PDA

Bekijk de volledige versie : Werken bij de politie: wie geen misbruik maakt, krijgt premie


Barst
29th June 2006, 01:29
Werken bij de politie: wie geen misbruik maakt, krijgt premie


Politieagenten die weinig ziek zijn geweest tijdens hun loopbaan en op het eind van hun carrière hun ,,opgespaarde ziektedagen'' zouden kunnen opnemen, krijgen straks een premie als ze dan niet doen. Ze krijgen die premie dan op het ogenblik dat ze met pensioen gaan; de premie kan oplopen tot 8.000 euro, volgens sommigen zelfs tot het dubbele voor een korpschef. De premie geldt voor wie met pensioen gaat vanaf juli 2007.


Dat is de kern van een protocolakkoord dat de minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, op 20 juni sloot met de meeste politievakbonden en met de top van de federale politie. Dat akkoord is een element van een ruimer geheel, de zogenaamde ,,her-evaluatie van het politiestatuut''.

De partijen die het akkoord sloten, zeggen maar zijdelings dat het ,,ook'' een middel is om het absenteïsme te bestrijden; ze spreken vooral van een eindeloopbaanpremie die past in de regeringspolitiek van ,,activering'': het aansporen van ouderen om langer aan het werk te blijven.

Dewael hoopt op die manier zelfs rekruteringsproblemen te vermijden, want agenten vinden om zieke of pseudo-zieke agenten te vervangen is geen sinecure en kost veel geld. Dit is dus als het ware een bezuiniging.

Niets aan de hand dus, zo lijkt het wel. Het klinkt heel positief. En het heeft ook zijn positieve kanten. Maar het valt niet te ontkennen dat het een beloning is voor wie geen gebruik maakt van iets dat geacht wordt een recht te zijn maar in feite een misbruik is.

Er is geen recht voor ambtenaren om op het eind van de loopbaan ,,de niet opgebruikte ziektedagen op te nemen''. In geen enkele wet, in geen enkel besluit, in geen enkele cao staat dat een ambtenaar, een leraar of een politieagent op het eind van zijn loopbaan recht heeft op dertig ,,ziektedagen'' per gewerkt jaar als hij die in zijn loopbaan niet wegens echte ziekte heeft moeten gebruiken.

Dat was ook nooit de bedoeling van de regeling waaruit dit misbruik is ontstaan. De oorsprong hiervan zit immers in een element uit het statuut van de ambtenaren dat we nu als zeer asociaal zouden moeten catalogeren. Vastbenoemde ambtenaren zijn helemaal niet zo vast benoemd als wel gedacht wordt. Ze worden genadeloos afgedankt (ambtshalve op pensioen gesteld) als ze te lang ziek zijn. En wat is te lang? Langer dan 30 dagen per gewerkt jaar.

Ben je twaalf jaar na je benoeming langer dan een jaar ziek, dan ga je eruit, in principe.

Toen die regel ingesteld werd, was die zeer sociaal, want in de privé-sector was toen nog haast niemand beschermd tegen afdanking bij ziekte. Het statuut van de privé-sector werd stelselmatig verbeterd; de overheid had zich daar voor haar personeel kunnen bij aansluiten, maar ze behield de bestaande regeling.

Zoals wel meer gebeurt in organisaties die bureaucratisch-formalistisch denken, werd die regel na een tijd omgedraaid. ,,Dus als ik een jaar in dienst ben, mag ik dertig dagen ziek zijn? En als ik een hele loopbaan voor de overheid heb gewerkt, en nooit ziek ben geweest, mag ik op het einde zowat 1.000 dagen ziek zijn?'' Het formalisme van de ambtenaren gebood daarop ja te antwoorden. En zo groeide het misbruik.

De overheid, die toch niet goed was in het controleren van zieke werknemers en toch niet durfde optreden tegen personeelsleden die toen nog vaak politiek benoemd waren of vakbondsbescherming genoten, ging de zaak zelfs sublimeren. Eigenlijk heb ik als werkgever zelfs voordeel bij zo'n interpretatie, dacht ze: het is de beste stimulans om mensen aan te sporen geen nodeloze ziektedagen te nemen in de loop van hun carrière (wat ik hen toch niet kan beletten). Het pseudo-vervroegd pensioen dat we op die manier toekennen, is ook een beloning voor de plichtsgetrouwe ambtenaar: voor de onderwijzer die niet ziek wíl zijn omdat zijn klas dan zonder leerkracht zit, bijvoorbeeld.

Als een privé-werkgever een regeling zou uitdokteren om gezonde personeelsleden een voordeel te bezorgen dat niet gegeven wordt aan personeelsleden met een zwakkere gezondheid, dan zou de overheid hem aan de muur spijkeren. Als de overheid zelf zo'n regeling uitwerkt, dan kraait er geen haan naar.

De jaren zestig en zeventig waren de topjaren voor deze praktijk. In het onderwijs had men toen zelfs een benaming voor de ziekte van de personeelsleden die hun ziektedagen aan het opnemen waren: ze leden aan pensionitis.

Jan Grauels, kabinetschef van de christen-democratische premiers in de jaren zeventig, was de eerste die er openlijk tegen ten strijde trok. Het lukte hem in een programmawet in te schrijven dat 60-plussers hoogstens twaalf maanden ziek mochten zijn, en dan ambtshalve op pensioen moesten. Later kwamen er nog meer beperkingen. De controles op de mensen met pensionitis werden strenger In de Vlaamse Gemeenschap werd het aantal dagen per jaar dienst verminderd van 30 naar 22. De praktijk is intussen aardig verminderd, onder meer ook omdat er andere middelen zijn om vervroegd met pensioen te gaan.

Maar in sommige korpsen zoals de politie, in sommige besturen, in sommige gemeenten en in sommige scholen en sommige schoolregio's (Limburg bijvoorbeeld) is de praktijk nog meer in zwang dan elders. Bij de politie is dit misbruik blijkbaar zo onuitroeibaar dat men er niet slaagt het te bestraffen of af te schaffen. Men kan alleen nog proberen het met compenserende voordelen weg te werken en meteen toe te dekken.


Guy Tegenbos is Wetstraatredacteur. Elke dag beantwoordt de redactie een actuele vraag.


DS, 28-06-2006