaturen in deze wereld griezelig lang is, kan wellicht niet vaak genoeg uitgelegd worden wat de handicaps en beperkingen zijn. Zeker als je je realiseert hoe problematisch goede journalistiek al is in landen waar wél een vrije pers bestaat, en waar burgers zonder gevaar voor hun leven kunnen zeggen wat ze van iets vinden. Tot zover heeft Luyendijk gelijk.
Maar zelfs al is het onmogelijk om - bijvoorbeeld - te achterhalen hoeveel Palestijnen (of Egyptenaren etcetera) ervan overtuigd zijn dat de Israëlische inlichtingendienst Mossad (of 'de joden') achter de aanslag op de Twin Towers zat, het feit dat veel Arabieren daarvan overtuigd zijn, is belangwekkend genoeg om te melden en dient ook toegelicht worden. Precies hetzelfde geldt voor veel andere opinies en verschijnselen, waarvan Luyendijk overigens in zijn boek ruim melding maakt. Dat die taak niet simpel is, zal niemand ontkennen. Maar moet je het daarom laten? Ik denk van niet. Wel zou je de conclusie moeten trekken dat het zinloos is om correspondenten of verslaggevers naar een dictatoriaal geregeerd land te sturen, als die niet beschikken over grondige kennis van de taal, geschiedenis en cultuur.
'Het zijn net mensen' bevat een aantal zeer behartenswaardige observaties en is met kennis van zaken en humor geschreven. Wat dat betreft mag je hopen dat het gelezen zal worden door hoofdredacties en buitenlandredacteuren en vooral door iedereen die een kant-en-klare mening of oplossing heeft voor de conflicten in het Midden-Oosten.
Trouw, 01-07-2006